ruud moors woorden, zinnen en verhalen aflevering 19
Pielepatsj
Mijn ome Sjeng was nogal een aparte. Zelfs als hij op fluistertoon sprak rammelden de glazen op het dressoir. Buitenshuis en binnenshuis droeg hij altijd een pielepatsj, een alpinopet met een klein staartje in het midden. Het zou me niets verbaasd hebben als hij die pielepatsj zelfs in bed zou hebben gedragen, als mijn tante Corrie hem dat had toegestaan.
Staatsloten
Op de begrafenis van tante Corrie vertelde mijn broer een verhaal over mijn, inmiddels overleden, oom. Ooit had hij een staatslot gekocht en daar honderdduizend gulden op gewonnen. Van die honderdduizend gulden had hij vervolgens weer allemaal staatsloten gekocht waarop mijn tante Corrie flink kwaad was geworden. ‘Op al die staatsloten won hij natuurlijk niks,’ mopperde ze, ‘dus was hij al zijn geld kwijt.’ Mijn oom Sjeng had alleen maar zijn schouders opgehaald en wat schuchter gegrinnikt.
Noonk Sjeng
Hoe onwaarschijnlijk het verhaal ook was, ik nam aan dat het verhaal klopte. Het was nou typisch iets wat mijn oom Sjeng, in een opwelling, zou kunnen doen. Ik denk ook dat de essentie van het verhaal klopt, maar dat bepaalde details door de jaren heen zijn aangedikt.
Eindeloos winnen?
Honderdduizend gulden was de hoofdprijs van de staatsloterij in die dagen. Dus wat zou oom Sjeng denken te winnen bij het omzetten van die totale hoofdprijs in nieuwe loten? Nog een keer de hoofdprijs winnen? En dan? Daar ook weer nieuwe loten van kopen? En hoeveel loten leverden die honderdduizend gulden dan op? Een heel lot kostte 25 gulden. Dus kreeg je voor honderdduizend gulden wel vierduizend loten. Het is bijna ondoenlijk om te controleren of je op al die loten gewonnen hebt.
Honderdduizend
In dezelfde tijd wonnen een andere oom en tante honderdduizend gulden in de toto. Die kochten daar een huis van op de goudkust. Het zou kunnen dat mijn broer die honderdduizend heeft verward met het bedrag dat mijn oom op zijn staatslot gewonnen had. Ook al omdat je, als winnaar, die honderdduizend niet zomaar in contanten mee kreeg. En in welke winkel kon je voor honderdduizend gulden aan staatsloten kopen?
De essentie van het verhaal
Heeft mijn broer dat verhaal dan verzonnen? Nee, dat denk ik niet. Ik denk dat het verhaal in essentie klopt. Mijn oom Sjeng kocht een staatslot en won daar een flinke prijs op. Geen honderd gulden, want dan zou tante Corrie niet kwaad zijn geworden als hij daar vier loten voor had gekocht. Ook geen honderdduizend gulden, want zelfs mijn oom Sjeng zou zo’n bedrag niet totaal hebben omgezet in loten. Dat is zo extreem dat het aan het ongeloofwaardige grenst.
Straatjes
Maar stel dat hij duizend gulden had gewonnen. Dat was een bedrag waar je niet voor naar Den Haag hoefde om het op te halen, maar dat je gewoon in de winkel kon innen. Dus oom Sjeng ging naar de winkel waar hij zijn lot gekocht had en leverde het in. ‘Wil je die duizend gulden of wil je er nieuwe loten voor,’ vroeg de winkelier grappend. ‘Hoeveel loten krijg ik dan?’ vroeg oom Sjeng. Voor duizend gulden krijg je 40 loten, dus dat is veertig keer kans op de hoofdprijs, zeker als je er vier straatjes van maakt. Dan win je overigens altijd gegarandeerd op de eindcijfers,’ zei de winkelier die voelde dat hij beet had.
Verdampte loten
Duizend gulden was veel geld in de jaren zestig van de vorige eeuw. Daar moest oom Sjeng veel meer dan een maand voor in de fabriek werken. Tante Corrie kon die duizend gulden, die hij gewonnen had, goed gebruiken, dus toen hij met veertig staatsloten terugkwam in plaats van duizend gulden, was ze daar niet erg blij mee. En ja, hij won er wel wat kleine prijsjes mee, maar die loten ter waarde van duizend gulden leverden uiteindelijk niet meer op dan een paar tientjes.
Van het huis…
Natuurlijk weet ik niet zeker of mijn versie van het verhaal klopt. Of de winkelier oom Sjeng zo gek heeft gekregen om zijn prijs om te zetten in nieuwe loten, staat helemaal niet vast. Het lijkt me evenwel niet denkbeeldig. Van mijn grootvader is bekend dat hij, als hij het geld voor de eieren die hij aan de plaatselijke kroeg had geleverd, op ging halen, dat geld altijd weer opdronk. De eerste borrel kreeg hij ‘van het huis’, en als het nodig was de tweede ook. Dan had hij de smaak te pakken en bestelde nog een borrel en nog een borrel, zodat de rekening die hij opbouwde hoger was dan de rekening die hij kwam vereffenen. Daarom stuurde mijn grootmoeder het liefst een van haar kinderen naar de kroeg om het geld voor de eieren op te halen.
Onschuldig
Die verleidingstruc om te zorgen dat iemand die geld komt halen dat geld ook weer bij je uitgeeft, lijkt me niet onwaarschijnlijk in het geval van mijn oom Sjeng. Er zat geen enkel kwaad in die man. Ik denk dat hij helemaal niet doorhad dat die winkelier misbruik van hem probeerde te maken, zoals mijn grootvader dat wellicht ook niet doorhad als hij naar de kroeg ging met de bedoeling om een rekening voor geleverde eieren te vereffenen. Noch mijn grootvader noch mijn oom Sjeng zouden zelf in staat zijn geweest iemand, vanuit het eigenbelang, zo te manipuleren.
Laconiek
En ja, wat kun je dan anders dan je schouders ophalen als je, op deze manier, de duizend gulden die je gewonnen hebt, ook weer kwijt bent geraakt. In gedachten hoor ik oom Sjeng zeggen: ‘Het is toch niet alsof ik er voor gewerkt heb.’ Heeft ie dat echt gedacht? Geen idee. Maar als je een verhaal vertelt dan laat je dingen weg die er voor het verhaal toe doen en dan voeg je dingen toe die het verhaal waarachtiger maken. Dat gaat vanzelf. Anders wordt het geen verhaal, maar een droge opsomming van feitjes.
Samengevat
Mijn oom Sjeng won een prijs in de staatsloterij en kocht van die prijs weer nieuwe staatsloten waar hij vervolgens nauwelijks iets op won. Mijn tante Corrie was daar niet blij mee.
Eigenaardig
Dat is het feitelijke verhaal. Maar daar zit geen sjeu in. Als de prijs die hij gewonnen had extreem hoog was geweest dan wordt het een ongeloofwaardig verhaal, zelfs als die prijs klopt. Iemand die de hoofdprijs in de staatsloterij wint en daar vierduizend loten van koopt in de hoop nogmaals de hoofdprijs te winnen, moet wel een onwaarschijnlijk raar figuur zijn. Oom Sjeng was wel eigenaardig, maar zo eigenaardig was hij, naar mijn idee, nou ook weer niet.
De hoop
Maar duizend gulden winnen en daar veertig loten van kopen in de hoop dat je daarmee een nog hogere prijs wint, dat is zeker niet ongeloofwaardig. Een beetje onwaarschijnlijk misschien, maar wel degelijk denkbaar. Denk maar aan de manier waarop mensen in een casino het geld dat ze gewonnen hebben meestal ook weer verspelen in de hoop nog meer te winnen.
Waarschijnlijkheid
Maar misschien klopt het verhaal van mijn broer wel en mijn verhaal niet. Het vreemde van verhalen is dat een echt verhaal soms onwaarschijnlijker is dan een verzonnen verhaal. Desondanks acht ik mijn verhaal waarschijnlijker, ook al heb ik de feiten niet gecheckt.
Waarachtig
Een goed verhaal hoeft niet waar te zijn, als het maar waarachtig is.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: