Met wie identificeer je je?

Inrichtingen
Ik werkte op Kempenhaeghe op een verblijfsafdeling waar onder andere een jonge vrouw van 23 verbleef. Er was een feest, maar de directeur had besloten dat zij daar niet heen mocht omdat ze het jaar daarvoor met een jongen van een andere inrichting het bos in was gegaan (om daar even ongestoord samen te kunnen zijn). Die andere inrichting hoorde onder dezelfde koepel, maar daar verbleven alleen mannen, terwijl op Kempenhaeghe alleen vrouwen verbleven.

Solidariteit
Iedereen ging naar dat feest, dus zij was de enige die, samen met mij, op de afdeling moest blijven. Het was de bedoeling dat ik haar ervan zou weerhouden weg te gaan, alleen, daar had ik geen zin in. Een vrouw van 23 moet je niet zo behandelen, vond ik. Ze baalde als een stekker: ‘Ik ga toch naar dat feest,’ zei ze, ‘die kerel kan me wat.’ ‘Tja,’ zei ik, ‘De deur is open en ik ga je niet tegenhouden, want ik ben het met je eens. Ik wil wel dat je weet dat ik wellicht moeilijkheden zal krijgen als je gaat. Maar de deur is open en ik hou je niet tegen. Ik vind het ook belachelijk dat je niet weg zou mogen.’ Ze besloot te blijven. Ze wilde mij geen moeilijkheden bezorgen en omdat ik niet tegen haar in ging, en dus solidair met haar was, was ze dat ook met mij.

Directiespreekbuis
Als ik me geïdentificeerd had met de directeur, en me als diens spreekbuis had gedragen, hadden we, hoogstwaarschijnlijk een heel vervelende avond gehad en was de kans niet denkbeeldig geweest dat, als ik even niet had opgelet, ze er van door was gegaan.

Recht op twee slaapkamers
Op televisie zag ik een programma over het huisvestingsbureau van Amsterdam. Er werd een oudere dame gefilmd die kwam klagen omdat ze een huis met slechts één slaapkamer toegewezen had gekregen, terwijl ze recht had op twee. ‘Waar moet mijn zoon anders slapen als hij op bezoek komt?’ stelde ze onder andere.

Onredelijk
Degene die haar te woord stond zei: ‘Ja maar u moet ook ons standpunt begrijpen. Dit is wat we u kunnen aanbieden Er zijn geen huizen vrij met twee slaapkamers.’ ‘Ja, maar,’ zei die vrouw ‘ik heb er recht op, en ik accepteer dit niet!’ Binnen twee minuten stonden twee kemphanen tegenover elkaar die allebei duidelijk vonden dat de ander onredelijk was en niet wilde luisteren. Toen de vrouw uiteindelijk afdroop, liep degene die aan de balie stond huilend naar achteren en  deed haar verhaal, waarop ze de verzekering kreeg dat zij hier helemaal geen schuld had omdat sommige mensen nou eenmaal onredelijk zijn.

Welke kant kies je?
Maar de escalatie was wel degelijk te wijten aan het standpunt dat de baliemedewerkster ingenomen had, vond ik. In plaats van aan de kant van de cliënt te gaan staan, had zij de kant van het huisvestingsbureau, waar zij werkzaam was, gekozen. Wat was er bijvoorbeeld gebeurd als zij gezegd had: ‘Mevrouw u heeft groot gelijk. Volgens alle regels hebt u inderdaad recht op een driekamerwoning en het is schandalig dat wij u alleen maar een tweekamerwoning kunnen aanbieden!’ Dan was ze aan de kant van die vrouw gaan staan en niet aan de kant van haar werkgever. Dan had die vrouw zich in ieder geval gehoord gevoeld en dan was de confrontatie tussen die vrouw en haar nooit zo uit de hand gelopen.

Voor wie werk je eigenlijk?
Voor wie ben je er als ambtenaar, als winkelbediende, als politie-agent, als wethouder, als minister, als premier? Veel te vaak worden de (vermeende) belangen van het instituut waar men voor werkt als uitgangspunt genomen. Maar hoe terecht is dat?

Solidariteit op de juiste plek
Ik werkte niet als verpleegkundige omdat ik de directeur van de instelling wilde plezieren, maar omdat ik er voor de patiënten wilde zijn. Dat was de reden waarom ik de verpleging in was gegaan. Dat is, denk ik, bij veel mensen zo; je gaat ergens werken omdat je iets voor anderen wilt betekenen. Waar je voor op moet passen is dat je je solidariteit met de mensen waar je iets voor wilt betekenen niet inruilt voor de solidariteit met het instituut waar je voor werkt.

Instituten
Dat is in de gezondheidszorg een probleem, dat is bij huisvesting een probleem, dat is overal een probleem waar je deel moet gaan uitmaken van een instituut om je werk te kunnen doen.

De sluipende corruptie
Als je je solidariteit met de mensen waar je voor zou moeten werken inruilt voor solidariteit voor het instituut waar je deel van uitmaakt, laat je je, in meer of mindere mate, corrumperen.

Collega of doelgroep, wie gaat voor?
Dat is een valkuil waar je, begrijpelijkerwijs, gemakkelijk in kunt vallen. Het is logisch om je solidair op te stellen ten opzichte van je collega’s, die dat dan ook weer ten opzichte van jou doen, maar dan kan dat je solidariteit met je doelgroep aardig in de weg zitten.

De basisprincipes
Moraal heeft altijd met verbinding te maken, denk ik. Met hoe je je verbindt. Ik denk dat het daarbij vooral draait om je eigen houding. Als je een wereld wilt waar betrouwbaarheid, welwillendheid en rechtvaardigheid centraal staan dan dien je te beginnen met betrouwbaar, welwillend en rechtvaardig te zijn. Dan wordt de wereld vanzelf ietsje betrouwbaarder, welwillender en rechtvaardiger. Zodra je denkt anderen te moeten onderwerpen aan een ideologie gaat de moraal eraan. Dan beschouw je anderen als ondergeschikt aan datgene dat je zelf hoog acht en dat deugt niet.

Menselijke verhoudingen
Het moeilijke bij instituties is dat instituties geen moraal hebben, en door de aard van hun bestaan ook geen moraal kunnen hebben. Mensen hebben een moraal of een gebrek eraan. Instituties zijn geen personen, ook al worden ze wel als ‘rechtspersonen’ gezien. Daarom moet het instituut niet als de norm gezien worden. Een instituut verhoudt zich niet tot mensen zoals mensen zich tot mensen verhouden. En, naar mijn idee dienen de menselijke verhoudingen de norm te zijn.

Gebrek aan moraal
De belastingdienst, bijvoorbeeld, heeft geen moraal. De mensen die voor de belastingdienst werken hebben een moraal, of eventueel een gebrek aan moraal. Als mensen voor de belastingdienst werken en, door de cultuur daar, gedwongen worden om dingen te doen die niet deugen (volgens de wet en/of volgens het eigen geweten) dan corrumpeert die dienst de mensen die bij die dienst in dienst zijn. Dat zou niet normaal moeten zijn, maar is dat helaas vaak wel.

De mens centraal
Maar als we dat niet als normaal wensen te beschouwen dan dienen we de interactie tussen mensen (weer) centraal te stellen. Daar moet het instituut waar we werken zich maar aan aanpassen. Maar of dat kan en hoe dat moet, daar heb ik niet zo een twee drie een antwoord op.