ruud moors voorouders aflevering 6
Het was een warme zomerse dag. Samen liepen ze naar het meer met de bedoeling om wat vis te vangen. Hij had een speer van een rechte stok gemaakt en zij droeg een mand die ze zelf gevlochten had. Ze zette de mand aan de rand van het meer in het water en hij liep iets verder het meer in om daar doodstil te staan wachten totdat hij vissen zou zien. Hij strooide wat maden in het water en wachtte.
Aan de rand van het meer stond een bramenstruik. De meeste bramen waren nog niet rijp, maar een handvol wel. Die plukte ze. Terwijl ze naast de mand wat zat te dromen, zo nu en dan een, nog wat zure, braam in haar mond stoppend, ving hij zijn eerste vis. Ondanks dat hij die vis met zijn speer doorboord had, leefde hij nog. Hij legde hem in de mand en liep weer terug naar dezelfde plek waar hij weer wat maden in het water gooide. Toen er vier grote vissen in de mand aan het spartelen waren ging hij naast haar zitten. Ze stopte drie bramen in zijn mond. ‘Ah, zuur,’ zei hij, waarbij hij een komisch bedoelde grimas trok.
Hij keek naar haar, wees naar haar mond en zei: ‘Bramensap’. Hij trok haar naar zich toe en likte haar om haar mond. Zij stak haar tong in de zijne.
Een half uur later stapten ze het meer in waar ze zich afspoelden, de mand met vis uit het water haalden en terug gingen naar de plek waar hun stam het kamp had opgeslagen. Onderweg verzamelden ze nog wat droge takken. Bij het kampvuur zaten hun stamgenoten met het voedsel dat zij verzameld hadden. De vissen werden boven het vuur geroosterd, samen met een haas die een ander lid van de gemeenschap had meegenomen. Op een hete steen werden platte koeken gebakken. Er lagen wat knollen in het vuur. De platte koeken werden verdeeld en iedereen legde er wat van het verzamelde voedsel op. Er was genoeg voor iedereen.
Na een goede maaltijd is het goed rusten. Als er eten in overvloed was, en dat was in deze tijd van het jaar zo, dan bracht de stam het grootste deel van de dag in ledigheid door. Vooral als de zon fel scheen trok iedereen zich in de schaduw terug om daar zo min mogelijk te bewegen en zo zo koel mogelijk te blijven.
Het was de tijd voordat het huwelijk was uitgevonden. Als twee mensen er voor kozen om samen te zijn, dan waren ze samen. Als ze, om wat voor een reden dan ook, niet meer samen wilden zijn, gingen ze uit elkaar. Alle kinderen waren de kinderen van de stam. Iedereen wist wie de moeder was, maar wie de vader was, was niet altijd even duidelijk. Daar maakte niemand zich druk om.
Het was de tijd voordat God de Vader was uitgevonden. Het was de tijd dat vrouwelijkheid niet als minderwaardig aan mannelijkheid werd beschouwd. Het was de tijd dat zonen hun moeders eerden omdat zij hun het leven hadden geschonken. Het was de tijd waarin mensen zichzelf als onderdeel van de natuur zagen en zichzelf niet superieur aan de rest van het bestaan achtten.
Het was de tijd dat de totem van een mens een wolf kon zijn, of een zwaluw, een adelaar of een vos. Het was de tijd dat mensen geloofden dat het bestaan één geheel was en dat alles met elkaar verbonden was.
Het was ook de tijd dat iemand die alleen het eigen belang diende uit de gemeenschap werd gestoten en het letterlijk in zijn eentje moest zien te redden. In die tijd wist degene die alleen het eigen belang wilde dienen, dat het in zijn eigen belang was om deel uit te blijven maken van de stam. Ook als iemand zich niet echt betrokken voelde bij zijn stamgenoten, gedroeg diegene zich alsof dat wel zo was. Uit welbegrepen eigenbelang.
Dat is lang geleden, heel lang geleden. Dat is zo lang geleden dat het bijna, maar nog niet helemaal, vergeten is. We kunnen er niets over lezen omdat het schrift nog niet was uitgevonden en niemand het leven zoals het geleefd werd kon beschrijven. De liederen en verhalen die men elkaar toen vertelde, zijn allang verloren gegaan. Maar alles waar de gemeenschappen die toen de aarde bevolkten uit bestonden, bestaat nu nog, als deel van wie wij geworden zijn.
De jongen en het meisje die samen naar het meertje gingen, verwekten daar een meisje. Dat werd negen maanden later geboren.
Dat meisje is een van mijn vele voorouders.
Als zij er niet geweest was, waren wij er geen van allen geweest.
Hoe langer geleden, hoe meer voorouders we delen.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: