
ruud's utopische droombeeld aflevering 6
Als kind las ik dat je je om in Luilekkerland te komen, eerst door een berg van rijstebrij moest eten. Dat maakte Luilekkerland meteen een stuk minder aantrekkelijk. Ik was niet zo dol op rijstebrij. Het utopische droombeeld van Luilekkerland is ergens in de Middeleeuwen ontstaan, in de tijd dat er met enige regelmaat hongersnoden waren. Het is natuurlijk ook logisch dat mensen verlangen naar een situatie waarin datgene dat ze tekort komen in meer dan voldoende mate aanwezig is. Dat Luilekkerland in onze tijd zijn aantrekkingskracht verloren heeft, althans in het welvarende deel van de wereld, heeft natuurlijk alles te maken met het ontbreken van honger. Sterker nog; het grote probleem is niet meer een tekort aan voedsel, maar eerder een teveel. Nu we ons eindelijk tonnetje rond kunnen eten, is dun zijn ons hoogste ideaal; nou ja, slank zijn dan. Zo blijven we altijd verlangen naar wat we niet hebben.
Streven en bereiken
Dat betekent dat we, als we ons utopische droombeeld werkelijkheid hebben zien worden, vanzelf gaan verlangen naar iets anders; een nieuwe utopie gaan dromen. Als dat zo is, en ik geloof dat dat zo is, dan betekent dat, dat niet het bereiken van een utopie ons voldoening schenkt, maar wel het streven ernaar. Dat is ook meteen de zwakte van ideologieën; als ze werkelijkheid worden, verliezen ze meteen hun aantrekkelijkheid. Sterker nog; dan verandert die utopische droom vaak in een nachtmerrie.
Een rechtvaardige wereld
In mijn puberteit droomde ik van een rechtvaardige wereld; een wereld zonder honger en zonder oorlog. Daardoor had het idee van communisme een grote aantrekkingskracht op me. Ik zeg met nadruk dat het idee van communisme me aantrok, maar de zogenaamde verwezenlijking ervan in Rusland en China trok me absoluut niet aan.
Waar gehakt worden vallen spaanders
‘Nou, ik zit er niet mee dat er een paar miljoen doden gevallen zijn bij de Grote Sprong Voorwaarts. Waar gehakt wordt vallen spaanders. Voor de ware ideologie mogen er best wat offers vallen.’ Dat beweerde een zekere Allard in een blaadje dat in de jaren zeventig in Den Bosch uitgegeven werd. De essentie van die ideologie was juist de bevrijding van mensen uit het keurslijf van de vorige ideologie. Maar wat heb je er aan als je bevrijd wordt door een ideologie die je vervolgens opoffert ten bate van die ideologie? Dat vroeg ik me, in een schriftelijke reactie af. Ik had er natuurlijk niks van begrepen. De strijd voor het ware systeem was toch veel belangrijker dan de levens van een paar (miljoen) individuen. Dat was Allards reactie daar weer op. Daar heb ik maar niet meer op gereageerd. Wat ik me wel realiseerde, omdat ik Allards reactie absurd vond, was dat mensen voor mij altijd belangrijker zijn dan systemen. Een systeem hoort de mensen te dienen. Mensen horen niet aan het systeem opgeofferd te worden. Allard had daar een andere mening over en dat mag natuurlijk. Maar ik vraag me af of hij die mening ook zou hebben gehad als zijn broers en zussen, zijn ouders en grootouders, zijn lief en hijzelf voor dat prachtige systeem opgeofferd zouden moeten worden. Een systeem is een middel. Het welbevinden van mensen zou het doel moeten zijn. Als mensen opgeofferd worden aan het systeem, dan wordt het doel opgeofferd aan het middel. En dat klopt niet. Als je mensen opoffert aan het systeem, dan wordt het systeem, dat een middel zou moeten zijn ten gunste van mensen, gepromoveerd tot doel, ten koste van de mensen.
Ideeën belangrijker dan mensen?
Dat is iets dat me sowieso verbijstert. Elk systeem is een stelsel van ideeën dat door mensen is verzonnen. Hoe kan een idee dat een mens heeft verzonnen belangrijker zijn dan het bestaan van een mens? Per slot van rekening gaat het bestaan van mensen vooraf aan de ideeën van mensen. Als er geen mensen meer zouden bestaan, bestaan er ook geen ideeën meer, in ieder geval geen menselijke ideeën.
Koste wat kost?
Dankzij Allard werd ik me daar zeer bewust van. Waar ik me zeker bewust van werd, was dat ik ook mijn eigen idealen niet koste wat kost zou willen verwezenlijken. Als ik, in het streven naar een rechtvaardiger samenleving, ook maar één mens zou moeten opofferen, dan zou ik dat niet doen. Het bestaan van ieder mens is, wat mij betreft, belangrijker dan welk idee dan ook.
Legers zijn nodig omdat er legers zijn
Legers zijn nergens goed voor. Dat vond ik als puber een logische gedachte. Zonder legers immers geen oorlog. Dus als we wereldwijd alle legers afschaffen dan kan er ook geen oorlog meer zijn. Dat dat een naïeve gedachte was, geef ik grif toe. Maar met dat soort naïviteit is, wat mij betreft, niets mis. Zo’n naïeve gedachte is als een utopisch droombeeld; wellicht niet haalbaar in de nabije toekomst, maar dat was een wereld zonder honger in het Europa ten tijde van de middeleeuwen ook niet. Het vreemde van legers is dat ze nodig zijn omdat er legers zijn. En die legers zijn ooit ontstaan omdat groepen mensen met elkaar vochten om territoria, overigens al lang voordat er staten waren. Met andere woorden; legers zijn het gevolg van oorlogen tussen groepen mensen en niet de oorzaak ervan. Als we geen legers meer willen, zullen we de oorzaak weg moeten nemen en dat kan alleen door de verdraagzaamheid tussen groepen mensen te vergroten.
Mussen en stress
Ergens in Engeland staat een enorme kas waarin een aantal biotopen nagebouwd zijn. Door openstaande luikjes zijn huismussen die kas binnengevlogen en hebben daar hun habitat gevonden. Het opvallendste van die mussen is dat ze elkaar, binnen die kas, heel goed verdragen. Buiten de kas verdedigen ze hun territoria van enkele hectaren fel tegen andere mussen, maar binnen die kas zitten ze vreedzaam naast elkaar, twee meter van elkaar verwijderd, zonder dat er van enige animositeit sprake is. Dat heeft twee belangrijke oorzaken. Binnen die kas is er gemakkelijk genoeg voedsel te vinden voor al die mussen en roofvogels kunnen de kas niet in en bedreigen de mussen dus niet. De twee grootste stressfactoren die mussen buiten die kassen zo intolerant tegenover elkaar maken, zijn afwezig binnen die kassen.
Terug naar de grondslag van conflicten – honger
Als we de oorzaak van conflicten tussen mensen zouden willen wegnemen, dan moeten we manieren zien te vinden om de stressfactoren die ten grondslag liggen aan die conflicten, te verwijderen. Elke aantasting van bestaanszekerheid is een stressfactor die conflicten tussen mensen veroorzaakt. Een tekort aan voedsel is zo’n stressfactor. Hoewel het percentage mensen dat honger lijdt de afgelopen twee eeuwen drastisch is afgenomen, is het aantal mensen dat honger lijdt nog steeds gigantisch. Dat is simpel uit te leggen; Als er 3 miljard mensen zijn waarvan 1,5 miljard mensen regelmatig aan hongersnoden lijden dan is dat 50 procent van de wereldbevolking. Als er 6 miljard mensen zijn waarvan 1,5 miljard mensen regelmatig honger hebben, dan is dat ‘slechts’ 25 procent. Maar het aantal mensen dat honger lijdt is dan niet afgenomen. We zijn nu met meer dan 7 miljard mensen, waarvan nog steeds een miljard mensen regelmatig met honger geconfronteerd worden. Dat zou niet nodig moeten zijn omdat er wereldwijd genoeg voedsel wordt verbouwd om die ruim 7 miljard mensen te voeden. Heel erg veel kost het opheffen van honger niet. Voor ongeveer 60 miljard dollar per jaar kan de honger de wereld uitgeholpen worden. Dat is nog geen 10 procent van het geld dat alleen al de Verenigde Staten van Amerika jaarlijks uitgeeft aan wapens.
Voedsel of wapens?
Toch is het opheffen van honger, tot nu toe, een utopisch droombeeld. En dat terwijl het uit de wereld helpen van honger veel meer zou bijdragen aan het vermijden van conflicten tussen mensen dan het investeren in wapens.
Hardcore-kapitalisten
Luilekkerland hoeft voor niemand een utopie te zijn. Het is een droombeeld dat we, voor alle mensen die deze wereld op dit moment bevolken, waar kunnen maken. Het kost niet veel en levert veel op. Dan moet er wel iets veranderen. Dan moeten we af van het idee dat het bezitsrecht van bepaalde individuen boven het bestaansrecht van andere individuen staat. Dan moeten we af van het idee dat individuen zich aan het systeem moeten aanpassen, maar het systeem zien als een middel om de bestaanszekerheid van elk individu te waarborgen. Er zijn mensen die dat per se niet willen. Die zijn zo gehecht aan het economisch politieke systeem dat het individuele bezitsrecht boven alles stelt, dat ze het geen enkel probleem vinden om daar honderden miljoenen mensen voor op te offeren. Wat dat betreft zijn hardcore-kapitalisten net zo harteloos als Mao en Stalin.
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn Utopische Droombeeld-serie en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: