Angst voor vrijheid

 

Magere vrijheid
We leven in vrijheid omdat we in een democratische rechtsstaat leven. Wij kunnen immers kiezen voor een politieke partij om ons te vertegenwoordigen in de kamer om namens ons te regeren of hen die regeren in de gaten te houden. We mogen zeggen wat we denken zonder dat we voor onze denkbeelden veroordeeld kunnen worden. Dat is de vrijheid die ik geacht werd te moeten verdedigen door in militaire dienst te gaan. Om heel eerlijk te zijn vind ik dat maar een mager soort vrijheid. Dat betekent niet dat ik geen waarde aan die vrijheid toeken. Ik heb liever een mager soort vrijheid dan helemaal geen vrijheid.

Vrijheid van meningsuiting
Het belangrijkste deel van de vrijheid die we hebben is de vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid zorgt ervoor dat ik alles wat ik denk ook gewoon op papier kan zetten of uit kan spreken of desnoods schreeuwen. Die vrijheid is belangrijker dan de ‘vrijheid’ om om de zoveel tijd een briefje in een bus te mogen schuiven met mijn voorkeur voor een kandidaat in de tweede kamer of in de gemeenteraad. Ook in Turkije en Rusland bestaat die ‘vrijheid’ en toch moet je daar oppassen met wat je zegt, omdat je voor je mening veroordeeld kunt worden. Maar hoe belangrijk het mogen uiten van je mening ook is, als er niet echt naar je geluisterd wordt, heb je er niet zo heel veel aan.

De vrijheid van een kind
Daar komt nog bij dat de politieke vrijheid die je hebt een soort kers op een taart van onvrijheid is. Je kiest niet voor je ouders. Als je geluk hebt zijn je ouders tolerant en streven ze ernaar om je te leren in alles gelijk aan hen zelf te worden. Als je pech hebt dwingen ze je om je aan hun wil te onderwerpen. Als kind kun je de vrijheid om jezelf te zijn niet afdwingen. Niet alleen niet bij je ouders, maar ook niet op de basisschool, de middelbare school, een vervolgopleiding of in een baan.

Wie bepaalt de regels?
Je leert al jong dat anderen de regels bepalen. Dat regels van bovenaf worden opgelegd. Als je geluk hebt zal een school je een of andere vorm van medezeggenschap geven, maar de manier waarop dat gebeurt, wordt ook weer van bovenaf bepaald. Dat is zo gewoon dat we het eigenlijk vanzelf normaal zijn gaan vinden. Want hoe zouden kinderen van, laten we zeggen twaalf jaar oud, zelf hun regels kunnen bepalen?

Klasdorp
Eigenlijk is dat heel simpel. Om kinderen te leren hoe de maatschappij in elkaar zit, maakte ik samen met een collega een project dat op een zogenaamde ‘achterstandsschool’ in groep acht uitgevoerd moest worden. Er moest van alles in: hoe je met geld om moet gaan, hoe je een speelplaats in kunt richten, hoe je samen in een huis kunt wonen, hoe het huren van een huis, het verzekeren van onvoorziene rampen werkt en hoe de democratie werkt. ‘Klasdorp’ noemden we dat project.

Het maken van regels
Ik had er nog iets aan toegevoegd, omdat ik dat belangrijk vond, en dat was het maken van regels. Eerst legden we uit wat regels zijn. Dat er verschillende regels zijn bijvoorbeeld. Geboden en verboden. Dat een gebod je vertelt wat je moet doen en dat een verbod je vertelt wat je niet mag doen. Een belangrijk onderscheid. Maar ook dat regels bedoeld zijn om je rechten en plichten te geven.

Stemmen over regels
Nadat het voor de leerlingen duidelijk was wat regels doen, mochten ze zelf regels maken. Iedereen mocht drie regels op papier zetten. Vervolgens werden alle regels op het bord geschreven, waarbij de klas mocht bepalen of sommige regels hetzelfde waren of apart opgeschreven moesten worden. Nadat er, op die manier een lijst van regels op het bord was geschreven, werd er over elke regel gestemd. Als meer dan vijftig procent van de leerlingen het met een regel eens was, dan werd die regel, binnen Klasdorp, ingevoerd.

Regels voor Klasdorp
De meeste regels die door de leerlingen werden verzonnen, waren redelijke regels. Vaak ook regels die, op de school waar ze zaten, al normaal waren. Natuurlijk werd er ook gekeken hoe ver men kon gaan. Een kind had de regel verzonnen dat de school om twaalf uur dicht zou gaan, en dat de leerlingen dus iedere middag vrij zouden hebben. Het spreekt vanzelf dat de klas daar razend enthousiast over was. ‘Daar kunnen jullie voor kiezen,’ zei ik, ‘maar die regel geldt alleen binnen Klasdorp, want we zijn regels voor Klasdorp aan het maken. Dat betekent dat Klasdorp om twaalf uur stopt en de gewone lessen dan weer beginnen. Dus zeg het maar, willen jullie deze regel?’ Uiteraard werd er democratisch besloten dat deze regel niet werd ingevoerd.

De burgemeester
Overigens had ik de leerkracht tot ‘burgemeester’ gepromoveerd. En de burgemeester had, volgens de regels van Klasdorp, een vetorecht. Geen van de leerkrachten van de twee klassen waar ik ‘Klasdorp’ heb uitgevoerd, heeft overigens gebruik gemaakt van dat veto-recht.

De eigen regels als wetboek
De laatste middag van ‘Klasdorp’ brak aan. De lijst met regels die door de leerlingen van de twee groepen acht democratisch waren bepaald, werd op papier geschreven en had een prominente plaats in de klas gekregen. Beide leerkrachten stelden aan de klas voor om die regels, nu Klasdorp voorbij was, als klassenregels in te voeren, hetgeen met een groot enthousiasme door de leerlingen werd begroet. Vanaf dat moment golden hun eigen regels als ‘wetboek’.

Collectieve verantwoordelijkheid
Als iemand zich vervolgens niet aan een regel hield, hoefde de leerkracht meestal niet in te grijpen. Dat deden de klasgenoten zelf wel. Het waren immers hun regels en ze tolereerden niet dat hun eigen regels door een medeleerling werd overschreden. Het opstellen en navolgen van de regels was een collectieve verantwoordelijkheid geworden.

De groep
Als je het gevoel hebt dat regels je van bovenaf opgelegd zijn, en dat je daar zelf niets over te vertellen hebt gehad, dan zijn dat jouw regels niet, maar de regels van een macht die zich boven jou stelt. Als je zo’n regel schendt, dan zal niemand van de groep waar je toe behoort je ongestraft mogen verklikken. Die hele groep is namelijk ondergeschikt gemaakt aan de macht van diegenen die zich boven je geplaatst hebben. Dus val je je groep af als je een groepslid die een regel overtreedt verklikt. Maar als de groep zelf de regels heeft bepaald, dan valt degene die een regel overtreedt de groep af. En dat pikt de groep niet.

Het project vervolgt
Ik was nogal enthousiast over dat onderdeel van Klasdorp. Maar toen het project, dat nogal succesvol was, door een aantal van mijn collega’s werd uitgevoerd, bleken ze het maken van regels over te slaan. Ze legden weliswaar uit wat regels waren en waar ze toe dienden, maar ze geloofden simpelweg niet dat leerlingen van een jaar of twaalf in staat zouden kunnen zijn om hun eigen regels te maken. Toen ik daar achter kwam was ik verbijsterd.

Het hart van het project
Ik had het gevoel dat mijn collega’s het hart uit ‘mijn’ project hadden gehaald. Toen ik vol enthousiasme vertelde hoe ik het had gedaan, bleek dat geen enkel effect te hebben. Dat leerlingen van groep acht op een basisschool in een achterstandswijk in staat zouden kunnen zijn om zelf hun eigen regels te maken, werd zo absurd gevonden dat mijn woorden, die het tegendeel betoogden, absoluut niet in vruchtbare aarde vielen.

Gebrek aan vertrouwen
Voor mij gaf dat aan dat het vaak een gebrek aan vertrouwen is dat er voor zorgt dat mensen er toe brengt voor anderen te bepalen wat goed voor ze is. ‘Dat kunnen ze toch zelf niet! En ik ga het niet proberen ook, want ik weet al van tevoren dat ze dat niet kunnen. Dat is verloren moeite.’ En zo bevestigt het idee zichzelf dat mensen in veel situaties verteld moet worden wat ze moeten doen of moeten laten, omdat ze dat zelf niet zouden kunnen.

Een andere blik
Vrijwel al mijn collega’s kwamen uit middenstandsgezinnen en de rest kwam uit de bovenlaag van de samenleving. Buiten mijzelf was er niemand die geboren en getogen was in een arbeidswijk. De leerlingen op die basisschool, dat was ik zelf. Mijn collega’s hadden, net zoals ikzelf, het beste voor met de leerlingen waar ze hun projecten voor deden. Het verschil was dat ik die leerlingen als mezelf zag, met hetzelfde potentieel. Zij zagen die leerlingen als hulpbehoevende achtergestelden. En het was hun taak om die hulpbehoevende achtergestelden te helpen: te bepalen wat ze nodig hadden en hen dat bij te brengen of te geven.

Houding bepalen
Het idee dat die hulpbehoevende achtergestelden in staat zouden kunnen zijn om hun eigen levens te bepalen, verstoorde de relatie, zoals zij die wensten aan te gaan. Dus was het idee dat je die leerlingen zelf hun regels zou kunnen laten bepalen ook bedreigend. Stel je voor dat je moet erkennen dat mensen die aan jouw zorgen worden toevertrouwd wel eens gelijk aan je zouden kunnen zijn. Dat je niet zomaar het recht hebt om te bepalen wat goed voor hen is. Dan moet je je relatie met die groep mensen herzien. Dan moet je je eigen positie ter discussie stellen.

Top-down
Op scholen, instituten en ondernemingen wordt vrijwel altijd van bovenaf bepaald hoe de regels zijn. De zogenaamde top-down-benadering. Er wordt, in onze maatschappij, vanuit gegaan dat dat ook de beste manier is. Iemand moet de boel leiden, want anders wordt het een chaos. Degenen die onder aan die ladder van hiërarchie staan, hebben niets te vertellen en dienen gewoon te doen wat er van hen gevraagd wordt. Als het niet geheel naar wens loopt in een organisatie dan worden veelal de regels voor degenen die onder aan de ladder staan strenger gemaakt, zodat hun bewegingsvrijheid nog verder wordt aangetast.

Ineffectief
Dan wordt er door mensen die zelf nog nooit een verband hebben aangelegd bepaald hoeveel tijd een verzorgende mag besteden aan het aanleggen van dat verband. Alsof de persoon die verbanden aanlegt dat niet veel beter zelf zou kunnen bepalen. Het heeft niets met efficiëntie te maken, want het is in de praktijk overduidelijk dat regels die eenzijdig van bovenaf opgelegd worden, niet effectief zijn, al was het maar omdat zo’n keurslijf van regels het plezier in het werk wegneemt, waardoor steeds minder mensen het zullen willen doen, en de mensen die het doen het met steeds minder plezier zullen doen.

Wantrouwen
Logisch ook. Die regels zijn niet bedoeld om iets te regelen, maar om degenen waarop neergekeken wordt te beperken in hun bewegingsvrijheid, uit wantrouwen. ‘Ze zullen er wel de kantjes af willen lopen en daarom moeten we alles in regels en protocollen vastleggen.’ Dat de meeste mensen die er voor kiezen om voor anderen te gaan zorgen dat vanuit een intrinsieke motivatie doen, kan iemand die op dat soort mensen neerkijkt zich simpelweg niet voorstellen. Stel dat je iemand de vrijheid geeft om zelf te bepalen hoe hij of zij het werk doet, dan zou daar wel eens door iemand misbruik van gemaakt kunnen worden, dus neem je die vrijheid weg. Dat mensen die vrijheid ook kunnen gebruiken om hun werk beter en zinvoller te doen, komt simpelweg niet in de beleidsbepalers op.

Eigen inzicht
Dat mensen in het bedrijfsleven, in instituten, in de zorg, op scholen hun vrijheid om zelf te bepalen hoe ze hun werk het beste kunnen doen wordt ontnomen, heeft te maken met wantrouwen. Als je er van uitgaat dat je werknemers er de kantjes wel vanaf zullen lopen als je ze de vrijheid geeft om hun werk naar eigen inzicht te doen, dan zul je er alles aan doen om ze die vrijheid te ontnemen. Uit angst dat ze die vrijheid zullen misbruiken. Maar daardoor ontneem je ze ook de kans om die vrijheid te gebruiken om hun werk beter en zinvoller te doen.

Angst voor vrijheid
Vandaar dat er, in de maatschappij zoals wij die kennen, een grote angst voor vrijheid bestaat. Vandaar dat de meeste organisaties, instituten, zorginstellingen en scholen feitelijk dictatoriaal geleid worden. Dus leven we in een democratische samenleving? Eh.. nee. Als we op school zitten, of ergens werken, dan is het systeem waaronder we functioneren, met de beste wil van de wereld niet democratisch te noemen. Zelfs de vrijheid van meningsuiting is er beperkt. Als je bij sommige bedrijven wil gaan werken, moet je eerst een geheimhoudingsclausule tekenen. Mocht je vervolgens ontdekken dat dat bedrijf iets doet dat moreel verwerpelijk of zelfs wettelijk verboden is, dan loop je het risico dat je, als je dat kenbaar maakt, juridisch vervolgd wordt.

De wet
Raar genoeg beschermt de wet dan het recht van een bedrijf om jou te beroven van je meningsuiting.

Democratie?
Het is dus maar de vraag of onze samenleving echt democratisch is. Voor een zeer belangrijk deel is dat niet zo. Leerlingen hebben, over het algemeen, niet zoveel te zeggen op school. Ze kiezen hun leraren niet. Ze bepalen zelf hun regels niet. En als je ergens gaat werken, geldt feitelijk hetzelfde. Je kiest je bazen niet, je bepaalt niet mee volgens welke regels zo’n bedrijf, instelling of instituut dient te werken.

Mager
Goed, je bent vrij om, tot op zekere hoogte, te zeggen wat je vindt. Je mag ook, om de zoveel tijd, meebepalen wie het volk gaat vertegenwoordigen in de gemeente, provincie of het rijk. Maar dat is het dan ook. Dat blijf ik een magere vorm van medezeggenschap vinden.

Vertrouwen
Het kan anders. Ricardo Semler heeft zijn bedrijf, met succes, gedemocratiseerd. Dat blijkt, in de praktijk, uitstekend te werken. Zijn bedrijf is er alleen maar beter door gaan functioneren. Waarom? Omdat Ricardo Semler heeft besloten dat hij zijn werknemers vertrouwt. Hij vertrouwt erop dat ze zelf wel kunnen bepalen hoe het bedrijf waar ze deel van uitmaken, zo goed mogelijk kan functioneren. Dat ze zelf kunnen bepalen wie een goede baas is en wie niet. En dat een baas die niet functioneert in de ogen van de ‘ondergeschikten’ maar beter ontslagen kan worden, omdat, als je het vertrouwen van je ‘ondergeschikten’ niet hebt, je ook geen goede baas kunt zijn.

Vrijheid is vertrouwen
Een samenleving waar wantrouwen regeert kan geen vrije samenleving zijn. Vrijheid kan alleen maar groeien en gevoed worden door vertrouwen.
Met andere woorden: vrijheid en vertrouwen horen bij elkaar.