In de Libelle van 26 juni 1953, dus ruim vijftig jaar geleden, stond er in de rubriek “Verkenningen in eigen land” een artikel over Groningen en de zuidhoek, waarin het dorp Haren ook even genoemd wordt. Bovendien stond er een foto bij van wat de redactie blijkbaar het mooiste plekje van Haren vond.

Heel fraai is de opsomming van de mensen die de bevolking van Haren uitmaken: de patriciers, de industriëlen, de kooplieden, de ambtenaren en de professoren. Wat die ambtenaren in dit rijtje doen? Tja. En “belommerde landhuizen”, zouden die nog steeds bestaan?