De van oorsprong Nederlandse kunsthandelaar Joseph Duveen was de grootste kunsthandelaar van de eerste helft van de vorige eeuw, daar waren vriend en vijand het wel over eens. Hij handelde in oude kunst, waar in Europa toendertijd nog genoeg van te vinden was, en verkocht die aan rijke Amerikanen (want in Amerika zat het grote geld), en hij was daar buitengewoon goed in.

Onder de titel Kunstschatten en Intrige (Anderhalve eeuw kunstkopen) schreef JH Duveen een soort autobiografie die vooral een opsomming blijft van wapenfeiten, gelardeerd met sterke verhalen en anecdotes. Duveen zet zichzelf hier ongegeneerd neer als een genie, met af en toe wel wat geveinsde bescheidenheid, maar de lezer moet er toch vooral van doordrongen raken dat hier een Groot Man aan het woord is, en dat men niet voor niets aan hem gevraagd heeft zijn memoires te schrijven.

Een geheel ander zicht op Duveen geeft de kleine biografie die SN Behrman schreef, voor de rubriek Profiles van The New Yorker. Hier komt duidelijk uit de verf waarom iedereen onder de indruk was van zijn koopmanskunst, maar er wordt voldoende gerelativeerd, waardoor er toch vooral een beeld opdoemt van een charmante kunstverkoper, die nergens voor terugdeinsde om zijn Amerikaanse klanten voor heel veel geld oude Europese kunst te verkopen. Dat ging vaak op een manier die respect afdwingt – zo werd een mooi schilderij van een Engelse schilder in een verder lege kamer op een ezel geplaatst, perfect uitgelicht, met rode doeken eromheen gedrapeerd waardoor het schilderij optimaal tot zijn recht kwam, waarna de potentiële koper in een fauteuil tegenover het schilderij werd geplaatst met een goed glas wijn en een sigaar. Dat werkte altijd.

Maar Duveen kreeg ook nogal wat processen aan zijn broek van collega’s vanwege opmerkingen die hij maakte. Bijvoorbeeld toen hem gevraagd werd een schilderij te beoordelen dat een concurrerende kunsthandelaar aanbood. Eerst gingen zijn aristocratische neusvleugels licht trillen en toen zij hij: “Ik ruik verse verf”. En dat is nog een beschaafd voorbeeld – concurrenten werden constant verdacht gemaakt, terwijl de voornaamste adviseur van Duveen zelf, Bernard Berenson, die als specialist van Italiaanse kunst opereerde, zeker niet een vlekkeloze reputatie had, en wiens certificaten, die de afkomst en waarde van een schilderij moesten waarborgen, regelmatig ook voor de rechtbank te bedenkelijk bleken.

Daarover niets in Duveen’s eigen memoires, en juist daarom is het bijzonder interessant om beide boeken naast elkaar te lezen – ze vullen elkaar aan, en bovendien geeft het boek van Behrman impliciet commentaar op Duveen’s eigen boek, waardoor zijn reputatie als charlatan eigenlijk bevestigd wordt.
Beide boeken zijn helaas alleen antiquarisch te vinden.