‘s Morgens zes uur. De hanen kraaien. Het licht begint voorzichtig. De dauw trekt weg. In huis geurt de koffie. Mijn moeder heeft de bonen zelf in een ijzeren Oostpan bruin gebrand. De handkoffiemolen tussen haar benen geklemd, maalt ze de koffie fijn. Het water kookt en de koffie wordt gezet. Mijn opa die bij ons in huis woont, sinds oma enkele jaren geleden overleden is, komt zachtjes op zijn pantoffels de trap af. Ik ben nog heel klein, maar ben iedere ochtend als ik opa hoor klaar wakker. Immers niets is voor mij zo fijn om als klein meisje bij hem op schoot te zitten en als moeder hem de koffie aanreikt ook enkele lepeltjes koffie van opa te krijgen. Heerlijk!

Het is immers oorlogstijd en echte koeienmelk is moeilijk te krijgen, dat gaat allemaal door de boeren naar de Tris (Troepenmacht in Suriname) en de bevolking moet het met gecondenseerde melk uit blik doen. Dat maakt voor mij de koffie extra lekker. En dan die geur, vroeg in de ochtend en opa en ik zittend op de gaanderij. Zo intiem. Zo lieflijk. Nu nog als ik in de ochtend koffie drink komt die lieve herinnering weer naar boven en zie ik het voor me. De geur van koffie in de vroegte onlosmakelijk verbonden met opa.

 

Nanda Th. Lubliek
9 december 2008