
ruud moors voorouders aflevering 18
Mijn moeder was, voor zover ik weet, het eerste meisje waarmee mijn vader op stap ging. Mijn moeder had wel vaker afspraakjes gehad. Omdat haar vader haar duidelijk had gemaakt dat ze voor haar eenentwintigste verjaardag niet met een jongen thuis hoefde te komen, sprak ze altijd ergens anders af om haar afspraakjes te ontmoeten. Met hoeveel jongens ze afspraakjes had gehad voordat ze met mijn vader ging verkeren, is onduidelijk.
Maar over één van die afspraakjes vertelde ze steeds weer hetzelfde verhaal. De jongen waarmee ze had afgesproken had twee nadelen, volgens mijn moeder. Het was een Hollander, maar dat was niet het grootste nadeel, daar had ze, als Limburgse, nog wel mee kunnen leven, maar, en dat was in mijn moeder’s ogen een gruwel, hij noemde haar ‘schattebout’. ‘Het was schattebout hier en schattebout daar,’ griezelde mijn moeder, ‘ik kreeg er de rillingen van. Ik moest steeds aan een strijkbout denken.’ Omdat mijn moeder zichzelf niet met een strijkbout wilde identificeren bleef het bij één afspraakje.
Mijn vader was haar eerste vaste vriendje. Ondanks het feit dat mijn grootvader had besloten dat mijn moeder voor haar eenentwintigste verjaardag niet met een jongen thuis mocht komen, haalde mijn vader haar wel steevast bij haar thuis op. Hij wist wat haar vader verordend had, maar het was zijn eer te na om dan maar stiekem afspraakjes te maken.
Mijn moeder was nog maar zeventien toen ze verkering kregen. En toch kwam er iedere keer dezelfde jongeman haar van huis ophalen. Na een aantal keren zei mijn grootvader: ‘Laat hem maar eens binnen komen.’ Waarschijnlijk wilde hij weten wat voor een vlees hij in de kuip had of was hij gewoon nieuwsgierig naar de jongeman die zijn dochter zo openlijk het hof maakte.
Blijkbaar viel mijn vader bij mijn moeder’s vader in de smaak, want vanaf dat moment mocht hij gewoon binnen komen als hij haar op kwam halen. Dat mijn grootvader niet streng vasthield aan zijn eigen regel was wel bijzonder. Het was nogal een strenge en rechtlijnige man. Ik denk dat hij intuïtief voelde dat mijn moeder graag de aandacht van mannen had en dat deze jongeman te vertrouwen was. Als ze stiekem afspraakjes zou blijven maken, zou dat gemakkelijk verkeerd af kunnen lopen.
Dat mijn vader bij haar vader in de smaak viel, was voor mijn moeder een teken dat hij de ware voor haar was.
Mijn ouders waren tweeëntwintig toen ze trouwden. Vlak voordat ze trouwden had mijn vader een fikse griep opgelopen. Met ingevallen wangen en een wat ruim zittend trouwpak gaf hij zijn jawoord aan mijn moeder en mijn moeder aan hem. De tweede wereldoorlog was nog maar vijf jaar voorbij. Woningen waren schaars. Een getrouwd stel zonder kinderen had helemaal geen kans op een woning. Dus trokken mijn ouders bij mijn moeder’s ouders in.
Mijn grootouders hadden zes kinderen en woonden in een groot huurhuis. Twee van de zes kinderen woonden niet meer thuis. Mijn tante Bep was leerling-verpleegster en woonde in een verpleegstersflat en mijn ome Jo zat in het leger. Mijn ouders betrokken er twee kamers: een zitkamer en een slaapkamertje. Anderhalf jaar later werd mijn broer Piet geboren.
Door van mijn broer Piet te bevallen gaf mijn moeder haar ouders hun eerste kleinkind. Met name mijn oma was daar zeer door ontroerd. Kleine Piet was haar oogappel. Dat straalde ook op mijn moeder af, want zij was het die mijn oma deze kleinzoon had geschonken. Dus ook mijn moeder genoot van die extra aandacht. Aandacht waar ze altijd naar had verlangd maar die ze nooit op positieve wijze had weten te verkrijgen.
Mijn grootmoeder had, in korte tijd, zes kinderen gekregen. Ze was al ruim in de dertig toen de eerste werd geboren en de rest volgde er in rap tempo op. Haar eerste kind, toevallig van het mannelijk geslacht, eiste al haar aandacht op, al was het maar omdat ze overliep van liefde voor die eersteling. Mijn moeder werd nog geen anderhalf jaar later geboren en haar zus Annie weer anderhalf jaar later. Daarna volgde mijn tante Bep, mijn tante Lieske en mijn ome Jo.
Haar hart was niet in staat om al die kinderen evenveel liefde te geven en vooral mijn moeder voelde zich in aandacht tekort gedaan. Ze had al jong door dat ze, om aandacht te krijgen, moest zorgen dat ze opviel. Zo ontdekte ze dat, als ze niet of nauwelijks at, dat de bezorgdheid van haar moeder aanzette. ‘Kom kindje eet nou wat,’ zei ze als mijn moeder het eten dat op haar bord lag nauwelijks aanraakte. Mijn moeder was niet kieskeurig: aandacht was aandacht, dus maakte ze er al heel jong een gewoonte van om slecht te eten. Dat was niet omdat ze geen trek had.
Haar hele leven lang bleef mijn moeder om aandacht vragen, als het niet goedschiks kon, dan maar kwaadschiks. Ze wilde graag gezien en gewaardeerd worden. Toch had ze liever dat mensen geïrriteerd door haar waren dan dat ze haar niet zagen.
Nadat ze van mijn broer Piet bevallen was, was zij het centrum van de aandacht van haar gezin. Niet alleen mijn grootouders gaven haar en haar pasgeborene veel aandacht, ook haar broers en zussen deden dat. Dat ze die aandacht via haar eerstgeborene kreeg accepteerde ze als een gegeven.
Dat mijn broer Piet verwend werd met al die aandacht staat vast. Er waren tien volwassenen in zijn omgeving die hem letterlijk en figuurlijk op handen droegen en onderling vochten om zijn aandacht. Ook mijn moeder genoot van al die aandacht, maar ook van het feit dat de zorg voor haar kind niet alleen op haar neer kwam. De zorgen voor haar kind werden door haar echtgenoot, ouders, broers en zussen met haar gedeeld, waardoor ze zelf nauwelijks aandacht aan haar pasgeborene hoefde te geven. Voor mijn moeder was dat een win-win-situatie.
Eindelijk draaide het gezin om haar dankzij haar kind.
Anderhalf jaar na mijn broer werd ik geboren.
Maar dat is weer een ander verhaal.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: