‘Wat een mooie man’, dacht ze bij zichzelf. Ze keek zijn richting uit en glimlachte toen hij haar kant opkeek. Hij kwam naar haar toe. ‘Wil je wat van me drinken’, vroeg hij. ‘Graag’, zei zij en hield haar hoofd een beetje schuin terwijl ze haar liefste glimlach tevoorschijn toverde. ‘Ik ben Jan van Dieren’, zei hij, ‘mag ik weten hoe jij heet?’ ‘Eh, mijn naam is Sofie’, zei ze. ‘Heb je ook nog een achternaam?’, vroeg hij. ‘Als je met me zou trouwen zou ik ook van Dieren heten’, flapte ze eruit. ‘Oeps, daar gaat mijn kans’, dacht ze. Hij keek haar geamuseerd aan en zei: ‘Zullen we dan maar?’

Zo snel was het gegaan. Binnen drie dagen waren ze getrouwd. Ze voelde zich in de zevende hemel totdat ze erachter kwam dat hij zeeman was en over een week weer naar zee zou gaan. ‘Hoelang blijf je weg?’ vroeg ze. ‘Tja’, zei hij, ‘we varen helemaal naar de Oost en dan weer terug. Ik denk dat ik wel een jaar of langer weg ben’. ‘En moet ik dan op je wachten?’, vroeg ze met gefronste wenkbrauwen. ‘We zijn getrouwd’, antwoordde hij, ‘dus dat is wel de bedoeling ja.’ Dat hij in verschillende plaatsen in de wereld met verschillende vrouwen getrouwd was, vertelde hij er niet bij.

Hij trouwde gemakkelijk. Als je met een vrouw trouwde ging ze meteen met je naar bed, was zijn ervaring. En daar was het hem om te doen. Daarbij vond hij het wel een prettige gedachte dat er op verschillende plaatsen in de wereld vrouwen op hem wachtten, zodat hij overal waar zijn schip aanmeerde gemakkelijk een vrouw tot zijn beschikking had. Voordat het vervelend werd was hij al weer weg, op weg naar zijn volgende echtgenote. Wat hem soms wel verbaasde was hoe gewillig zijn vrouwen vaak op hem wachtten. En hoe blij ze waren als hij weer langskwam, na maanden of soms jaren varen.

Veel vrouwen konden zijn charmes niet weerstaan. Het was een mooie man. En dat niet alleen, hij zei ook precies de goede dingen. En hij was een bijzonder attente en goede minnaar. Dat alles bij elkaar verklaarde waarom zijn vrouwen zijn langdurige afwezigheid accepteerden en hem, als hij weer terug was, vrijwel altijd enthousiast begroetten, blij dat ze hem, ook al was het maar voor een paar dagen of hooguit een paar weken, weer even voor zichzelf hadden.

Sofie kwam er na iets meer dan twee maanden achter dat ze zwanger was. Jan had haar weliswaar een klein bedrag gegeven, maar daar kon ze niet lang van leven. Ze had zich nooit zo druk gemaakt om de dag van morgen, maar nu ze zwanger was begon ze zich wel af te vragen hoe het nu verder moest. Ze besloot terug naar haar ouderlijk huis te gaan en de hulp van haar vader en haar oudste zus in te roepen.

‘Je bent met een zeeman getrouwd vlak voordat hij weer terug naar zee ging?’, reageerde haar zus verbijsterd. ‘Hoelang kende je hem?’ Nog niet zo heel erg lang’, gaf Sofie schoorvoetend toe. ‘En wat is niet zo heel erg lang?’, vroeg haar zus streng. ‘We kenden elkaar drie dagen toen we trouwden’, antwoordde Sofie zachtjes. ‘Drie dagen?’, riepen haar vader en zus tegelijkertijd. ‘Eh, ja, maar het was liefde op het eerste gezicht’, probeerde Sofie nog.

‘Liefde op het eerste gezicht. Poeh. Ben je wel helemaal goed wijs?’, sprak haar zus afkeurend. ‘En nou ben je zwanger?’, vroeg haar vader met een verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht. ‘Tja, dat krijg je als je getrouwd bent’, meende Sofie. ‘En nu?’, vroeg haar zus. ‘Ik dacht dat ik misschien tijdelijk hier kon komen wonen, totdat mijn man weer terug is’, probeerde Sofie. Haar vader fronste zijn wenkbrauwen. ‘En wanneer is dat?’, vroeg hij. ‘Hij zei dat hij misschien een jaar weg zou zijn’, schutterde Sofie, ‘misschien zelfs iets langer.’

‘Soms vraag ik me wel eens af of je wel hersens hebt’, meende haar zus. ‘Ja, nou ja, ik kan er ook niks aan doen’, pruilde Sofie. Haar vader zuchtte. Haar zus keek haar afkeurend aan. ‘Je kan er wel degelijk iets aan doen Sofie’, zei ze streng. ‘Jij hebt er voor gekozen om met de eerste de beste zeeman te trouwen, met hem het bed in te duiken en zwanger te raken.’ ‘En wie zich aan de kachel brandt, moet op de blaren zitten’, voegde haar vader toe. ‘Ja, maar wat moet ik nou’, snikte Sofie, ‘ik bedoel, waar moet ik nou heen?’

Natuurlijk lieten haar vader en haar zus haar niet in de steek. Ze mocht blijven. Maar ze moest er wel wat tegenover stellen. ‘Je helpt maar mee in het huishouden’, zei haar zus. Sofie had een hekel aan huishoudelijk werk, maar ze realiseerde zich wel degelijk dat het doen van klussen die ze vervelend vond de prijs was die ze moest betalen voor kost en inwoning voor haar en haar kind.

Na een paar maanden had ze zich aangepast aan haar nieuwe situatie en toen, een paar maanden daarna haar kind geboren werd en in haar armen lag werd ze overmand door liefdevolle emoties. Ze realiseerde zich dat dit kleine wezentje, dit mini-mannetje, afhankelijk van haar was en dat vulde haar met liefde. Haar vader glom van trots toen hij kennis maakte met zijn kleinzoon en ook haar zus was dol op het kleine ventje.

Na meer dan een jaar had ze nog steeds niets van Jan van Dieren gehoord. Een enkele keer dacht ze nog wel eens aan de vader van haar kind, maar meestal vergat ze dat hij bestond. Toen ze na twee jaar nog steeds niets van hem had gehoord ging ze er maar van uit dat hij nooit meer terug zou komen. Tot haar eigen verbazing bleek ze die gedachte eigenlijk wel prettig te vinden. Ze was veranderd sinds de geboorte van haar kind. De verantwoordelijkheid voor dat kleine wezentje maakte dat ze zich verantwoordelijker ging gedragen. Ze hadden het goed met zijn vieren.

Na drie jaar stond Jan van Dieren weer op de kade van de stad waar hij Sofie had ontmoet. Hij informeerde nog wel naar zijn vrouw, maar niemand wist waar ze gebleven was. Dat ze terug naar haar geboortedorp was gegaan had ze met geen van haar kennissen gedeeld. Uit schaamte. Na drie weken vertrok Jan van Dieren weer naar zee, onkundig van het feit dat hij een zoon had.

Zijn zoon groeide op zonder zijn vader ooit gezien te hebben. Het enige dat hij van zijn vader had geërfd was diens achternaam. Zijn voornaam had hij te danken aan zijn grootvader, zijn tweede naam aan diens vader en zijn derde naam aan zijn tante. Petrus Hubertus Maria heette hij. Zijn roepnaam was Peter.

Ook hij behoort tot een van de vele voorouders die ik rijk ben.