Woorden en zinnen
Woorden vormen zinnen. Dat is een waarheid als een koe. Maar kan één woord ook een zin vormen? Stop! Is dat een woord of is dat een zin? Tja… Als één woord een zin kan zijn, dan is een zin dus een reeks woorden van één of meer. Hoe lang de kortste zin is, is dan wel vast te stellen. Die kortste zin is immers één woord lang, maar wat is de langst mogelijke zin? In theorie is het, denk ik, mogelijk om een zin te maken die nooit ophoudt, die maar door en door gaat, waar letterlijk geen einde aan komt, omdat zinsdeel na zinsdeel na zinsdeel wordt toegevoegd, zonder dat er een onderbreking plaatsvindt en, ook als dat best zou kunnen, geen punt achter de zin gezet wordt waardoor die zin, met behulp van komma’s, maar doorgaat en doorgaat tot in het oneindige…

De zin van de oneindige zin
Een oneindige zin bestaat alleen in theorie omdat alleen een zin die nooit ophoudt geschreven te worden, daadwerkelijk oneindig kan zijn. Dan zou ik, bijvoorbeeld, een zin moeten beginnen en mijn hele leven doorschrijven aan die zin om vervolgens, vlak voordat ik sterf, die taak door te geven aan een opvolger, die dan, uiteraard, weer zijn of haar hele leven spendeert aan het verder schrijven van die zin. De kans dat zo’n zin dan ooit in zijn geheel gelezen zal worden is nul komma nul. Vandaar dat het geen zin zou hebben zo’n oneindige zin te schrijven. Nog los van het feit dat een zin best lang mag zijn, maar niet zo lang dat hij onleesbaar wordt.

Lang wekt suggestie
Sommige mensen die anderen willen imponeren schrijven precies om die reden hele lange zinnen. Dat die zinnen onleesbaar zijn lijkt dan juist de bedoeling. Degenen die zo’n onleesbare zin proberen te begrijpen, maar daar niet in slagen, denken vaak, geheel ten onrechte, dat dat komt omdat de gedachte achter zo’n zin wel heel diep moet zijn. Die suggestie van diepzinnigheid is precies de bedoeling van die lange zinnenschrijver, omdat hij op die manier probeert te verbloemen dat hij weinig zinnigs te vertellen heeft.

Kort!
Dat woorden zinnen vormen ligt voor de hand. Hoe ze dat doen is interessant. Neem de kortst mogelijke zin, een zin van één woord, bijvoorbeeld het woord ‘ja’, dat ook een zin kan zijn. Misschien wel de kortste zin die er mogelijk is. Ja? Hier heb ik van dat woord een vragende zin gemaakt, maar die vragende zin kan bevestigd worden door hetzelfde woord met een uitroepteken. Ja! Als ik die twee zinnen achter elkaar zet dan is de tweede zin een reactie op de eerste zin.

Ja?
Ja!

Ja ja
Als ik zeg dat dat een gedicht is, dan is dat een gedicht. Als ik zeg dat dat een deel van een conversatie is, dan is dat een deel van een conversatie. Als ik zeg dat het allebei is, dan is het allebei. In gedachten hoor ik de lezer nu denken: ‘Ja ja’. Door het verdubbelen van het woordje ‘ja’ krijgt die verdubbeling een andere betekenis dan het enkele ‘ja’. Dat is met meer woorden zo.

Verdubbelingen
Nou nou.
Poeh poeh.
Foei foei.
Nee nee.
Kom kom.
Zo zo.

Dat soort verdubbelingen heeft iets dichterlijks, vind ik.

Gerijmel
Als kind mocht ik graag rijmpjes maken. Sinterklaasgedichten waren voor mij geen straf, maar een gelegenheid om mensen mijn dichtkunst te laten lezen. Die gedichten schudde ik met gemak uit mijn mouw. Dat vermogen heb ik nog. Niet dat mijn gedichten tot de kunst met een grote K behoren, maar ik heb veel plezier in gerijmel. Spelen met taal is sowieso een genoegen.

Betekenisverschuiving
Vannacht lag ik, in mijn bed, na te denken over het gegeven dat verschillende zinnen uit precies dezelfde woorden kunnen bestaan, terwijl het wel degelijk om zinnen met verschillende betekenissen gaat. Soms omdat de zin de ene keer om een vaststelling gaat en de andere keer om een vraag, maar soms ook omdat, door de volgorde van de woorden, de betekenis van de zin verandert. Kijk maar.

Meer mensen zijn er niet.
Mensen zijn er niet meer.
Zijn mensen er niet meer?
Zijn er niet meer mensen?
Er zijn meer mensen niet.

De eerste zin stelt dat er niet meer mensen zijn dan er zijn.
De tweede zin stelt dat er mensen waren maar dat die er niet meer zijn.
De derde zin vraagt zich af of er geen mensen meer zijn.
De vierde zin vraagt zich of waarom er maar ze weinig mensen zijn.
De vijfde zin stelt dat er mensen hadden moeten zijn die verstek hebben laten gaan.

Volgorde bepaalt betekenis
Al die zinnen bestaan uit precies dezelfde woorden, maar door de volgorde waarin ze in de zin voorkomen is de betekenis van die optelsom van vijf woorden in elke zin anders.

Vis in de kom
In mijn hoofd probeerde ik allerlei zinnen uit die van betekenis veranderen door de volgorde van de woorden in de zin te veranderen. Zo ploepte het zinnetje ‘vis in de kom’ in mijn hoofd op.

Vis in de kom.
Kom in de vis.
In de kom, vis!
De kom in vis!

Vis, vogel en gedicht
Volgens mij zijn er niet meer variaties. Hoewel sommige zinnen, in eerste instantie, vreemd lijken, kunnen ze, in een bepaalde context, allemaal voorkomen. Denk bij de tweede zin maar aan Pinokkio of Jonah in de Walvis. Toen ik eenmaal ‘vis in de kom’ in mijn hoofd had, kon ik het niet laten om te kijken of ik er een gedicht uit kon laten ontstaan. De tweede dichtregel die in mijn hoofd ploepte was ‘vogel in de kooi’. Daarna was het even stil in mijn hoofd terwijl mijn hersenen zochten naar woorden die op kom of kooi rijmden. En ineens kwamen er nog twee zinnen uit het luchtledige (of waar de zinnen in mijn hoofd ook vandaan komen) en had ik een ‘gedicht’.

Vis in de kom
vogel in de kooi
man in het pak
gezicht in de plooi

Schuiven
Wel vroeg ik me vrijwel meteen af of ik de laatste twee zinnen niet beter vooraan had kunnen plaatsen.

Man in het pak
gezicht in de plooi
vis in de kom
vogel in de kooi

De smaak van woorden
Zoals de volgorde van woorden de betekenis van zinnen kan bepalen, zo kan de volgorde van zinnen de betekenis van een gedicht veranderen. Misschien moet ik beide versies van het laatste gedicht samenvoegen en kijken wat dat doet. Zoals de herhaling van dezelfde woorden een andere smaak aan die woorden kan geven, zo is dat wellicht ook zo bij dit gedicht.

Man in het pak
gezicht in de plooi
vis in de kom
vogel in de kooi

Vis in de kom
vogel in de kooi
man in het pak
gezicht in de plooi

Denken in bed
Ook ontstond er, terwijl ik in het donker in bed lag, een heel lang gedicht in mijn hoofd, maar toen het gedicht af was, was ik het begin alweer vergeten. Ook dat gebeurt soms als ik in bed lig te spelen met taal, dat ik mezelf een prachtig verhaal vertel, of in mijn hoofd een gedicht construeer of een briljante gedachte voor een essay heb, maar te moe ben om uit bed te stappen en er een aantekening van te maken. De dag erop ben ik vaak weer vergeten wat ik had bedacht. Als ik geluk heb vind ik die gedachte soms wel terug, maar vaak ook niet. Wat ik wel weet is dat ik er in ieder geval zelf van heb genoten.

Niet elke gedachte valt te delen.