Het ontstaan van woorden
Als kind vroeg ik me vaak af hoe woorden waren ontstaan. Waarom noemen we een stoel een ‘stoel’? Wie heeft dat ooit verzonnen? Hoe komt die stoel eigenlijk aan zijn naam? En waarom zijn er zoveel verschillende talen? Waarom zegt niet iedereen ‘stoel’ tegen een stoel? Als geboren Maastrichtenaar gebruikte ik in mijn stadstaal het woord stool voor stoel. En daar waar in het Nederlands het meervoud stoelen werd gebruikt, zeiden wij ‘steul’.

Aajd Mestreechs
Een veter werd door ons rijstartel genoemd en een vaatdoekje unne sjotelsplak. Toen ik tegen mijn neefje zei dat zijn rijstartel los zat keek hij me verbaasd aan. Dat woord kende hij niet. Dat bleek ondertussen antiek Maastrichts te zijn geworden. Ook in Maastricht heet een veter tegenwoordig unne veter. Taal verandert.

Bedachte talen
Er is een aantal keren geprobeerd om een universele taal te ontwerpen. Esperanto is de meest bekende ontworpen taal, bedoeld om wereldwijd gebruikt te worden. Maar een verzonnen taal blijkt moeilijk invoerbaar. Blijkbaar is alleen een taal die natuurlijk geëvolueerd is in staat om prettig in het gebruik gevonden te worden.

Latijn als universele taal
Het Latijn is heel lang een universele taal geweest, althans binnen Europa. Daardoor kon Erasmus met Thomas Moore communiceren hoewel beiden van huis uit een andere taal spraken. Het was, heb ik de indruk, vooral een schrijftaal. Omdat Latijn zo lang de functie van overkoepelende taal heeft gehad, zijn er, in alle Europese talen, veel Latijnse woorden terug te vinden.

Karakterschrift
Waarom is het invoeren van een gemeenschappelijke wereldtaal zo moeilijk? Natuurlijk vervult Engels die functie min of meer, maar hoelang nog? In China is het Mandarijn de meest dominante taal, hoewel er tientallen andere talen gesproken worden. De enige gemeenschappelijke taal die China heeft, en die alle Chinese talen verbindt is het karakterschrift.

Leesbaar
Dat karakterschrift is weliswaar verzonnen, maar heeft zich ook ontwikkeld. Dat schrift wordt al meer dan vijfduizend jaar gebruikt, maar heeft in die tijd wel wat veranderingen ondergaan. In de vorige eeuw is dat schrift nog sterk vereenvoudigd en daardoor een stuk leesbaarder geworden.

Schrift als taal
Ik studeerde kalligrafie aan de kunstacademie in Den Bosch en schreef een proefschrift over het ontstaan van het schrift. Daarvoor las ik onder andere een boek over de geschiedenis van het Chinese schrift omdat kalligrafie in China als de hoogste kunstvorm wordt gezien. Ik ontdekte daardoor dat het Chinese schrift een taal op zichzelf is, waarbij elk karakter voor een bepaalde betekenis staat die, in de verschillende talen van China te lezen valt. Als een Mandarijn sprekende Chinees een stuk schrijft kan een Kantonees sprekende Chinees dat stuk in het Kantonees lezen, en omgekeerd.

Karakterschrift als universele taal
Dat karakterschrift is feitelijk een universele taal, bedacht ik. Als iedereen minstens zo’n tweeduizend tekens uit het hoofd zou leren, dan zouden mensen in elke taal met elkaar moeten kunnen communiceren met behulp van een notitieblokje. Het teken dat in het Chinees als ‘nu’ klinkt, lees ik als ‘vrouw’ en in het Engels leest dat als ‘woman’ terwijl een Franssprekend persoon het als ‘femme’ leest.

Haken en ogen
Natuurlijk zitten er wel haken en ogen aan het kunnen gebruiken van Chinese karakters als universele taal. Het is niet simpelweg zo dat het leren van de betekenis van karakters voldoende is. De structuur van het schrift is ook belangrijk. Maar in principe is het Chinese schrift wel degelijk een taal die universeel te gebruiken is.

Fluitende merels
Dat een schrift is uitgevonden is duidelijk. Maar is taal ook uitgevonden, dat is de vraag. Wie was de eerste mens die het eerste woord verzon? En welk woord was dat? Wanneer werden de klanken die mensen gebruikten om met elkaar te communiceren wezenlijk anders dan de klanken die andere dieren gebruiken om met elkaar te communiceren? Is het fluiten van een merel zonder genuanceerde betekenis of gebruiken ook merels woorden om boodschappen aan elkaar over te dragen? En als dat laatste waar is, waarom zingen vrouwelijke merels dan niet terwijl mannelijke merels dat uitbundig en zeer gevarieerd doen?

Klanken en communiceren
Het komt wel eens voor dat kinderen in volstrekte stilte opgroeien. Als hun ouders beiden doof zijn en zij zelf niet en ze maatschappelijk geïsoleerd opgroeien, bijvoorbeeld. Het blijkt dat ze dan onderling wel degelijk een taal ontwikkelen om elkaar dingen duidelijk te maken. Dus blijkbaar zit het gebruik van klanken om met elkaar te communiceren in ons DNA ingebakken. Wanneer de mens voor het eerst is gaan spreken is volstrekt onduidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat toen dat vermogen eenmaal ontstaan was, het ontwikkelen van taal een gegeven was.

Right ho
Niet alle Engels klinkt hetzelfde. In Amerika of Australië klinkt het Engels anders dan in Groot-Brittannië. Londenaren spreken een ander soort Engels dan mensen uit Liverpool. De onderklasse spreekt een ander soort Engels dan de elite. Een Texaan spreekt een ander soort Engels dan een New Yorker, Het Engels van een Canadees klinkt totaal anders dan het Engels van een Australiër.

Taal in ontwikkeling
Dat is ook met het Nederlands zo. Een Hagenees praat een ander soort Nederlands dan een Amsterdammer of een echte Utrechter. Dat komt omdat taal altijd in ontwikkeling blijft. Daardoor ontstaan er nieuwe woorden en uitdrukkingen en verandert de taal. Als in een bepaalde groep het woord stoel wordt veranderd in het woord ‘zitter’ en dat woord blijkt succesvol dan verandert de benaming van een stoel, terwijl die stoel, als ding, natuurlijk gewoon hetzelfde blijft.

Het stropen van tafels
Waarom een stoel een ‘stoel’ heet weet ik nog steeds niet. Het had net zo goed een andere naam kunnen hebben. Als we een stoel een ‘olifant’ zouden noemen en een olifant een ‘tafel’ en een tafel een ‘stoel’ dan zouden we spreken over het probleem van het stropen van tafels dat we nodig eens moeten bespreken terwijl we op een olifant om de stoel gaan plaatsnemen.

Ik besta, want er is een woord voor me
Ik denk dat het gegeven dat bepaalde woorden bepaalde betekenissen hebben gekregen vrij arbitrair is ontstaan. En hoewel het in eerste instantie zo zal zijn geweest dat woorden vooral werden gebruikt om dingen te benoemen, zal het niet lang hebben geduurd of er werden woorden verzonnen om zaken te benoemen die feitelijk niet bestaan maar pas ontstaan als er woorden voor verzonnen worden.

Ziel is een woord
Het benoemen van ‘gevoelens’ bijvoorbeeld. Want wat is ‘verdriet’? Het is geen ding. Je kunt het niet vastpakken. Het heeft geen eenduidige betekenis. Dat geldt ook voor een woord als ‘geluk’ of voor het woord ‘gevoelens’ zelf. En wat te denken van een woord als ‘ziel’. Pas als je er een naam aan geeft kun je het hebben over een ziel als iets dat daadwerkelijk bestaat. Maar stel je eens voor dat dat woord niet bestond en er geen enkel woord zou bestaan dat als equivalent voor ‘ziel’ zou kunnen gelden, dan zouden we van dat hele begrip geen weet hebben.

Een naam voor een verschil
Een ‘ziel’ is immers geen ding. Het is een idee. Dat idee is ontstaan vanuit het idee dat een mens (of ander wezen) meer is dan een lichaam. Wellicht doordat mensen er achter kwamen dat een levend mens een ander soort lichaam is dan een dood mens. Wat maakt het verschil? Als er een naam verzonnen wordt voor dat verschil dan lijkt het alsof dat verschil daarmee verklaard wordt. Een dood lichaam is een lichaam zonder ziel, een levend lichaam is een lichaam met ziel. Door het verschil tussen een dood lichaam en een levend lichaam een naam te geven ontstaat het idee ‘ziel’. Vervolgens vroegen mensen zich af waar die ‘ziel’ dan blijft als je dood bent.

Taal schept dingen
Het eigenaardige van taal is dat iets wat benoemd wordt door ons als een ding wordt gezien, terwijl het vaak om een idee gaat. Door te benoemen scheppen we dingen die er helemaal niet zijn en doen vervolgens of het om daadwerkelijke dingen gaat. Maar een ziel is niet hetzelfde als een lichaam of een stoel.

Taal maakt werkelijkheid
En misschien ben ik daar nog het meest verbaasd over; dat we ideeën een naam geven en ze dan als dingen gaan beschouwen, waardoor we een werkelijkheid verzinnen die niet op dingen maar op ideeën is gebaseerd. Als wij verzinnen dat er zoiets bestaat als een ‘ziel’ dan wordt die ‘ziel’ deel van de werkelijkheid. Niet omdat die ‘ziel’ feitelijk bestaat, maar omdat alles wat we verzinnen, of we ons daar nou van bewust zijn of niet, vanzelf deel gaat uitmaken van de werkelijkheid.

Er is namelijk niets dat geen deel van de werkelijkheid is.

Zelfs niets niet.