|
hotel
splendide |
Hotel Splendide van Ludwig
Bemelmans is, zover ik weet, nooit in het Nederlands vertaald. De kans dat
een uitgever in deze tijd nog eens spontaan op het idee zal komen om dit
toch vrij obscure werkje van deze in Nederland volstrekt onbekende schrijver
te laten vertalen is te verwaarlozen. Daarom heb ik besloten zelf een poging
te doen. Het maken van een goede vertaling valt overigens nog niet mee. De titel van het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld is "Animal waiter". Dat slaat, voor mijn gevoel, zowel op het feit dat de kelner waar het om gaat de slechtste kelner ter wereld is (een beest van een kelner), maar ook op zijn dierenliefde. Die dubbele betekenis hebben we in het Nederlands niet, dus was het zoeken naar een redelijk alternatief. Je kunt het natuurlijk ook lezen als iemand die behalve voor mensen, ook voor dieren zorgt (he waits on people and on animals). Dus toch dierenkelner? In deze kolom geven we vanaf nu commentaar op de vertaling die hier rechts ontstaat, want niet alleen de titel van het eerste hoofdstuk leverde een probleem op. Hoe noem je bijvoorbeeld een pantry? We hebben hier de woordenboekbetekenis "provisiekamer" overgenomen, maar dat klopt voor ons gevoel toch niet helemaal. Het gaat om de kamer tussen de keuken en de eetzaal, waar de maaltijden klaar worden gezet om op te dienen. "Opdienkamer" dan maar, of "dienkamer"? De assistent van een kelner is in het Engels een bus-boy, maar ik kon er geen Nederlands woord voor vinden. Daarom behelp ik me maar met "hulpje", omdat ik "assistentkelner" heel anders vind klinken dan bus-boy. En hoe noem je in het Nederlands de captains van de maître d'hotel? Kapiteins lijkt me niet correct, en ik twijfel ernstig aan "ober-kelners". Hoe kom ik aan een lijstje met de juiste hiërarchie binnen een ouderwets luxe hotel? Thirty-fourth Street laat ik gewoon staan, al heb ik ook wel eens een vertaling gezien waarin het vertaald werd als de Vierendertigste Straat. Zie je blunders, heb je tips of ander commentaar, stuur dan een mailtje. Het wordt zeer gewaardeerd.
|
1 De
beestenkelner
De kelners en hun hulpjes wrongen zich met hun dienbladen langs onze tafeltjes. Dienbladen vol voedsel droegen ze hoog boven hun hoofd, de bladen met vuile borden hielden ze laag voor zich uit. Ze botsten regelmatig tegen elkaar op en dan hoorde je het gekletter van zilver, glazen en serviesgoed terwijl de soep en jus over de randen van de dienbladen droop. Steeds als dit gebeurde snelde Monsieur Victor naar onze afdeling, gevolgd door zijn manschappen, om ervoor te zorgen dat de puinhoop werd opgeruimd en om de gasten rustig te houden. Het was heel normaal om in onze afdeling mensen te zien staan met hun servetten in de hand, zichzelf schoonvegend, terwijl ze woest met hun armen zwaaiend hun beklag deden. Monsieur Victor gebruikte onze tafels als een soort strafkolonie waar hij gasten heenstuurde die bekendstonden als beruchte gekken, mensen die al een hele tijd vergeten hadden hem een fooi te geven en die daar even aan herinnerd dienden te worden, minder gewenste gasten die te veel opvielen in het betere gedeelte van de eetzaal, en gasten van wie bekend was dat ze uren bleven plakken bij een bestelling van een roerei en een glas melk terwijl goedbetalende gasten bij de deur moesten wachten op een tafel. Mespoulets was de ideale man voor wat Monsieur Victor wou. Hij voegde nog wat toe aan de strafplannen van Monsieur Victor. Hij was misschien wel de slechtste kelner ter wereld en ik was zijn hulpje geworden nadat ik van de trap de grote eetzaal in was gevallen met acht fazanten à la Souvaroff. Toen ik naar hem toegestuurd was om mijn plichten als zijn assistent op me te nemen stelde hij zich voor door te zeggen, "Mijn naam is makkelijk te onthouden. Denk aan "mijn kippen" - "mes poulets" - Mespoulets." Een gast die aan een van onze tafeltjes gezeten had verliet maar zelden het hotel met de wens er weer terug te komen. Als er ergens in de eetzaal gebroken glas te vinden was, dan zat het altijd in onze spinazie. De gasten die aan de tafels nummer 81, 82 en 86 zaten schoven onrustig in hun stoelen, staarden naar de deur van de provisiekamer, keken om zich heen en gaven noodsignalen aan andere kellners en obers terwijl ze op hun eten wachtten. Als het eten tenslotte kwam was het koud en vaak niet wat ze hadden besteld. Terwijl Mespoulets uitlegde wat het nietbestelde eten was, en hij ondertussen uitgebreid vertelde hoe het gemaakt was en wat de ingrediënten waren, knoeide hij mayonaise, soep of jus over de gasten, gooide de koffiekopjes om en slaagde er soms zelfs in een paar borden te breken. Ik hielp hem zo goed als ik kon. Aan het eind van een maaltijd gaf Mespoulets de gast meestal de rekening van iemand anders, of bleek hij het verschil in prijs tussen wat de gast besteld en wat hij gekregen had niet te hebben aangepast. Tegen die tijd hield de gast alleen nog maar zijn hand op en riep: "Laat maar, laat maar, geef maar, geef nou maar! Ik betaal gewoon, alleen maar om hier weg te kunnen! Geef nou maar, in godsnaam!" De gast betaalde dan en ging weg. Op weg naar buiten stopte hij bij de balie van de maître d'hotel om Monsieur Victor en zijn manschappen de vlekken op zijn kleren te laten zien, op de balie te slaan en te zweren dat hij nooit meer terug zou komen. Monsieur Victor en zijn manschappen luisterden, trokken meelevende gezichten, zeiden "Oh!" en "Ah!" en keken met duistere blikken onze kant uit en beloofden dat we dezelfde dag ontslagen zouden worden. Maar de volgende dag waren we er nog steeds. In de uren tussen de maaltijden, als de andere kelners bezig waren met het vullen van peper- en zoutvaatjes, olie- en azijnstelletjes en mosterdpotten, het tellen van de vuile tafelkleden en het afstoffen van de stoelen, liep Mespoulets naar een tafel bij de ingang, vlak naast de balie van Monsieur Victor, met uitzicht op de hal van het hotel. Daar zette hij de speciale leeslamp neer die hij van de directie gevraagd en gekregen had, spreidde een stuk biljartlaken over de tafel en rangschikte daarop een groot en een klein vloeiblad, een inktpot en een stuk of zes pennenhouders. Dan trok hij een stoel bij en ging zitten. Hij had een groot assortiment aan fijne koperen pennetjes van verschillende grootte die hij sleep op een stukje schuurpapier. Hij zocht de pen en de penhouder uit die hij wou en begon cirkels in de lucht te trekken. Dan pakte hij een van de witte gladde kartonnen kaarten met een vergulde rand waar de menu's op stonden geschreven en ging aan het werk. Als hij klaar was spreidde hij de menu's over de hele tafel uit om ze te laten drogen, en zat daar op zijn gemak, slechts twee stappen verwijderd van de balie van Monsieur Victor, in een gebied dat door andere kelners alleen betreden werd als ze ontboden waren, of ontslagen werden, kelners die met trillende handen en angstige ogen voor Monsieur Victor stonden. Mespoulets' bijzondere talent verzekerde hem zijn baan en onderscheidde hem van de gewone kelners. Hij week verder af doordat hij een bril mocht dragen, een voorrecht dat alle andere kelners werd ontzegd, hoe slecht ze ook mochten zien. Er werd van Mespoulets respectievelijk beweerd dat hij de vader, oom of de broer van Monsieur Victor was. Men zei ook dat hij ooit directeur van een gymnasium in Parijs was geweest. De waarheid was dat hij Monsieur Victor in Europa nooit gekend had, en ik geloof niet dat ze samen een geheim deelden, er was alleen een zekere verstandhouding, een subtiele wederzijdse sympathie. Ik kwam erachter dat hij ooit huisonderwijzer was geweest bij een familie met een beeldschone dochter en dat dit iets was waar hij niet graag over sprak. Hij hield bijna evenveel van dieren als van de Franse taal. Hij had de zorg op zich genomen van de vissen die in het aquarium zaten in de hal van het hotel, hij voerde de duiven op de binnenplaats en zijn belangstelling strekte zich uit naar de vogels, zoogdieren en schaaldieren die levend de keuken bereikten. Hij smeekte de koks zo snel en pijnloos mogelijk een eind te maken aan het leven van kreeften en schildpadden. Als een gast een hond meenam naar onze afdeling zat Mespoulets de hele tijd met de hond onder tafel. Onder etenstijd, als we wachtten op de enkele gast die onze kant op kwam, zat Mespoulets op een kistje in het linnenkamertje, van waaruit hij door de half open deur onze tafels in de gaten hield. Hij leunde lekker achterover tegen een stapel tafelkleden en servetten. Naast hem lag een oude Grammaire Française, en terwijl zijn handen op zijn schoot lagen met de palmen omhoog, terwijl zijn duimen kleine kringetjes draaiden, liet hij mij eenvoudige, compacte, makkelijk te onthouden oefeningen opzeggen. Hij kende ze allemaal van buiten en ik al heel snel ook. Hij liet ze me steeds maar weer herhalen tot mijn uitspraak goed was. Ze gingen allemaal over dieren. Je had "De Wijze Zalm," "De Kat en de Oude Vrouw," "De Bevergemeenschap," "De Beer in de Zwitserse Bergen," "De Intelligentie van de Patrijs," "De Leeuw van Florence," en "De Vogel in de Kooi." We begonnen in januari van dat jaar met "De Wijze Zalm" en waren aan het einde van "De Beer in de Zwitserse Bergen" toen in mei de zomertuin werd geopend. Tijdens dit seizoen kwam er bijna niemand dineren en hadden we het alleen druk met lunches. Mespoulets had 's middags tijd om naar huis te gaan en stelde voor dat ik daar verder zou studeren. Hij woonde in het huis van een familielid op West Twentyfourth Street. Op de stoep van het huis ernaast stond een groot, roodgeverfd houten paard voor de winkel van een zadelmaker. Aan de overkant was een plek waar paarden werden geveild en verderop was een Italiaanse poelier die een kip op zijn gevel had geschilderd. Iedere ochtend krioelde het daar van de kippen en hanen. Mespoulets had twee hoog achter een kamer met bad. De kamer had groen behang en boven een oude bank hing een reproductie van van Gogh's Brug van Arles, dat toen nog niet zo'n bekend schilderij was. Er waren boekenplanken, een bureau vol kranten en boven het bureau hing een grote vogelkooi aan het plafond. In deze kooi, die bedekt was met een stuk
van het biljartlaken uit het hotel, zat een armzalige oude kanarie. Hij was
kaal, hij had ogen als peperkorrels, zijn pootjes konden het stokje niet
meer vasthouden en hij zat in het zand, in een hoekje. Hij zag eruit als een
verwelkte chrysant die weggegooid was. Op zomermiddagen studeerden we naast
de vogel op "De Intelligentie van de Patrijs" en "De Leeuw van Florence." L'Oiseau en Cage Ik vertaalde voor hem: "Er zit een vogel bij
mijn raam, die de mijne komt bezoeken... De arme gevangene is bedroefd... Ik
zou me in zijn plaats net als hem voelen, toch hou ik hem.... Arme
gevangene, ik geniet van je ten koste van je vrijheid... plezier voor
rechtvaardigheid."
|
|
terug naar de startpagina van moors magazine |