Oude ideeën
Het idee dat je je kunt bevrijden door het opgeven van ambities is al eeuwenoud. Misschien wel zo oud als de mensheid zelf. In een klassiek chinees boek dat aan Liezi wordt toegeschreven met als titel ‘Een verhelderend boek over het stromen van leegte’, komt het volgende verhaal voor:

  • Lei Bosch was bijna een eeuw oud. Op het einde van zijn leven liep hij, gekleed in een lappendeken, achtergebleven korenaren te zoeken in het veld. Hij zong terwijl hij liep. Meester Kuil (oftewel Confucius), die op weg naar de staat Wei was, zag hem op het open veld, draaide zich om naar zijn leerlingen en zei: “Die bejaarde man kan vast veel vertellen. Wie wil proberen naar hem toe te gaan om hem te ondervragen?” Zijn leerling, de jongeheer Bijdrage bood aan om te gaan, sloeg zijn handen ineen, liep naar de man toe, boog lichtjes, zuchtte en zei: “Vadertje, zou je je niet moeten beklagen in plaats van zingend achtergebleven korenaren te verzamelen?” Lei Bosch bleef niet staan en hield ook niet op met zingen. Jongeheer Bijdrage bleef zijn vraag maar herhalen en om niet al te bot te zijn reageerde Lei Bosch uiteindelijk en vroeg: “Waarom zou ik mij moeten beklagen?” Jongeheer Bijdrage zei: “Toen u jong was gedroeg u zich niet ijverig. Gedurende lange tijd heeft u nergens naar gestreefd, en nu bent u oud zonder echtgenote of kinderen, terwijl u al bijna in de stervensfase belandt bent. Hoe kunt u dan gelukkig zijn en zingen terwijl u achtergebleven korenaren loopt te zoeken?” Lei Bosch glimlachte en zei: “Ik ben gelukkig met mijn bestaan. Juist omdat ik niet heb wat andere mensen hebben, heb ik ook geen zorgen. Toen ik jong was gedroeg ik me niet ijverig. Gedurende lange tijd heb ik nergens naar gestreefd en nu ik oud ben, heb ik geen echtgenote en kinderen. Dat is de reden dat ik, nu ik bijna in de stervensfase ben belandt, zo gelukkig ben als dit.” Jongeheer Bijdrage merkte op: “Lang leven is wat de mensen als een gunst zien, en sterven is wat de mensen als onheil zien. Hoe kan iemand gelukkig zijn als hij bijna dood gaat?” Lei Bosch antwoordde: “Sterven en geboren worden is als weggaan en terugkeren. De reden dat er sterven is, is dat niet omdat er anders geen geboorte zou zijn? Waarom zou ik geen vrede hebben met deze samenhang? Als ik vrede heb met mijn eigen zoektocht, waarom zou ik er dan naar streven om te proberen aan het leven vast te houden? Waarom zou ik er geen vrede mee hebben om nu te sterven, terwijl dat een geheel vormt met mijn geboorte in het verleden?” Jongeheer Bijdrage had de woorden wel gehoord, maar begreep de betekenis niet. Hij ging terug en vertelde Meester Kuil wat hij vernomen had. Meester Kuil zei: “Ik begrijp wat hij wil zeggen en het klopt; wat hij heeft verkregen heeft hij verkregen door juist niet zijn uiterste best te doen.”

Uit hetzelfde boek stamt het volgende verhaal:

  • De legendarisch heerser Shun vroeg aan Meester Stoomwolk: “Hoe kunnen we Dao verkrijgen en in bezit nemen?” “Als je niet eens je eigen lichaam bezit”, antwoordde deze, “hoe kun je dan Dao in bezit nemen?” “Als mijn lichaam niet van mij is, van wie is het dan?”, reageerde Shun verbaasd. “In werkelijkheid zijn het hemel en aarde die jou gevormd hebben”, antwoordde Meester Stoomwolk. Hij vervolgde: “Je kunt het leven niet bezitten omdat het, in werkelijkheid, een vermenging is van hemel en aarde. Jouw karakter en lot kunnen niet jouw bezit zijn omdat het, in werkelijkheid, manifestaties zijn van hemel en aarde. Jouw kinderen en kleinkinderen zijn niet jouw bezit maar, in werkelijkheid, de manier waarop hemel en aarde zich vernieuwen. Dat is de reden dat men vertrekt maar niet weet waarheen men gaat, dat men leeft, maar niet weet hoe men daaraan vast kan houden, dat men verdwijnt, maar niet weet hoe. Hemel en aarde hebben een sterke positieve energie. Is het dan niet dwaas om te denken dat je het in bezit kunt nemen?”

In bezit nemen
Zoals de legendarische heerser Shun dacht dat Dao in bezit genomen kan worden, denken veel mensen dat ze de aarde in bezit kunnen nemen of dat ze zich God kunnen toe-eigenen. We kunnen ons alleen het gebruik van dingen toe-eigenen, maar niet de dingen zelf. Alles wat bestaat heeft, in een of andere vorm, immers altijd al bestaan en zal ook na onze dood blijven bestaan. Van het universum kun je niets wegnemen en je kunt er ook niets aan toevoegen. Wij zijn deel van het universum, het universum is geen deel van ons. Dat het in bezit nemen van dingen diefstal is, wordt op een bijzondere manier duidelijk door het volgende verhaal van Liezi:

  • Een zekere mijnheer Landbezit uit de staat Qi had veel rijkdom en overvloed, terwijl een zekere mijnheer Richtingloos uit de staat Song erg arm was. Mijnheer Richtingloos vertrok uit Song en ging naar Qi om te vragen volgens welke methode mijnheer Landbezit zijn rijkdom had verworven. Mijnheer Landbezit deelde hem het volgende mee: “Ik ben bedreven in het gebruiken van diefstal. Toen ik begon met het gebruiken van diefstal had ik na een jaar nauwelijks genoeg, na twee jaar meer dan voldoende, en na drie jaar een groot grondgebied. Sindsdien ben ik in staat om zowel de staat als mijn directe omgeving diensten te verlenen. Mijnheer Richtingloos was verrukt. Toen hij deze woorden hoorde dacht hij dat hij wist wat diefstal was, hoewel hij niet helemaal helder had hoe hij deze methode kon gebruiken. Het lukte hem evenwel om over muren te klimmen en in kamers in te breken. Zijn handen en ogen kwamen overal, en hij nam alles mee wat hij te pakken kon krijgen. Al snel werd hij, vanwege zijn misdaden, gevangen genomen en opgesloten. En zelfs datgene dat hij voorheen bezat werd hem afgenomen. Mijnheer Richtingloos dacht dat mijnheer Landbezit hem had bedrogen en ging zich bij hem beklagen. Mijnheer Landbezit zei: “Waarmee dacht je dat ik diefstal vergeleek en waarom?” Nadat mijnheer Richtingloos dit had uitgelegd, giechelde mijnheer Landbezit en zei: “Vind je het gek dat je je doel niet bereikt als je op deze manier probeert te stelen! Ben je daarom zo geïrriteerd, omdat je denkt dat dat is wat ik je verteld heb? Ik heb vernomen dat de hemel zijn seizoenen heeft en de aarde, daardoor, zijn opbrengsten. Ik steel wat de hemel en aarde door de seizoenen opbrengen. Wolken regenen leeg en bevochtigen de aarde. Bergen en dalen produceren wild en gevogelte. Ik zaai graankorrels en die brengen graan voort. Door het aanstampen van aarde, bouw ik muren en creëer huizen en schuren. Van het land steel ik wild en gevogelte. Uit het water steel ik vissen en schildpadden. Niets dat ik te pakken krijg is niet gestolen. Graan, aarde, hout, wild en gevogelte, vissen en schildpadden; ze hebben hun ontstaan allemaal aan de hemel te danken. Kan ik dan zeggen  dat ze allemaal van mij zijn? Zo steel ik van de hemel zonder dat ik er voor wordt gestraft. Goud, jade en kostbare juwelen, graan, zijde en andere artikelen worden door de mensen verzameld, maar ontstaan vanuit de hemel. Als je diefstal beschouwt als de oogst van misdaad, wie zou er dan niet boos op je worden?”
  • Mijnheer Richtingloos raakte aardig in de war van de woorden van mijnheer Landbezit en dacht dat die hem opnieuw probeerde te besodemieteren. Hij ging naar de geleerde meester Oostwal om hem om raad te vragen. Meester Oostwal zei: “Is er leven zonder diefstal dan? Door de diefstal van harmonie tussen yin en yang ontstaat het leven en krijgt het zijn vorm. Geldt dat dan niet voor alles? Het is inderdaad zo, dat alles waar hemel en aarde uit bestaat met elkaar samenhangt. Omdat alles met elkaar in relatie staat kan dat nogal verwarrend zijn. Wat mijnheer Landbezit betreft, hij steelt op de juiste manier, zodat het hem geen kwaad doet. Maar als je vanuit egoïstische motieven steelt, dan is dat de oorzaak van je lijden. Ook wat diefstal betreft, is er een openbare en een heimelijke manier van veroveren. Beide manieren behoren tot de moraal van hemel en aarde. Hoe zou iemand, met kennis van de moraal van hemel en aarde, kunnen bepalen wie de juiste dief is en wie niet?”

Verschillende manieren van diefstal
Hoewel uit bovenstaand verhaal blijkt dat er verschillende manieren van diefstal zijn, wordt de ene vorm van diefstal maatschappelijk geaccepteerd en de andere vorm niet. Wat opvalt is dat het verhaal eindigt met de vraag of dat wel terecht is. In het volgende verhaal van Liezi wordt juist een lans gebroken voor de mens die niets in bezit neemt en alles als van zichzelf beschouwt:

  • Op de berg Lieguye (Tijdelijke Uitstraling), in het midden van het continent Haihe (Zeerivier), leefde een buitengewoon mens die geen van de vijf granen at, maar leefde van de wind en de dauw. Zijn hart was als een diepe bron, zijn lichaam was als van een maagd. Hij was zonder voorkeur, deze onsterfelijke wijze, en hij gedroeg zich als een onderdaan. Hij was nergens bang voor en wenste slechts een betrouwbare boodschapper te zijn. Door niets uit te voeren, en geen voordeel na te streven, zorgde hij er voor dat alles genoeg aan zichzelf had. Ondanks dat hij niets verzamelde, had hij nooit gebrek. Yin en yang waren altijd goed op elkaar afgestemd. De zon en de maan waren onveranderlijk helder. De vier seizoenen brachten altijd voedsel voort. Wind en regen werden altijd regelmatig verdeeld. Geslachtsrijpe mensen waren altijd in de gelegenheid zich te reproduceren. De oogst uit de valleien was altijd overvloedig. De aarde raakte niet uitgeput. De mensen waren tevreden met hun levensloop. Er waren geen zaken die nadeel berokkenden, en ook spoken en geesten lieten niet van zich horen.

In de Dao De Jing wordt naar hetzelfde principe verwezen in hoofdstuk 80:

  • Een klein land met een geringe bevolking;
    al zou je er velen van kunnen gebruiken, maak er geen gebruik van.
    Zorg dat de bevolking de dood niet licht opvat, en niet de behoefte heeft ver weg te trekken.
    Dat ze, hoewel ze boten en wagens bezitten, er niet in plaats nemen.
    Dat ze, hoewel ze wapens en harnassen hebben, er niets mee ondernemen.
    Zorg dat de mensen terugkeren tot eenvoudige gebruiken.
    Als het voedsel hen smaakt,
    en ze hun kleren mooi vinden,
    hun situatie als vredig ervaren,
    en blij zijn met hun gewoontes,
    dan kunnen volkeren dicht naast elkaar bestaan,
    zodat hun kippen en honden elkaar kunnen horen kakelen en blaffen,
    maar vermijden ze, tot aan hun dood, elke confrontatie.

Vrede
Als je niet verlangt te bezitten wat anderen bezitten, maar genoeg hebt aan de spullen die je hebt, kun  je in vrede met anderen leven. Als een heerser er niet naar streeft om meer macht, land, onderdanen en rijkdom te vergaren, maar de taak op zich neemt om te zorgen voor vrede voor zijn onderdanen, bevrijdt die heerser zichzelf en zijn onderdanen van een verlangen naar meer dat altijd leidt tot onvrijheid.

Dat het verlangen naar bezit, of de angst bezit te verliezen onvrij maakt, blijkt ook uit het volgende verhaal van meester Liezi:

  • Mijnheer Aanzien vertelde aan Meester Kuil: “Ik ben ooit de Shangshen (Diep Wijnkopje), een breed, diep water, overgestoken met een veerman, die met een wonderbaarlijk gemak zijn boot bestuurde. Verbaasd vroeg ik: ‘Is het besturen van een boot te leren?’ Hij zei: ‘Ja, iemand die kan zwemmen kan het leren, iemand die goed kan zwemmen kan het sneller leren, en een duiker kan het zelfs als hij nog nooit eerder een boot bestuurd heeft.’ ‘Hoe kan dat?’, vroeg ik, maar hij zei niets meer. Mag ik u vragen wat dit betekent?”
  • Meester Kuil zei: “Helaas, ik heb je lange tijd laten genieten van mijn woorden, maar je hebt de kern nog niet bereikt, laat staan dat je een duurzame Dao hebt verkregen. Degene die het zwemmen beheerst, kan het leren omdat hij niet bang is voor het water. Degene die goed kan zwemmen, kan het sneller leren omdat hij het water vergeet. Daarom kan een duiker het zelfs als hij nog nooit een boot gezien heeft. Dat komt omdat hij diepte als hoogte beschouwt, en de boot in het water bestuurt zoals een wagen op het land. Ook al keert alles om, en verandert alles van richting, dan nog zal dat deze mens niet van zijn stuk brengen. Wordt wat moeilijk is dan niet gemakkelijk?
  • Als iemand om aarden knikkers speelt, doet hij dat vaardig, maar als hij om zijn broekriem speelt, wordt hij bang, en als hij om goud speelt raakt hij in verwarring. Zijn behendigheid is hetzelfde, maar de manier waarop hij er in staat niet. Dat komt omdat hij er iedere keer een andere waarde aan geeft. Degene die teveel waarde hecht aan werelds bezit, vervreemdt zich van zichzelf en wordt daardoor onhandig en lomp.”

Het volgende verhaal van meester Liezi illustreert dat het willen bezitten van iets je er juist van kan vervreemden:

  • Aan de rand van de zee woonde iemand die veel van zeemeeuwen hield. Iedere dag ging hij naar het strand om die zeemeeuwen te bezoeken en er kwamen er wel honderd op hem af. Zijn vader zei: “Ik hoor dat de zeemeeuwen je komen bezoeken. Probeer er eens een te pakken te krijgen als ze komen opduiken, zodat ik me er mee kan amuseren.” Toen hij de volgende dag op het strand kwam, zwierden de zeemeeuwen boven hem heen, maar kwamen niet naar beneden. Zo zie je dat je het beste kunt spreken door te zwijgen, en het beste kunt handelen door niet te handelen.

Als je jezelf te belangrijk acht, kan je daardoor vervreemd raken van je medemensen, zoals het volgende verhaal van meester Liezi duidelijk maakt:

  • Yang Zhu was ten zuiden van de staat Pei en vroeg aan Laozi, die in het westen op bezoek was in de staat Qin, of hij hem buiten de bebouwde kom, bij een herberg, kon ontmoeten. Laozi stond midden op de weg te wachten. Toen hij Yang Zhu zag, sloeg hij zijn ogen ten  hemel, zuchtte en zei: “In het begin dacht ik dat ik jou wel kon onderrichten, maar nu denk ik dat niet meer.” Yang Zhu reageerde niet. Nadat ze de herberg waren ingegaan om te gaan eten en drinken, zich gewassen hadden, zich af hadden gedroogd, hun haren gekamd, hun schoenen hadden uitgedaan en voor de deur hadden neergezet, knielde hij, en pas toen zei hij: “Toen ik u tegenkwam, sloeg u uw ogen ten hemel, zuchtte en zei: ‘In het begin dacht ik dat ik jou wel zou kunnen onderrichten, maar nu denk ik dat niet meer.’ Ik had de wens om u te vragen waarom u dat zei, maar we waren nog druk bezig en daarom had ik de moed niet. Nu we van die drukte bevrijd zijn, zou ik u willen vragen naar mijn tekortkomingen.” Laozi antwoordde: “Je stond daar maar omhoog te staren en omhoog te staren, alsof je boven iedereen verheven was, zodat niemand naast je plaats durfde nemen. Het is een schande om zo te willen schitteren. Zo zal je deugd nooit floreren.” Yang Zhu paste zijn houding, op de juiste wijze aan en zei: “Ik ben blij dat u mij dit gezegd hebt!”
  • Toen hij nog maar net in de herberg aan was gekomen werd hij meteen begroet en geholpen door de herbergier die hem een zitplaats aanbood, en zijn echtgenote die klaarstond met een handdoek en een kam in haar hand. De andere gasten maakten plaats voor hem, door weg te schuiven bij de haard. Nadat hij zijn gedrag had aangepast, wedijverden de gasten met elkaar om vlak naast hem te mogen zitten.

Ook uit het volgende verhaal blijkt dat arrogantie je kan vervreemden van je medemensen, en het gebrek aan arrogantie er juist voor kan zorgen dat je medemensen je graag mogen:

  • Toen Yang Zhu ten oosten van de staat Song was, bezocht hij een herberg. De herbergier had twee concubines, de ene mooi en de andere lelijk. Degene die lelijk was, werd hoog geacht, maar voor degene die mooi was had men weinig achting. Yang Zhu vroeg wat hiervan de reden was, en de jongeman die de herberg bestierde antwoordde: “Degene die mooi is, vindt zichzelf mooi, maar ik zou niet weten wat haar schoonheid inhoudt. Degene die lelijk is, vindt zichzelf lelijk, maar ik zou niet weten wat haar lelijkheid inhoudt.” Yang Zhu zei: “Leerlingen, dit is iets om te onthouden! Gedraag je eerlijk en wijs, zonder jezelf er op te laten voorstaan! Hoe zou men dan niet van je kunnen houden?”

Status
Eer, roem en glorie worden vergaard om medemensen te imponeren. Daardoor ontstaat er een verwijdering tussen degene die die eer, roem en glorie heeft vergaard en zijn medemensen. Datzelfde geldt voor het verzamelen van rijkdom. De status die men er mee wint wordt betaald met de verwijdering die het teweegbrengt. De prijs voor eer, roem, glorie, rijkdom en status is eenzaamheid. Eer, roem, glorie, rijkdom en status zijn de spijlen van een gevangenis waarin een mens zichzelf opsluit. Je kunt niet vrij zijn als je je verwijdert van degenen van wie je afhankelijk bent. Ook een gouden kooi is en blijft een kooi.

Delen
Een vrij mens is een mens die zich bevrijd heeft van die gevangenis. Het gaat er niet om wat je voor jezelf verzamelt aan eer, glorie, roem, rijkdom en status, maar of je in staat bent jezelf te delen met je medemensen. Iemand die aanbeden wordt is niet vrij. Iemand die gevreesd wordt is niet vrij. Als niemand bang voor je is en niemand je aanbidt en niemand jou als verheven of ondergeschikt ziet, maar je vooral als gelijke wordt beschouwd. Pas dan ben je vrij.

Zoals in de Dao De Jing geschreven staat:

  • De wijze mens vergaart niets voor zichzelf,
    hij dient de mensen.
    Hoe meer hij heeft, hoe meer hij aan de mensen geeft,
    waardoor hij nog meer heeft.

Jezelf delen met anderen maakt vrij.