Glanzend zwart staat ze midden in de kamer. Een heel klein geluid, meer is niet nodig. Ze wil eruit, door de schuifpui. Een snelle sprong over het rubber matje heen. Even zitten, de staart in een stijve krul. Waar gaan we heen vandaag? Links, rechts of toch maar rechtdoor? Eerst uitrekken, de poten gestrekt ver naar voren, de rug laag, kop naar achteren. En weg, zigzaggend rennen, dan met een ruk stil blijven staan. Oren draaiend naar de richting van het geluid, uiterste behoedzaamheid.

Loos alarm, verder met ontspannen tred.

Hard lawaai, een hortend geluid dat diep uit de keel komt, krassende nagels over het glas. Nog iemand die naar buiten wil, dringend. Groot, grijs en vormeloos, zenuwachtig piepend, draaiend, maakt hij duidelijk dat hij nu, direct, onmiddellijk naar buiten moet, snel, hij moet erheen, alsjeblieft, toe nou!

Anderhalve meter verderop, buiten op het terras, ligt ze volkomen ontspannen, nu eens op de een, dan weer op de andere zij wentelend, zich terdege bewust van haar publiek. De prooi leeft en probeert te ontsnappen, een oneerlijke strijd, onbegonnen werk, telkens wordt ze loom terug gehengeld. De schuifpui gaat open.

Wat heb je daar? Grote onhandige poten stappen naar buiten, neus dicht aan de grond, verstoord kijkt de speelse jager op, iets te lang. Verbaasd snuffelt ze nu mee. Ik had toch net nog, hoe kan dat nou? Verbaasd kijkt ze om zich heen, berust. Nou ja, ik haal straks wel een nieuwe.

Ze richt zich op, strijkt nog even wellustig langs de grote harige grijze poten, duwend met haar kop en loopt onder zijn hijgende buik door statig de tuin weer in.  Met korte zenuwachtige rukjes van zijn grote kop snuffelt hij nog even door, stopt dan gedesillusioneerd en kijkt haar peinzend na.

   

Margriet