We zitten aan een kleine tafel in haar keukentje aan de koffie en mijn tante vertelt over vroeger. ‘Toen Corrie geboren werd, werd de vader van Pa meteen gewaarschuwd omdat hij haar peter zou worden. Maar toen hij hoorde dat het een meisje was, zei hij: ‘Voor een meisje onderbreek ik mijn werk niet,’ en ging gewoon door met waar hij mee bezig was. Dat stak moeder. Dat heeft ze hem nooit vergeven.

Het was sowieso geen prettige man. Zijn vrouw, mijn grootmoeder, kon niet meer lopen omdat ze van onderen verlamd was. Dus werd ze ’s ochtends op de deel gezet met aardappels om te schillen en fruit om schoon te maken, zodat ze zich nog nuttig kon maken. Daar bleef ze alleen achter. Als ze naar de wc moest was er niemand om haar te helpen, dus moest ze het maar laten lopen.

Op een zekere dag viel de regen met bakken uit de lucht. Iedereen rende om te schuilen onder een afdak of in de schuur. Maar grootmoeder kon dat niet. Die zat daar dus in die stortbui. Pa pakte een paraplu en wilde die naar haar toe brengen, maar grootvader greep hem vast en schreeuwde: ‘Wat moet dat?’ Pa stak de paraplu omhoog en zei: ‘Die wil ik naar mama brengen.’ Grootvader rukte de paraplu uit zijn handen, smeet die in een hoek en gaf Pa een flinke klap tegen zijn hoofd met de woorden: ‘Als wij op het land werken en er breekt een stortbui los, komt ook niemand ons een paraplu brengen’. Pa moest toezien hoe zijn moeder drijfnat regende.’

Ik kende het verhaal al. Mijn moeder had het me, nog niet zo heel lang daarvoor, ook al verteld om duidelijk te maken uit wat voor nest mijn grootvader kwam. Hetzelfde verhaal uit twee verschillende bronnen. De enige conclusie die ik trekken kan is dat dat verhaal klopt en dat mijn overgrootvader een hardvochtig en gemeen mens geweest moet zijn.

Na mijn tante Corrie werd mijn tante Lena geboren en na mijn tante Lena werd mijn vader geboren: de eerste zoon. ‘Eigenlijk had jouw vader naar zijn grootvader vernoemd moeten worden,’ zei mijn tante, nam een teug van haar koffie en vervolgde, ‘maar Moeder wilde dat niet. Moeder wilde dat haar eerste zoon naar haar broer vernoemd zou worden. Daarom heet jouw vader Pauli.’

Mijn grootmoeder was bang voor mijn grootvader, dus dat ze tegen zijn wens om zijn zoon naar zijn vader te vernoemen in durfde gaan, vergde een opvallende moed. Haar haat voor mijn overgrootvader was blijkbaar groter dan de angst voor haar echtgenoot.

‘Toen er nog een zoon werd geboren wilde Pa dat deze wel naar zijn vader vernoemd werd,’ vertelde mijn tante. ‘Maar Moeder maakte duidelijk dat ze daar onder geen beding mee akkoord zou gaan. ‘Hoe moet hij dan heten?,’ vroeg Pa geïrriteerd. ‘Pierre, naar jou,’ zei Moeder. Maar Pa dacht dat hij dit keer de wens van Moeder wel kon ondermijnen en liet zijn tweede zoon bij de gemeente inschrijven als Gerard.

Moeder was niet onder de indruk en noemde haar tweede zoon consequent ‘Pierre’. Als Pa het over zijn zoon als ‘Gerard’ had, keek iedereen hem bevreemd aan, alsof ze niet wisten over wie hij het had. Omdat Moeder haar zoon consequent de naam ‘Pierre’ gaf, was dat de naam die iedereen gebruikte. Behalve Pa. Hij kon dat niet over zijn lippen krijgen omdat hij dan toe zou moeten geven dat Moeder over de naam van zijn tweede zoon ging en niet hij. Maandenlang had hij het over ‘de jongen’ als hij het over Pierre had. Maar uiteindelijk ging ook hij overstag.’

Tante Lena kijkt even in gedachten voor zich uit. ‘In de ogen van Pa was Pierre zijn zoon en Pauli haar zoon. Pauli moest al heel jong meehelpen op de boerderij maar Pierre hoefde nooit iets te doen. Die werd verwend. Pierre werd nooit geslagen maar Pauli kreeg om de haverklap slaag. Ik weet nog dat Pierre op een kar probeerde te klimmen, maar er vanaf viel. Pa zag dat, draaide zich om en gaf Pauli een enorme klap. ‘Waar is dat goed voor?’ vroeg Moeder boos. ‘Hij had op moeten letten dat zijn broertje niks overkwam,’ meende Pa. ‘Zal ik die van jou godverdomme eens een klap geven,’ riep Moeder boos. ‘Dat moet je proberen,’ dreigde Pa.’

Ook dat verhaal kende ik. Ik weet niet meer van wie of wanneer ik het gehoord had, maar het was de eerste keer dat mijn tante Lena het mij vertelde. Blijkbaar was mijn vader, in de ogen van zijn vader, de zoon van mijn grootmoeder en was mijn oom Pierre in de ogen van mijn grootmoeder de zoon van mijn grootvader. Allemaal als gevolg van de namen die hun zonen hadden gekregen. Alsof mijn grootmoeder, door mijn vader de naam van haar broer te geven, mijn vader voor zichzelf en haar familie had opgeëist. En alsof ze haar tweede zoon, door hem naar haar man te noemen, aan hem en zijn familie had gegund.

Mijn grootvader was een autoritaire man. Alleen daarom al moest mijn vader niets van autoritaire mannen hebben. Mijn grootvader keek neer op vrouwen. Hij beschouwde mijn grootmoeder als zijn persoonlijke slaaf. Hij regeerde haar met angst. De enige keren dat ze die angst wist te overwinnen was als ze opkwam voor mijn vader. Mijn vader beschouwde zijn moeder als een heilige. Hij had een onvoorwaardelijke liefde voor haar en door de onvoorwaardelijke liefde die hij voor zijn moeder had, had hij een afkeer van mannen die vrouwen slecht meenden te mogen behandelen. Door zijn liefde voor zijn moeder had hij alle vrouwen lief. Hij keek absoluut niet op vrouwen neer. Toch gedroeg mijn vader zich zoals een echte man zich, in die tijd, hoorde te gedragen.

Mijn overgrootvader Gerard moet een akelige man zijn geweest. Liefdeloos en volslagen respectloos naar zijn vrouw en kinderen. Ik weet niet of hij een psychopaat, sociopaat of narcist was, maar dat er iets duivels in hem zat, is me, door de weinige verhalen die ik over hem gehoord heb, wel duidelijk geworden.

Dat mijn grootvader door hem gevormd werd is ook wel duidelijk. Maar mijn grootvader was niet alleen maar een klootzak. De verhalen die mijn vader over hem vertelde waren zeker niet altijd positief, maar ook niet alleen maar negatief.

In de oorlog zat mijn grootvader in het verzet, werd opgepakt, verbleef bijna een jaar in een concentratiekamp in Vught en kwam gebroken weer thuis. Als mensen uit de stad aanklopten om te vragen of ze voedsel konden kopen, verkocht hij dat voedsel voor de prijs die ze zouden hebben moeten betalen als ze dat voedsel op de bon zouden kopen. Hij wilde niet, zoals veel andere boeren, profiteren van de nood van anderen. Dat hoorde niet, vond hij. Die goede inborst had mijn grootvaders vader er niet uit kunnen slaan.

Maar dat mijn grootvader wel degelijk in negatieve zin door zijn vader was beïnvloed, was ook duidelijk. Ook hij reageerde zijn frustraties op anderen af, met name op zijn vrouw en zijn oudste zoon.

Mijn vader zag in zijn vader een voorbeeld over hoe het, wat opvoeden betreft, niet moest. Hij deed zijn uiterste best om geen van zijn kinderen voor te trekken, maar ons alledrie gelijk te behandelen. Hij wilde geen van zijn kinderen in dezelfde situatie plaatsen waarin hij had verkeerd

Voordat mijn vader geboren was, was al duidelijk dat hij in ieder geval geen Gerard zou heten. En dat besluit zorgde ervoor dat zijn geschiedenis verliep zoals die verlopen is. Hij was daardoor meer de zoon van zijn moeder dan van zijn vader. Met haar zachte ziel beïnvloedde ze de zijne.

En met zijn zachte ziel beïnvloedde hij de mijne weer.