
ruud moors woorden, zinnen en verhalen aflevering 10
Gedichten
Als kind hield ik van gedichten, maar niet van die zware die bijna niet te tillen waren. Een gedicht moet licht zijn, vind ik, ook al is het donker. Mijn opa was een stille man, er kon geen glimlach af. Maar ook hij bleek ooit een gedicht te hebben geschreven toen hij met mijn oma vrijde. Om haar voor zich te winnen schreef hij het volgende gedicht dat ik tussen allerlei papieren van mijn moeder vond nadat ze was gestorven. Ik heb de taalfouten er uit gehaald, maar de spelling intact gelaten.
Jouw verjaardag lieve Liza,
Is voor mij de schoonsten dag.
Omdat ik nu, zooals bij je naamfeest
Je wederom feliciteren mag.
Ik zal niet in herhaling treden,
En met een enkel woord volstaan.
Want al wat ik je toe kan wenschen,
Heb ik den eersten keer reeds gedaan
Doch, indien het was als vroeger,
In die mooie riddertijden.
Dan kwam ik vanavond onder je raam
Je met een mooie serenade verblijden.
Dan zong ik met forsche stemme,
Lieve Liza, liefste mijn.
Wilt ge voor altijd, voor eeuwig,
Mijn aangebeden vrouwtje zijn?
Doch daar deze tijd voorbij is,
Heb ik maar bij mezelf gedacht.
Pierre je mag al blij zijn, dat je
Zoo’n serenade schrijven mag.
Want als ik nu zoo stond te schreeuwen
Dan dacht eenieder, dat is niet pluis.
k’ Geloof dat hij in zijn bol geraakt is,
Breng die vent naar ‘t gekkenhuis.
Dokter Hintzen zou dan zeggen
Bah, wat blert die kerel min.
Liza, ga eens gauw naar buiten,
Sla die vent de hersens in
Daaraan zie je, Lieve Liza
Alles verandert met den tijd
Alleen mijn innige trouwe liefde
Zal blijven tot in eeuwigheid
Wilsonbekwaam
Mijn oma werkte in die tijd als huishoudster/kokkin bij een arts, de in het gedicht genoemde Dokter Hintzen. Ze was al over de dertig toen opa met haar uit vrijen ging. In die tijd waren vrouwen nog wilsonbekwaam tot hun dertigste. Oma had wel eerder verkering gehad, maar had die verkeringen moeten onderbreken omdat haar oudste broer er geen toestemming voor gaf. Het geld dat ze als huishoudster verdiende moest ze aan hem afgeven en hij wilde blijkbaar dat goudmijntje niet kwijt. Maar toen opa op haar pad kwam was ze al over de dertig. ‘Nou heb je niks meer over me te zeggen, en deze geef ik niet op,’ zei ze toen broerlief haar ook de omgang met onze opa probeerde te verbieden. Gelukkig maar, anders was ik er nu niet geweest.
Gedichten en humor
Wat me nog het meest verbaasde was dat mijn opa humor bleek te hebben en net als ik van dichten hield. Maar niet van de zware kost, maar van het lichte genre, dat qua vorm nogal conservatief is. Een gedicht hoeft niet te rijmen, maar de meeste van mijn gedichten doen dat wel, net zoals mijn liedjes, die feitelijk gedichten zijn met melodietjes. Voor mij moet een gedicht zingen. En een gedicht mag humor hebben. Ik mag graag glimlachen om wat ik lees. Toch weet ik nooit zeker of iemand anders om een gedicht dat ik geschreven heb zal glimlachen of er überhaupt iets aan zal vinden.
AANZOEK
Als ik eetbaar was
zou je mij dan lusten?
En was ik een zacht matras
zou jij dan op me rusten?
En als ik een glijbaan was
zou jij dan op me glijden?
Of stel dat ik een paard zou zijn
zou jij me dan berijden?
Stel dat ik een abri was
zou jij dan in me wachten?
En als ik je minnaar was
zou jij dan naar me smachten?
Als ik mijn hart aan jou zou geven
zou jij dan van me houwen?
En stel dat ik het vragen zou
zou jij dan met me trouwen?
Melancholie
Wat ik de mooiste lichte gedichten vind, dat zijn die gedichten waarom je moet glimlachen om het trieste in het gedicht. Het volgende gedicht door een anonieme dichter, komt uit de bundel ‘ongerijmde rijmen’ en illustreert precies wat ik bedoel.
KLEIN DRAMA
Een overweg bij dikke mist,
Een auto met zijn mobilist,
Hij had zich eerst goed vergewist,
Toen reed hij met veel gas heen.
Geluidloos reed een dieseltrein,
Tezelfdertijd een heel stuk lijn.
Ze bleken er gelijk te zijn.
Van marmer was de grafsteen.
Ongerijmde rijmen
En nog een anoniem gedicht uit dezelfde bundel.
KWATRIJN VOOR KATRIJN
Er moet een potje thee gezet.
Ik moet de vetplant water geven.
Vanavond ga ik vroeg naar bed.
Ik heb een druk en lastig leven.
Pogingen
Natuurlijk heb ik geprobeerd of ik dat soort lichte gedichten met een melancholieke ondertoon kan schrijven. Ik heb er een paar voorgelezen aan mijn vrouw. Het volgende gedicht, een ode aan een ex-vriendin, kon ze wel waarderen.
Ooit was ze een vriendin,
Nu is ze slechts een vreemde.
Ooit voelde ze als thuis,
Totdat ze me ontheemde.
Nachtpoëzie
Als ik eenmaal bezig ben met dichten, kan ik soms niet meer stoppen. Dan verzin ik gedichtje na gedichtje, vooral als ik in bed lig en wil slapen. Soms laat ik die gedichten weer verdwijnen, maar soms sta ik op om ze op te schrijven. De volgende gedichtjes kwamen midden in de nacht. Ik ben er speciaal voor opgestaan om ze niet verloren te laten gaan.
1.
Ik geef geen pijp aan Maarten,
Ik ga geen hoekje om.
Als ik ooit ga vertrekken,
Ga ik met stille trom.
2.
Ik sloeg me op mijn duim,
En heb God aangeroepen.
Omdat hij met zijn drieën is,
Kunnen we nu gaan toepen.
3.
Ik was je glazen muiltje.
Ik zat je als gegoten.
Maar toen jij begon te stampen,
Heb jij me stuk gestoten.
4.
Ik sloot vandaag een rookgordijn,
Om mij achter te verschuilen,
Zodat ik daar alleen kon zijn,
Om eens flink uit te huilen.
5.
Een timmerman timmer ik zo in elkaar,
Maar wat een timmerman timmert, krijg ik niet voor elkaar.
6.
HAIKU
Vijf lettergrepen
En dan een zin van zeven
Dan weer een van vijf
Dat was het dan weer.
Tot de volgende keer.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: