
pocketboeken
Pockets waren in de jaren vijftig ongekend populair. Niet alleen Prisma’s verkochten zeer goed (ze kostten ook maar f 1,25), er bestonden tussen 1951 en 1965 ongeveer honderd verschillende pocketseries. In de topjaren gingen er in een jaar vijftien miljoen exemplaren over de toonbank. Na 1965 stortte de boel een beetje in, maar in dat jaar verschenen er maar liefst vijf nieuwe pockets per dag in een gemiddelde oplage van tienduizend stuks. Prisma en Salamander bestaan nog steeds, en er zijn, na een zware inzinking door oververzadiging, zelfs weer wat goedlopende pocketseries bijgekomen (Rainbowpockets bijvoorbeeld).
De naam Pocket Book was vastgelegd door een Amerikaanse uitgever, en in Nederland is er eigenlijk nooit een alternatieve benaming voor gevonden. Voor de Tweede Wereldoorlog waren er al wat pocketreeksen als ABC en Salamander, maar het succes begon toch pas na 1950 met de Prisma pockets. Salamanders deden het ook goed, en de Zwarte Beertjes werden ook een groot succes, mede door de grafisch sterke omslagen van Dick Bruna.
Voor een beetje goede speurder en snuffelaar zijn er nog heel wat goudklompjes te vinden tussen die oude pockets die je voor een habbekrats op rommelmarkten kunt vinden. Ze zien er niet alleen vaak erg mooi uit, het is ook nog de moeite waard vanwege de inhoud. Met sommige vergeten schrijvers kun je heel goedkoop kennismaken op deze manier. We deden een willekeurige greep in onze pocketkast om wat voorbeelden te laten zien, zowel van prima maar helaas vergeten schrijvers als van pocketseries die het verzamelen meer dan waard zijn.
Een Meulenhoff Pocket. Als je overweegt pockets te gaan verzamelen moet je er rekening mee houden dat één en dezelfde titel vaak werd herdrukt, en dat er dan een ander omslag om kwam te zitten. Ik vind dat zelf wel interessant, maar je weet dus nooit helemaal zeker of je een reeks compleet hebt.
Marnix Gijsen is een vrijwel vergeten Vlaamse schrijver. Een beschaafde, erudiete, aangename schrijver, die bovendien iets te zeggen had. Een genot om te lezen.
Twee generaties ABC-pockets. Links de oudste, van de “naïeve realist” William Saroyan, die de kunst van het bedrieglijk simpel schrijven als geen ander beheerst. Mijn naam is Aram is een van zijn leukste boeken, en de kans is groot dat je na dit boek snel op zoek gaat naar andere boeken van deze knusschrijver. Het andere boekje is een voorbeeld van een veel voorkomend genre in die jaren – het bundeltje humor. Omdat ik humor een buitengewoon fascinerend verschijnsel vind zijn deze boekjes aan mij altijd zeer besteed. Waar lachten mensen toen om?
Een ooievaar en een salamander. Dierennamen waren erg populair als pocketseries. Het boekje van Joekie Broedelet (de moeder van Remco Campert, en dat is eigenlijk het enige wat dit een interessant boekje maakt) werd in een eerste oplage van tienduizend exemplaren gedrukt. Dat is toch tamelijk onvoorstelbaar voor een onbekende schrijver. Armando is een voorbeeld van iemand die je niet zo snel in een pocketreeks zou verwachten, omdat zijn compacte proza niet echt een heel groot publiek zal aanspreken.
Een tamelijk zeldzame pocket van The Catcher in the Rye – de schrijver wou geen plaatjes meer op zijn boeken, dus latere omslagen moesten het zonder een afbeelding van Holden Caulfield doen…
Inmiddels was het boek zo beroemd en werd het door pubers zo veel gelezen dat het voor de verkoop waarschijnlijk niks uitmaakte dat het in deze bloedeloze penguinversie verscheen.
Donker pocket nummer 26, met een eigenaardige vertaling van de titel. Donker pockets hadden een linnen ruggetje, en er zaten heel wat literaire titels in de reeks, maar ook cartoons en een kookboek…