ruud moors vrijheid aflevering 5
Kinderen en vrijheid
Veel mensen associëren hun kindertijd met vrijheid. Kinderen zijn volledig afhankelijk van ouderen en dragen, als het goed is, nog maar weinig verantwoordelijkheid. Die ligt immers bij de ouderen in hun omgeving; ouders, grootouders, leerkrachten, gouvernantes, au-pairs, oudere broers en zussen, maar zij zelf dragen de minste verantwoordelijkheid (zolang ze geen jongere broers of zussen hebben) en zijn dus vrij van verantwoordelijkheid. Zolang ze zich gehoorzaam gedragen, hoeven ze zich nergens zorgen om te maken.
Vrij van verantwoordelijkheid
Dat is de vrijheid waar veel mensen naar terug verlangen. Het vrij zijn van verantwoordelijkheid. Het vrij zijn door afhankelijkheid. Het vrij zijn door gehoorzaamheid. En dat is juist tegengesteld aan wat ik vrijheid noem; de verantwoordelijkheid nemen om naar eigen goeddunken over jezelf te beslissen. De ‘vrijheid’ in de kindertijd ontstaat juist doordat je die verantwoordelijkheid niet in eigen handen hoeft te nemen en doordat je je onderwerpt aan degenen die wel verantwoordelijk zijn; de volwassenen.
Vrijheid door onderwerping
De prijs die je voor die vorm van vrijheid betaalt is onderwerping. De erkenning dat je volledig afhankelijk bent van de grillen van een ander. Maar dat betekent ook dat je zult moeten accepteren dat die ander jou tot gehoorzaamheid mag dwingen. Dat idee van vrijheid krijgen we met de paplepel ingegeven.
De aantrekkingskracht van sterke leiders
Misschien is dat wel de verklaring waarom mensen zich soms zo gretig onderwerpen aan zogenaamde ‘sterke’ leiders. Leiders die beloven dat, als je je lot in hun handen legt, alles vanzelf wel goed komt. Leiders die hun volgers behandelen als kinderen. Leiders die beloven dat zij de verantwoordelijkheid voor alles wel op zich zullen nemen, mits het volk zich aan hen onderwerpt en zich volslagen afhankelijk van hen maakt. Leiders die je de suggestie geven dat je niet verantwoordelijk voor je eigen keuzes bent, maar dat je dat beter aan hen kan overlaten. Leiders die zich gedragen als kleine godjes of als alwetende vaders.
Gehoorzaamheid
God was, als ik het goed begrepen heb, de vader van Adam en Eva. Het paradijs waar Adam en Eva in leefden was zijn lusthof. Hij was daar de baas. Hij was verantwoordelijk voor alles. Alles en iedereen binnen dat lusthof (en wellicht ook ver daarbuiten) was afhankelijk van hem, en dus aan hem onderworpen. Adam en Eva hoefden alleen maar gehoorzaam te zijn. Dat was alles. In ruil voor die gehoorzaamheid hoefden ze niet voor zichzelf te zorgen. God zorgde voor ze.
God is verantwoordelijk
Adam en Eva hoefden het verschil niet te kennen tussen goed en kwaad. Ze hoefden alleen maar te doen wat van hen gevraagd werd en te laten wat hen verboden werd. Ze hoefden niet na te denken over de gevolgen van hun daden. Daar waren zij niet verantwoordelijk voor. Zolang ze God gehoorzaamden, nam God die verantwoordelijkheid van hen over.
Verantwoordelijkheid
Dat is waarom ze uit het ‘paradijs’ verjaagd werden nadat ze van de boom van kennis van goed en kwaad gegeten hadden. Door zich die kennis toe te eigenen werden ze ook verantwoordelijk voor hun eigen handelen, voor hun eigen bestaan.
Leer verantwoordelijk te worden
In het nieuwe testament zegt Jezus dat je moet proberen als God te worden. Volgens mij bedoelt hij daarmee dat je gelijk aan je vader moet worden. Dat je moet leren de verantwoordelijkheid voor jezelf, en degenen die afhankelijk van je zijn, op je te nemen. Dat je je moet bevrijden van de onderwerping aan God door als God te worden. Vrij. Verantwoordelijk.
Vrijheid en gelijkheid
Ik heb niets tegen het idee van God. Ik heb iets tegen het idee van godsdienst. Je hoort je niet te onderwerpen aan God, maar je juist te bevrijden van die onderwerping door de verantwoordelijkheid voor jezelf op je te nemen. Een volwassen mens dient zijn vader en moeder niet. Een volwassen mens is als een gelijke in verbinding met zijn ouders. Tenminste als die volwassen mens ook daadwerkelijk vrij is.
De angst voor het moeten
Het is in het belang van mensen die andere mensen willen domineren, om die mensen wijs te maken dat het in hun eigen belang is dat ze gedomineerd worden. Afhankelijkheid en gehoorzaamheid dienen dan als deugden gepropageerd te worden, met als grootste deugd: volledige onderwerping. En dat is wat veel godsdiensten propageren: onderwerping. Dat dat voor veel mensen een sterke aantrekkingskracht heeft, zou wel eens te maken kunnen hebben met een angst voor, en misschien zelfs wel een zekere weerzin tegen het verantwoordelijk moeten zijn voor jezelf. Ik schrijf hier ‘moeten zijn’ omdat veel mensen het als zodanig zullen ervaren.
Loslaten
Veel ouders hebben er moeite mee om hun kinderen los te laten en blijven zich verantwoordelijk voelen voor hun kinderen. Dat je je als ouder betrokken blijft voelen bij je kinderen is logisch, maar dat is niet hetzelfde als je verantwoordelijk voelen. Als je je kind niet leert zelf verantwoordelijk te zijn, maar zelf aan die verantwoordelijkheid vast blijft houden, uit angst dat je kind het zelf niet kan, dan onthoud je je kind de mogelijkheid om vrij te worden.
De gevolgen
Ik las in een boek van John Steinbeck dat hij tegen zijn zoons, die toen een jaar of veertien waren, had gezegd dat hij besefte dat zij, als ze dat perse wilden, toch gewoon zouden doen waar ze zin in hadden, ook als hij dat zou verbieden. Maar hij vertelde ze ook dat ze zelf verantwoordelijk waren voor de gevolgen van hun handelen. Met andere woorden: ‘Omdat jullie toch wel doen wat je zelf wilt, omdat je vindt dat ik daar niet over ga, voel ik me daar ook niet verantwoordelijk voor, maar beschouw ik het als jullie eigen verantwoordelijkheid. Jullie dragen ook zelf de gevolgen van die keuze’.
De vrijheid om fouten te maken
Zoals elke puber, was mijn zoon, die toen veertien was, aardig eigenwijs. Ik vertelde hem wat ik gelezen had en zei dat ik daar ook zo over dacht. Ik voegde er wel aan toe dat ik, als ik dat nodig vond, wel zou zeggen wat ik het beste vond, maar dat het aan hem was om zich daar iets van aan te trekken, of niet. Maar omdat hij die keuze zelf maakte, beschouwde ik hem als verantwoordelijk voor die keuze, en dus ook voor de gevolgen van die keuze. Wat ik wilde was dat mijn zoon mijn gelijke werd. Dat hij ‘naar eigen goeddunken over zichzelf leerde te beschikken’. En daarvoor moest ik hem de vrijheid geven om fouten te maken, maar hem ook de verantwoordelijkheid geven om de gevolgen van die fouten te dragen.
Daarvoor is vertrouwen nodig.
Vertrouwen
En misschien is dat wel waar het vaak aan ontbreekt; aan vertrouwen. Als je als ouder niet durft te vertrouwen op het vermogen van je kind om zelf verantwoordelijk te zijn voor de gevolgen van de keuzes die dat kind maakt, dan ga je proberen om die keuzes voor je kind te maken. Daarmee ontneem je je kind de mogelijkheid om, wellicht door schade en schande, te leren verantwoordelijk voor zichzelf te worden.
Angst voor de vrijheid
Stel dat het je lukt om je kind onderworpen te houden, het door gehoorzaamheid te dwingen te doen wat jij goed acht voor dat kind, zodat dat kind volledig afhankelijk blijft van jouw goedkeuring en afwijzing, wat dan? Dan heb je je kind tot je slaaf gemaakt. Dan heb je je kind de vrijheid ontnomen om van zichzelf te kunnen zijn. Zelfs als volwassene. Dan blijft dat kind je bezit. Ook na je dood. Dan ben je zelf weliswaar een godje geworden, maar je kind blijft eeuwig een slaaf, met angst voor de vrijheid. Met een onvermogen om naar eigen goeddunken over zichzelf te kunnen beschikken.
Streven naar onafhankelijkheid
Naar mijn idee ben je dan als ouder mislukt. Juist omdat mensen kwetsbaar geboren worden en gedurende lange tijd volslagen afhankelijk zijn van hun ouders en andere opvoeders, is het belangrijk dat die ouders en opvoeders er alles aan doen om degenen die afhankelijk van hen zijn te leren onafhankelijk van hen te worden.
Een goede opvoeder
Ik heb het geluk gehad dat mijn vader een goede opvoeder was. Toen we nog klein waren was hij weliswaar streng, maar ook liefdevol. Hij nam de verantwoordelijkheid voor het gezin op zich. Hij zorgde dat we een dak boven ons hoofd hadden, dat we te eten hadden, kleren en speelgoed kregen. Dat er goed voor ons gezorgd werd. Maar toen we ouder werden liet hij ons steeds meer los.
Je mag altijd met me in discussie gaan
Ik was een jaar of elf. Mijn vader gaf me een opdracht waar ik weinig voor voelde en dus verzuchtte ik: ‘Ik moet ook altijd doen wat u zegt. Dat vind ik niet eerlijk.’ ‘Nou,’ zei mijn vader, ‘als je het niet met me eens bent, mag je altijd met me in discussie gaan. En als jij mij kunt overtuigen dat ik iets onterecht van je vraag, dan zal ik dat niet van je vragen. Tegelijkertijd zal ik jou, met argumenten, proberen te overtuigen waarom ik vind dat je dat wel moet doen. Maar als we er niet uit komen, omdat we simpelweg niet met elkaar eens zijn, dan heb ik het laatste woord, want ik zorg voor ons gezin.’
Omdat ik het zeg
Ik wist vanaf dat moment dat ik, als ik het niet met hem eens was, altijd met hem in discussie mocht gaan. Dat deed ik ook. Ik heb mijn vader nooit als argument waarom ik iets moest doen de dooddoener ‘omdat ik het zeg’ horen gebruiken, in tegenstelling tot de leraren op school, die, als ik met ze in discussie probeerde te gaan, altijd geïrriteerd reageerden. ‘Doe nou maar gewoon wat er van je gevraagd wordt Moors,’ was hun standaardreactie.
Zelfstandig nadenken
Als je mensen wilt opvoeden tot vrijheid, dien je ze juist te leren zelfstandig te denken en door middel van argumenten hun standpunt te leren bepalen. Mijn vader leerde me dat. Maar hij was, als volwassene, een uitzondering. Hij wilde dat ik zelfstandig leerde nadenken. Hij wilde dat ik leerde om verantwoordelijk te zijn voor mijn handelen en de gevolgen van dat handelen. Hij heeft me geleerd om ‘naar eigen goeddunken over mezelf te beschikken’, op mezelf te vertrouwen, maar bovenal om de volle verantwoordelijkheid te nemen voor alles wat ik denk, alles wat ik doe en alles wat ik teweeg breng.
Vrijheid
Daardoor heeft mijn vader mij tot vrijheid opgevoed.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: