ruud moors woorden, zinnen en verhalen aflevering 2
Woorden en waarheid
Ondanks de beperkingen die het communiceren in woorden met zich meebrengt, hou ik van het gebruik van woorden. Ik ben geen beelddenker, mijn denken gaat in woorden. De hele dag door communiceer ik met anderen en met mezelf in woorden. Zoekend naar de beste manieren om iets onder woorden te brengen. Om te zorgen dat ik dat zo goed mogelijk doe, probeer ik helder te krijgen wat woorden zijn, wat ze doen, hoe ik ze kan gebruiken om mijn denken duidelijk uit te kunnen drukken. Daarom benadruk ik voor mezelf de beperkingen die het communiceren in taal heeft. De waarheid is niet in woorden te vatten. Nog los van het feit dat het begrip ‘waarheid’ niet eenduidig te definiëren is. Door een belangrijk deel van de informatie weg te laten kan ik de waarheid spreken en tegelijkertijd de boel bedriegen. Waarheid is niet hetzelfde als werkelijkheid.
Een fractie van de werkelijkheid
Ik ben een man. Dat is de waarheid. Ik ben een mens. Dat is ook de waarheid. Ik ben een zoogdier. Ook dat is de waarheid. Ik ben een Europeaan. Een Nederlander. Een inwoner van de stad Utrecht. Ik ben ongeveer 1,86 meter lang. Dat is allemaal de waarheid. Dat ik een zoogdier ben en een mens en een man en een inwoner van de stad Utrecht en een echtgenoot en een vader en een broer is allemaal de waarheid en geen enkele waarheid spreekt een andere waarheid tegen. Dat komt omdat al die waarheden deel uitmaken van de werkelijkheid. De waarheid is niets anders dan een beeld van een fractie van de werkelijkheid.
Kijkrichting
Twee ridders kwamen samen op een driesprong en zagen beiden op die driesprong een schild hangen. De ene ridder beweerde dat het schild zwart was, maar de andere ridder beweerde, bij hoog en bij laag, dat het schild rood was. Beledigd omdat ze allebei dachten dat de ander hen niet serieus wenste te nemen, wilden ze elkaar net te lijf gaan toen er een derde ridder verscheen die van de derde kant op de driesprong afkwam. Allebei de ridders zochten een bevestiging van hun eigen gelijk door de nieuwkomer te vragen welke kleur het schild volgens hem had. ‘Dat is duidelijk,’ verklaarde die derde ridder, ‘De ene helft is zwart en de andere helft is rood.’ Omdat het schild gebogen was en allebei de ridders, die uit tegengestelde richting kwamen, slechts één kant van het schild hadden gezien, was hen ontgaan dat het schild gebogen was en dat ze dus allebei gelijk konden hebben.
De werkelijkheid
Allebei de ridders verkondigden hun eigen waarheid, gebaseerd op hun eigen waarneming, maar wat ze zich niet realiseerden was dat de werkelijkheid groter is dan de waarheid en dat geen enkele waarheid de werkelijkheid kan ‘vangen’.
Waarheid en werkelijkheid
De werkelijkheid is niet afhankelijk van de waarheid. De waarheid wel van de werkelijkheid. Zonder werkelijkheid is er geen waarheid, maar ook de leugen, het verzinsel en de fantasie maken deel uit van de werkelijkheid. De werkelijkheid onderwerpt zich niet aan de waarheid. De verhouding tussen waarheid en werkelijkheid is daardoor ingewikkeld.
Waarheid en fantasie
Als ik een verhaal vertel, dan kan ik in dat verhaal elementen gebruiken die waar zijn en die elementen samenvoegen met fantasie om op die manier een waarachtig geheel te krijgen dat volledig in overeenstemming is met de werkelijkheid en, als verhaal, ook zelf weer deel uit gaat maken van de werkelijkheid. In de provincie Groningen bestaat echt een plaatsje dat Gaarkeuken heet en daar woont echt een man die Cornelis Drijfhout heet. Ook bestaat er iemand die Teske de Zwerver heet, maar die woont niet echt in Gaarkeuken. Het onderstaande verhaal is voor een deel gebaseerd op waarheid, maar ik heb er ook wat fantasie aan toegevoegd.
Pikkedonker
In het plaatsje Gaarkeuken, dat in de provincie Groningen ligt, iets ten Zuiden van het Gehucht Grijpskerk, woont een zekere Cornelis Drijfhout met zijn gezin. Als zijn gezin op vakantie gaat, blijft Cornelis lekker thuis, doet de deur op slot, zet de bel af, doet alle gordijnen dicht en gaat lekker in het donker zitten lezen met muziek van The Beatles op de achtergrond. U vraagt zich natuurlijk af hoe Cornelis dat doet; in het donker zitten lezen. Ook ik vroeg mij dat af, toen ik er van hoorde. Hij zal wel een zaklamp aan hebben, of minstens een waxinelichtje boven zijn boek houden, dacht ik. Ik belde Cornelis op om het hem te vragen. ‘Lees je bij het licht van een zaklamp of een waxinelichtje of heb je zo’n klein leeslampje dat je aan je boek vastmaakt?’ vroeg ik hem. ‘Nee, nee, verzekerde Cornelis, ‘het liefst lees ik in het pikkedonker, da’s wel zo rustig.’ Hij houdt me voor de gek, dacht ik, en ik reisde af naar het plaatsje Gaarkeuken. Het gezin van Cornelis was op vakantie en toen ik bij hem aanbelde deed de bel het niet. De deur was op slot, de gordijnen waren dicht en, voor zover ik kon zien, was het binnen pikkedonker. Ik besloot om daarom maar even bij zijn buurvrouw, Teske de Zwerver, langs te gaan. Die beaamde dat Cornelis, als zijn familie op vakantie is, inderdaad geen licht aanheeft en dus in het pikkedonker zit. ‘of hij zit te lezen, weet ik natuurlijk niet,’ zei ze lachend, ‘maar helemaal denkbeeldig is dat niet want Cornelis Drijfhout is al vanaf zijn geboorte blind!’
Verzonnen waarheid
De informatie die op waarheid berust heb ik uit een stukje van ‘Bos en Bas kijken tv’ in Trouw waarin letterlijk stond dat Cornelis Drijfhout tijdens de vakantie van zijn gezin zich in zijn huis opsluit om in het donker te gaan zitten lezen en dan naar The Beatles luistert. Toen ik las dat hij in het donker las schoot ik in de lach, omdat me dat wel heel absurd leek, maar toen ik, op grond van die informatie een verhaaltje begon te schrijven, bedacht ik dat het natuurlijk wel kan als je niet met je ogen maar op de tast leest. Dus verzon ik dat Cornelis Drijfhout blind is. Als dat niet zo is, dan is de informatie die ik kreeg ongeloofwaardig. Zoals ik het verhaal nu vertel zou het kunnen kloppen. Het is een waarachtig verhaal. Een verhaal hoeft feitelijk niet te kloppen om waarachtig te zijn en omgekeerd is een verhaal dat louter uit feiten bestaat niet altijd een waarachtig verhaal.
Waarachtigheid
Ik hou van fictieve verhalen. Maar zo’n verhaal moet wel waarachtig zijn. Dat wil zeggen dat het verhaal in zichzelf moet kloppen. Er mogen de vreemdste dingen in een verhaal gebeuren, de eigenaardigste wezens in voorkomen en alles mag in een verzonnen omgeving plaatsvinden, als het maar een waarachtig verhaal is. Maar wat een verhaal waarachtig maakt en wat niet, dat is niet zo duidelijk te zeggen. Een vaardig verhalenverteller is in staat om je in de meest vreemde zaken te doen geloven, terwijl een minder vaardig verteller door de mand valt terwijl hij of zij nauwelijks van fantasie gebruikt maakt.
Onwaarschijnlijk
Zo las ik laatst een boek van Jan Terlouw over een politie-inspecteur die met pensioen was en een aantal jongeren ronselde om in een sekte te infiltreren. Jan Terlouw kan spannend schrijven, maar dit boek hing van de onwaarschijnlijkheden aan elkaar. Niet omdat het niet dicht bij de feitelijke wereld aansloot, maar juist daardoor. In een duidelijk fantasieverhaal kun je me doen geloven dat jongeren als detectives boeven vangen doordat ze per ongeluk met hun misdaden worden geconfronteerd. Maar dat een politie-inspecteur in ruste drie jongeren selecteert om te infiltreren in een sekte, waaronder zijn kleindochter, wetende dat daar risico’s aan verbonden zijn, dat is hoogst onwaarschijnlijk. Al was het maar om dat dat volslagen onethisch zou zijn. Als die sekte gevaarlijk zou zijn, dan lopen die jongeren gevaar en als die sekte niet gevaarlijk blijkt te zijn dan is die infiltratie nergens goed voor. Jan Terlouw kan prima schrijven en de meeste boeken die ik van hem heb gelezen zijn wel degelijk goed geschreven en geloofwaardig. Maar dit boek is dat absoluut niet.
Een belerend boek
Het is geen waarachtig boek. Waarschijnlijk komt dat omdat Jan Terlouw een belerend boek wilde schrijven waarin hij jongeren wil waarschuwen voor de gevaren van sektes. Dat waarschuwen zit het verhaal in de weg. Daarbij maakte hij de fout door de politie-inspecteur te belangrijk te maken voor zijn verhaal. Hij is de spil waar alles om draait. Voor jongeren werkt dat niet omdat ze zich niet met die politie-inspecteur kunnen identificeren en voor ouderen werkt het niet omdat die zich ergeren aan het onverantwoordelijke gedrag van die politie-inspecteur.
Geloven of verplaatsen
Een boek is waarachtig als je bereid bent om je in het verhaal te verplaatsen. Een verhaal waarin je niet kan geloven en je niet kan of wil verplaatsen, ervaar je niet als een waarachtig verhaal.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: