ruud moors vrijheid aflevering 23
Je identiteit
‘Beroofd worden van onze identiteit, dat is het ergste wat er is,’ zo stellen twee mannen die werkzaam waren in het reformatorisch voortgezet onderwijs. Kun je beroofd worden van je identiteit? Dat is de vraag. Volgens mij kan dat niet. Je identiteit ontstaat door je te identificeren met anderen. Met hoe meer mensen je je identificeert, hoe groter die identiteit wordt. Waar deze reformatorische mannenbroeders bezwaar tegen maken is dat ze het gevoel hebben dat hen het recht wordt ontnomen om zich niet te identificeren met medemensen die zij verkiezen af te wijzen.
Angst
Dat betekent dat ze vooral bang zijn dat hen gevraagd wordt om zich ook met die mensen die zij als zondaars zien te identificeren. Dus eigenlijk zijn ze bang dat van hen gevraagd wordt om hun identiteit te vergroten door zich ook met diegenen te identificeren die ze afwijzen.
Afwijzen
Dat afwijzen is een belangrijk onderdeel van hun ‘identiteit’. ‘We wijzen ook onszelf af, want we wijken allemaal af van Gods doel,’ stellen ze. Hoe kun je een identiteit ontwikkelen als je je zelfs niet met jezelf durft te identificeren, vraag ik me af. ‘Alles dat niet voldoet aan Gods oorspronkelijke doel, moeten we afwijzen, want anders zetten we Hem niet meer op de eerste plaats,’ stellen ze vervolgens. ‘Als we de mens, de overheid, de massa of de publieke opinie voorop zetten, dan is het geen godsdienst maar menselijkheid,’ zeggen ze verongelijkt. Dat kan niet want ‘godsdienst is God dienen’.
Zekerheid
Hoe weten deze mannenbroeders wat God’s oorspronkelijke doel is? Dat halen ze uit de Bijbel. ‘Het is inherent aan het Christen-zijn dat de Bijbel de beslissende factor in het leven is. De oordelende kracht van de Bijbel wordt door Christenen serieus genomen. Dat moet, want wat anders bepaalt onze identiteit dan God’s Woord waarnaar we alles inrichten en alles moeten toetsen,’ weten ze met een huiveringwekkende zekerheid.
De zonde
Over Jezus Christus hebben de reformatorische mannenbroeders het niet. Blijkbaar hebben deze Christenen niet zoveel op met de leer van Christus en baseren ze zich vooral, of wellicht uitsluitend, op het oude testament. De kern van het christen-zijn vinden zij: de zonde zien en aanwijzen en heen wijzen naar die ene God-mens.’ Het ergste dat het reformatorisch onderwijs aangedaan kan worden is dat het beroofd wordt van zijn identiteit, beroofd wordt van Bijbelse waarden en normen,’ vinden ze.
Waarheid
‘Als wij God en Zijn Waarheid maar mogen behouden,’ stellen ze als laatste.
Welke god?
Maar over welke god hebben deze mannen het? De god in het oude testament? Of de god-mens, waar alleen Christus mee bedoeld kan worden? Of met de heilige geest, die samen met die twee andere godheidjes één geheel vormt? Of hebben ze het over de combinatie van die drie? Wie van die drie wijst de mens zo radicaal af dat de mens niets anders overblijft dan zichzelf af te wijzen als hij die god erkent?
Homoseksualiteit
De aanleiding van de brief die deze twee mannenbroeders naar de opiniepagina van Trouw stuurden, was de commotie die was ontstaan omdat op sommige reformatorische scholen aan de ouders werd gevraagd om een verklaring te tekenen waarin stond dat ze homoseksualiteit afwijzen. De god van die mannenbroeders moet niet veel van homoseksualiteit hebben, blijkbaar. Dat halen ze uit de Bijbel. Wat in de Bijbel staat beschouwen ze als god’s woord. En god’s woord is voor hen wet. Hoe vreemd, eigenaardig en tegenstrijdig de Bijbel ook is.
Tolerantie
‘Heb uw vijanden lief,’ zegt Christus. ‘Doe een ander niet aan wat jij niet wilt dat een ander jou aandoet,’ zegt Christus. ‘Wie zonder zonde is werpe de eerste steen,’ zegt Christus (notabene ten bate van een vrouw die een seksuele zonde zou hebben begaan). Ik kan me niet herinneren dat Christus ooit iemand afwees omdat hij of zij tot een ‘andere’ groep behoorde. Integendeel. Christus predikte tolerantie.
Het oude testament
De leer van Christus is aan dit soort mannenbroeders niet besteed. Christus is geen strenge meester. Christus dwingt mensen niet om zich aan hem te onderwerpen. Eigenlijk is Christus in de ogen van dit soort ‘christenen’ gewoon te slap. Nee, die god uit het oude testament, dat was pas een Vent. Die draaide zijn hand er niet voor om om mensen massaal te verdrinken als ze niet volgens zijn oorspronkelijke plan handelden. Die god wist zelfs zijn trouwste volgelingen te straffen, niet omdat ze iets hadden misdaan, maar om te kijken of ze, in al hun ellende, nog wel loyaal aan hem zouden zijn. Arme Job, Arme Abraham.
Discriminatie?
‘Op onze school staat de liefde tot God boven alles, dat is de kerm van ons ‘bijzonder onderwijs’,’ stellen ze trots. En natuurlijk wordt homoseksualiteit dan afgewezen. ‘Men verwijt ons daarom discriminatie, maar misschien is dat juist wat we niet doen,’ beweren ze, ‘Wij wijzen namelijk nooit één enkele groep af, wij wijzen steeds weer zowel onszelf als ook alle anderen af, omdat we allemaal op de één of andere manier van Gods doel afgeweken zijn.’
Nooit goed
Je zou kunnen zeggen dat hun identiteit in god gevangen zit. Daar hebben ze niet alleen vrede mee, daar voelen ze zich zelfs geborgen door. Ze weten dat wat ze ook doen, ze het nooit zo goed zullen doen dat ze in god’s ogen zullen deugen. En daar ontlenen ze hun identiteit aan.
Onderworpenheid
Ik weet niet of ik hen beledig als ik stel dat hun identiteit gebaseerd is op een volledige onderwerping aan een god in wiens ogen ze, volgens zichzelf, nooit zullen voldoen. Waarschijnlijk zijn ze dat zelfs wel met me eens en beschouwen ze die onderworpenheid als een deugd.
Vrijheid
De conclusie die ik dan niet anders dan trekken kan is dat ze niet van vrijheid houden. Liever dan zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen handelen, laten ze dat aan god over. In de totale onderwerping aan god vinden ze een veiligheid die vrijheid ze niet geeft, of waarvan zij denken dat vrijheid hen dat niet zal geven.
Autoritaire vader
De god waaraan zij zich onderwerpen komt op mij als een uitermate autoritaire vaderfiguur over. Zo’n man die, als je niet precies doet wat hij zegt, in staat is om je de ergste straffen te doen toekomen. Een soort slavendrijver die geen liefde voor zijn kinderen voelt, maar ze als zijn bezit beschouwt. Zo’n man die de angst die zijn kinderen voor hem voelen als een teken van respect beschouwt. Zo’n man die geniet van de angst die hij bij anderen oproept.
Slavenhouders
De verhalen die gevluchte slaven, uit het Zuiden van de Verenigde Staten, vertellen over het gedrag van de slavenhouders, is doorspekt van eenzelfde wreed en onvoorspelbaar gedrag. Voor een klein vergrijp kon een slaaf honderd of meer zweepslagen krijgen. En hoewel de slavenhouder zich zonder schaamte de vruchten van de arbeid van zijn slaven toe-eigende, werd een slaaf, als hij werd betrapt op het stelen van een beetje voedsel, omdat hij of zij honger had, daarvoor altijd buitenproportioneel bestraft. Die slavenhouders waren het gewend om hun slaven zo te behandelen. Veel slaven waren niet anders gewend dan zo behandeld te worden, ondanks dat menige slaaf de zoon of dochter was van de slavenhouder die hen als bezit gebruikte.
Identiteit van een slaaf
Wat voor een identiteit konden die slaven opbouwen? Ze werden als slaaf geboren en waren slaaf onder de slaven. Ze leerden zichzelf als het bezit van hun ‘meesters’ te beschouwen en waren daardoor onderling ook niet altijd betrouwbaar. Om een wit voetje te halen bij de slavenhouder kon een mede-slaaf die probeerde te ontsnappen verraden worden.
Gevolgen
Slaafs gedrag leidt vanzelf tot het afwijzen van jezelf. In ieder geval is dat risico heel groot. Of je wijst jezelf af en accepteert dat je het bezit van een ander bent, of je accepteert niet dat je het bezit van een ander bent en probeert te ontsnappen, zelfs als je weet dat de straf die je te wachten staat als je gepakt wordt niet mals zal zijn. Niet veel slaven durfden dat.
De eerste plaats
‘Godsdienst is God dienen.’ ‘Wij wijzen steeds weer zowel onszelf als anderen af, omdat we allemaal op de één of andere manier van Gods doel afgeweken zijn.’ ‘Als we de mens voorop zetten, dan is het geen Godsdienst maar menselijkheid.’ ‘Godsdienst is God dienen. Hem op de eerste plaats zetten.’
Straf
Zoals een slaaf zijn meester, volgens die meester, op de eerste plaats dient te stellen, zo dienen reformatorische christenen hun meester op de eerste plaats te zetten. Dat betekent dat ze er van uitgaan dat er een god is die hen als zijn persoonlijke bezit beschouwt. En die god dienen ze te dienen. Als ze dat, in de ogen van god, niet goed doen, mag god hen straffen. En elke straf die god oplegt is per definitie geoorloofd, omdat het god is die oordeelt en het oordeel van god is wet.
Beledigend?
Ik hou niet van autoritaire mensen. Niet als ouder, niet als baas, niet als partner, niet als leraar en ook niet als god. God verdient geen hoofdletter, behalve als hij aan het begin van een zin voorkomt, zoals hier. Juist door zijn autoritaire gedrag moet ik niets van de god uit de bijbel hebben. Die god beschouw ik als een over het paard getild mens, die zich voordoet als een god, zoals een autoritaire vader of leider dat doet. Ik weet dat dit beledigend opgevat kan worden door mijn reformatorische medemensen, omdat alleen mensen die niet in vrijheid geloven te beledigen zijn als hun geloof in twijfel getrokken wordt.
Commentaar
Het staat eenieder vrij om zich te onderwerpen aan een religie, aan een god of een profeet. Het zou vreemd zijn als ik mensen zou verbieden zich vrijwillig tot slaaf te laten maken. Waar ik wel moeite mee heb is dat die mensen menen dat ze zich beledigd mogen voelen als ik hun geloof in twijfel trek, of als ik commentaar heb op hun god of profeet.
Ik dien de mensen
Als god werkelijk almachtig zou zijn, en werkelijk alomtegenwoordig, dan hoeven mensen die god niet te dienen. Iemand die zoveel macht heeft en zo alomtegenwoordig is, heeft niets nodig wat een mens zou kunnen geven. Zoals de heilsoldate Majoor Boshardt zei: ‘Ik dien de mensen. God heeft mijn diensten niet nodig. Die heeft alles al.’
Wijze mensen
Profeten zijn in mijn ogen niet echt wijs. Als ze wijs zouden zijn geweest dan hadden ze zich niet als profeet kenbaar gemaakt. De ware wijze mensen hebben maar een klein ego. Die delen hun ziel met anderen. Die dienen hun medemensen zonder voor die verdiensten met roem en eer beloond te willen worden. Die voeden de wereld met hun liefde en niet met hun woorden.
Kritiek
Een profeet die niet tegen kritiek kan en waarop, zelfs honderden jaren na zijn dood, nog steeds geen kritiek gegeven kan en mag worden, is weliswaar succesvol in zijn imago-opbouw, maar ik kan zo’n profeet en zijn leer niet serieus nemen. Met geweld onderwerping afdwingen, in naam van god of allah, is duidelijk maken dat er een armoede aan argumenten onder het tapijt geschoven dient te worden. Tegenargumenten worden op die manier monddood gemaakt, maar zijn daardoor niet minder valide.
Onderwerping
Wat me in vrijwel elke godsdienst tegenstaat is de dwang tot onderwerping die met name een onverbrekelijk deel van alle monotheïstische religies lijkt te zijn. Gelukkig zijn niet alle volgers van een monotheïstische god zo slaafs als onze reformatorische mannenbroeders en zusters. Feit blijft wel dat onderwerping aan god deel uitmaakt van alle monotheïstische religies.
Wetboeken
De boeken die de basis vormen van monotheïstische religies, zijn dan ook vrijwel allen wetboeken. Daarin hebben mensen de wetten die ze aan god toeschrijven opgeschreven. God zelf heeft, bij mijn weten, nog nooit een boek geschreven. Als je gelooft dat de bijbel, bijvoorbeeld, god’s woord bevat, moet je er vanuit gaan dat degenen die die bijbel geschreven hebben rechtstreeks contact met god hebben gehad. Dat iemand zegt dat hij of zij rechtstreeks contact heeft gehad met god betekent natuurlijk niet dat dat ook zo is.
God’s wil?
Ook als god daadwerkelijk zou bestaan is god’s wil niet vast te stellen. Als god zou bestaan en almachtig is, dan is het eigenaardig om er van uit te gaan dat er in diens schepping iets zou kunnen bestaan dat god niet bedoeld heeft. Dat iemand in god’s naam homoseksualiteit afkeurt en dat in een boek heeft vastgelegd, betekent niet dat god homoseksualiteit afwijst. Als god die versie van liefde niet had gewild dan was die versie van liefde er niet geweest.
Het probleem
God is het probleem niet. Het probleem is het idee dat er mensen zijn die denken te weten wat god wil en die vinden dat iedereen zich daaraan dient te onderwerpen. God is niet het probleem, het god willen dienen en alles en iedereen aan god willen onderwerpen is het probleem. God heeft het niet nodig dat mensen zich onderwerpen en zich deemoedig voegen naar de een of andere religie.
Godsdienst
Ik heb geen probleem met god. Ik heb een probleem met godsdienst. Ik hou niet van een systeem dat mensen tot slaaf van dat systeem maakt.
Vrijheid
Ik heb de vrijheid teveel lief.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: