
ruud moors voorouders aflevering 14
Ze was zestien toen ze werd uitgehuwelijkt aan een vioolbouwer die tien jaar ouder was dan zij. Haar ouders waren maar wat blij toen die vioolbouwer te kennen had gegeven met hun dochter te willen trouwen. Ze beschouwden hem als een uitstekende partij omdat hij een uitstekende reputatie had als vakman en daardoor op zijn zesentwintigste al een man van aanzien was. Daarbij was het ook een mooie man die genereus was en vriendelijk.
Ze had weliswaar geen inspraak gehad in de keuze van haar echtgenoot, maar als ze die keuze wel had gehad, had ze zeker geen bezwaar gehad tegen de keuze van haar ouders. Ze wist dat veel jonge vrouwen graag uitverkoren zouden zijn geweest door haar toekomstige echtgenoot. Hij had alles mee. Zijn afkomst, zijn status, zijn uiterlijk en zijn vriendelijke uitstraling.
Op een afstandje had ook zij zich wel tot hem aangetrokken gevoeld. Dat hij voor haar zou kunnen kiezen had ze, alleen al vanwege het leeftijdsverschil, onwaarschijnlijk gevonden. Hij had haar weliswaar meer dan eens aangesproken, maar daar had ze geen conclusies uit durven trekken. Hij sprak graag mensen aan. Daarom had ze ook niet geprobeerd om hem overdreven te charmeren, zoals zoveel jongedames dat wel probeerden.
Al die vrouwelijke trucjes, die zogenaamde verlegenheid, dat kinderlijk gegiechel, het wegstrijken van een haarlok terwijl het hoofd een beetje schuin gehouden werd, een hoog stemmetje, een schuine oogopslag, het wekte bij hem alleen maar weerzin op. Zij had daar geen last van. Niet omdat ze niet wist hoe ze die trucjes uit de kast kon trekken, maar omdat ze er van uitging dat dat toch geen effect op hem zou hebben. Dat hij op haar zou kunnen vallen leek haar te onwaarschijnlijk. Dus gedroeg ze zich naar haar eigen aard. En precies daarom viel hij op haar.
Ze voelde meer bewondering dan verliefdheid voor hem. Maar tegelijkertijd werd ze niet timide van zijn status. Toen hij haar als huwelijkspartner uitkoos was ze eerder verbaasd dan enthousiast. In de periode voor haar huwelijk leerden ze elkaar wat beter kennen. Toen pas groeide haar verliefdheid.
Hij bleek, toen ze eenmaal getrouwd waren, een goede minnaar te zijn. Ze genoten allebei steeds meer van elkaar. Na twee maanden was ze voor de eerste keer zwanger. Ze was net zeventien toen ze haar eerste kind kreeg. De bevalling van haar eerste ging opvallend gemakkelijk. Ze kreeg weeën, perste en het kind kwam eruit voordat ze het door had.
Haar eersteling was een meisje. Haar echtgenoot was in eerste instantie een beetje teleurgesteld omdat zijn eersteling geen jongen was, maar nadat hij de zuigeling in zijn armen had genomen en ze haar kleine vingertjes om zijn pink heen had gelegd, was hij alleen maar blij met zijn eerste kind.
De vrouw van de vioolbouwer beviel iets meer dan een jaar later van haar tweede en derde kind, een tweeling, allebei jongetjes. Ook die bevalling verliep uitermate soepel. En ook die twee kinderen werden met liefde ontvangen door de vioolbouwer en zijn vrouw.
Het was een geluk dat de reputatie van de vioolbouwer alleen maar groter werd en dat zijn violen steeds populairder werden. Daardoor kon hij zich een groot herenhuis veroorloven waar ruimte genoeg was voor alle kinderen die er nog zouden volgen, en voor de bedienden die ingehuurd werden om het huishouden te bestieren.
Zijn vrouw was vijfenveertig toen ze van haar laatste kind beviel. Het was haar dertigste kind. Tegen die tijd had ze ook al vierenveertig kleinkinderen. Grappig was dat die kleinkinderen tante moesten zeggen tegen haar jongste kind terwijl ze zelf veel ouder waren dan hun tante. Hun tante werd pas geboren toen zij allang bestonden.
De vioolbouwer stierf aan een hartaanval toen hij vijfenzestig was. Zijn vrouw bestierde het huishouden totdat ze op haar zeventigste stierf. Van haar kinderen waren er toen nog eenentwintig in leven. Ze liet achtenvijftig kleinkinderen na en honderdeenentwintig achterkleinkinderen.
Dat was twaalf generaties geleden.
Na haar dood groeide haar schare nakomelingen proportioneel. Op de dag dat ik werd geboren behoorde ik tot één van de 4.825.672 afstammelingen van de vioolbouwer en diens vrouw.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: