Vragen
Hoe ontstaat een verhaal? Stel dat Piet thuiskomt en dat je vraagt: ‘Hee, Piet, waar ben je geweest?’ ‘Ik ben naar de winkel geweest,’ antwoordt Piet dan. ‘Wat heb je daar gedaan?’ vraag jij vervolgens. ‘Ik heb daar een fles melk gekocht.’ ‘Wat voor een melk?’ ‘Volle melk.’ ‘In een pak?’ ‘Nee, in een fles.’ In wat voor een winkel heb je die melk gekocht?’ “in een boekenwinkel natuurlijk, waar anders?’ ‘Hou me nou niet voor de gek, waar heb je die melk gekocht?’ ‘Bij de melkboer natuurlijk.’ ‘En hoe duur was die melk?’ ‘Zeg, kun je nou eindelijk eens ophouden met dat verhoor. Je doet net alsof ik een misdaad heb gepleegd of zo.’ ‘Oké.’

Vertellen
Piet gaat weg en even later komt Anna binnen. ‘Waar is Piet eigenlijk geweest vanochtend?’ vraagt ze. En dan vertel jij je verhaal: ‘Piet is naar de melkboer geweest en heeft daar een fles volle melk gekocht, maar hij wilde me niet vertellen hoe duur die melk was en hij probeerde me, in eerste instantie, ook wijs te maken dat hij die melk in een boekenwinkel had gekocht.’

Een verhaal
Het is natuurlijk een verhaal van niks, maar het is een verhaal.

Een aangekleed verhaal
Maar stel dat Anna een geboren vertelster is en Petra tegenkomt. ‘Is er nog wat gebeurd?’ vraagt Petra. ‘Luister,’ begint Anna, ‘vanmorgen ging Piet naar de melkboer, op zijn sloffen. Hij was gewoon vergeten zijn schoenen aan te trekken. Die man is ook zo daas soms. Hij was ook vergeten om een tasje mee te nemen, dus het enige waarmee hij mee terug kwam was een liter melk. Volle melk. En je weet dat ik helemaal niet van volle melk hou. Ik moet immers op mijn lijn letten. En waar zit die melk in; in een fles. Een kartonnen verpakking is veel handiger, maar meneer moest zo nodig een fles melk kopen. Ik bedoel, zo’n fles glijdt zo uit je handen en als ie dan op de vloer valt dan zit je met de brokken. En om aan te geven hoe daas hij eigenlijk wel niet is; weet je waar hij die melk in eerste instantie wou kopen? In een boekenwinkel! Het moet toch niet veel gekker worden, vind je niet? En wat hij er voor betaald heeft, geen idee, dat wou hij niet zeggen. Heeft hij natuurlijk weer hele dure melk gekocht en wil hij dat niet toegeven. Poeh, ik heb wat te stellen met die Piet van me. Mannen!’

Een verhaal in een verhaal
Stel nu dat iemand als Simon Carmiggelt dit gesprek zou hebben opgevangen. Dan had hij er wellicht een aanleiding in gevonden voor een kronkelachtige impressie. En dan was dit verhaal van niks een verhaal van iets geworden. Maar misschien zou zijn verhaal veel meer over de interactie tussen Anna en Petra gaan. Met een uitgebreide beschrijving van hun uiterlijk en houding en gelaatsuitdrukkingen, waarbij het verhaal dat Anna aan Petra vertelde een onderdeel zou worden van het verhaal dat Simon Carmiggelt over de interactie tussen twee dames op leeftijd zou schrijven. Dan wordt het verhaal van Piet een verhaal in een verhaal. Dan zou er een uitgebreide beschrijving volgen over hoe de dames, tijden dat gesprek, samen aan een tafeltje in een lunchroom van een gebakje met koffie en een likeurtje zaten te genieten.
Er is niets zo triviaal of het past wel in een verhaal.

Kiezen
Als je een verhaal wilt schrijven, maar je hebt geen idee hoe je moet beginnen, komt dat vaak niet omdat je niets te vertellen hebt, maar omdat je geen keus kunt maken. Er zijn zoveel dingen waar je over zou kunnen schrijven, dat dat leidt tot een enorme keuzestress. ‘Ik weet niks om over te schrijven!’ roep je dan vertwijfeld uit, maar feitelijk is dat onzin. Tijdens een schrijfcursus maakte een leraar dat duidelijk door degenen die met hun handen in het haar zaten en verklaarden toch echt niet te weten waarover ze in godsnaam moesten schrijven, de opdracht te geven naar hun duim te kijken en alles op te schrijven wat er, naar aanleiding van die duim in ze opkwam. In eerste instantie dachten ze dat ze zo uitgeschreven zouden zijn, maar tot hun eigen verbazing konden ze, nadat ze eenmaal over hun duim begonnen te schrijven, niet meer stoppen.

Het belang van het gewone
Als je over een groot onderwerp wilt schrijven dan zijn tientallen zaken belangrijk en moet je zien te achterhalen wat het belangrijkste is om mee te beginnen. Als je je beperkt tot een simpel gegeven, zoals je duim, dan heb je de vrijheid om alles wat in je opkomt te gebruiken. En wat het meest verbazingwekkende is, is dat je dan op zaken komt die je zelf verrassen en dat je het belang in gaat zien van het gewone.

De duim
Als ik mijn duim niet had, dan stonden mijn boventanden niet zo ver naar voren. Als ik mijn duim niet had, dan kon ik dingen niet zo gemakkelijk vastpakken. Naar aanleiding van het schrijven over mijn duim, zou ik op het idee kunnen komen om een verhaal te vertellen over een man die zonder duimen door het leven moet. Wat kan die man niet wat ik wel kan? Als hij zonder duimen geboren is dan staan misschien zijn ondertanden wel ver naar voren, omdat hij, noodgedwongen, op zijn vingers heeft gezogen. En wat doet het met je fantasie als je geen duim hebt? Hoe kan je dan iets uit je duim zuigen? Betekent dat dat een man zonder duimen ook een man zonder fantasie is?

De man zonder duimen
Ik heb ooit een man gekend die geen fantasie had. Hij kon er zich ook niks bij voorstellen. Ooit werd aan hem gevraagd om een zinnetje uit te spreken dat door iemand anders verzonnen was en  dat op video werd vastgelegd, vanwege het afscheid van een collega. Hij deed dat wel, maar niet zonder erbij te vermelden dat hij dat zinnetje moest zeggen, maar dat het niet echt waar was. Die man had wel duimen, maar hij zoog er nooit op.
In overdrachtelijke zin was dat een man zonder duimen.

On(be)grijpbaarheid
Hoe zou het zijn om een man zonder duimen te zijn. letterlijk of figuurlijk. Dingen niet te kunnen grijpen zoals iemand met duimen dat wel kan of dingen niet te kunnen begrijpen vanwege een onvermogen om, door een gebrek aan fantasie, onderscheid te maken tussen werkelijkheid en fantasie. Zo’n gegeven zou, in principe, genoeg moeten zijn voor een roman.

De man zonder fantasie
Mijn oom Pierre was creatief maar bezat niet veel fantasie. Hij fotografeerde en drukte foto’s ook zelf af en hij maakte films, onder andere een film over Maastricht. Zolang hij zich aan feiten kon houden of door middel van fotografie en film een verslag van de werkelijkheid kon maken, kon hij zijn creativiteit uitgebreid benutten. Maar aan fantasie ontbrak het hem volkomen.

Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?
Zijn gebrek om werkelijkheid en fantasie te onderscheiden werd in onze familie altijd geïllustreerd met de volgende anekdote. Op een kaartavond zaten mijn ooms en mijn vader samen te kaarten. Mijn oom Theo pakte de kaarten op die voor hem neer waren gelegd, keek er even naar en riep: ‘Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?!’ Mijn vader, altijd in voor een grapje, zei tegen mijn oom Pierre: ‘Pierre ga eens even buiten kijken wat Theo aan zijn fiets heeft hangen.’ ‘Mijn oom Pierre stond, zonder na te denken, op en liep naar buiten. Daar bleef hij even staan en toen kwam hij in verwarring terug. ‘Wat is er Pierre?’ vroeg mijn vader met een onschuldig gezicht. ‘Eh, ja, eh, maar Theo is toch met de auto?’ merkte oom Pierre op. Waarom iedereen daar onbedaarlijk om moest lachen, ontging hem volkomen.

Een verteller en een lezer
Toch kon mijn oom Pierre wel degelijk verhalen vertellen. Niet alleen in woorden, maar ook in beelden. En niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels, Duits en Frans. En van alle ooms die ik had was hij degene die het meeste las. Maar ik kan me niet herinneren dat daar veel romans tussen zaten.

Inspiratiebron
En hoewel mijn oom Pierre zelf geen fantasie had, zou ik hem kunnen gebruiken als inspiratie voor die man zonder duimen en mijn fantasie gebruiken om me in te denken hoe het moet zijn om iemand zonder duimen te zijn.

Misschien doe ik dat nog wel ooit.

Als eerbetoon aan mijn oom.