atelier siks cs portretteert co jellema - en over de fuji art association
We hebben hier al twee keer eerder aandacht besteed aan de rubriek Atelier Siks C.S. in het onvolprezen blad Noorderbreedte. We lieten toen de portretten van dichter Jean Pierre Rawie zien en die van Rutger Kopland. We hadden, eerlijk gezegd, verwacht dat er na sluiting van die rubriek wel een keer een boek zou worden uitgebracht waarin alle portretten verzameld zouden worden, maar daar is tot op heden helaas niets van gekomen.
Zo was ik laatst ook op zoek naar de geschiedenis van de Fuji Art Association, het gezelschap kunstenaars en dichters dat in de jaren tachtig voor een bruisend en borrelend Groninger cultureel klimaat zorgde, maar het enige dat ik vond was een stukje onzintekst op Wikipedia dat van geen kanten klopt en waar de verschrikkelijke Henk Helmantel, met zijn dood-in-de-pot-realisme, wordt ingelijfd in die club. Nee, dames en heren, de Fuji Art Association was wel even iets anders – het was een gezelschap figuratief werkende kunstenaars van zeer grote klasse – de virtuoze Matthijs Röling, die de klassieke kunst levend probeerde te houden en die een bloedhekel had aan Mondriaan, de snelle, scherpe, intelligente en humoristische Ger Siks, die er, met een diamant in een tand, een eeuwige zonnebril en mythische verhalen, uitzag als een vervaarlijke pooier, maar die de aardigste man van Groningen was (en werkte met kleurpotlood) en de net zo intelligente Wout Muller die sensueler schilderde dan wie ook, en die zijn leermeester Melle drie keer in zijn binnenzak kon steken.
Zij vormden met zijn drieën voor de buitenwereld de kern van de club. Daaromheen draaiden om te beginnen de vrouwen mee, die zeker niet onderschat moeten worden – Clary Mastenbroek, schilderende echtgenote van Wout Muller, Trudy Kramer, schilderende vriendin van Ger Siks en Fritzi Harmsen van Beek, dichteres en extravagante muze van Matthijs Röling. Het gezelschap werd aangevuld met dichters Jean Pierre Rawie en C.O. Jellema.
Het opmerkelijke aan dit gezelschap was dat het in die jaren tachtig ongehoord succesvol was – in Hielke de Vries’ Galerie Wiek XX werden tentoonstellingen bijvoorbeeld volledig uitverkocht, wat volstrekt uniek was voor die tijd. Tegelijkertijd waren de recensies regelmatig vernietigend, en met name één recensent maakte het daarbij wel erg bont – Erik Beenker was een mislukte kunststudent aan Minerva geweest en hij vond alle figuratieve schilders per definitie de dood in de pot. Hij vond de hele figuratieve stroming en dan met name de Noordelijke realisten, verstikkend en had het over een “kolossale en loodzware erfenis” die te vuur en te zwaard bestreden moest worden.
De man had dus, om het cru te zeggen, stront in zijn ogen. Bovendien had hij de stukken van Diederik Kraaypoel niet goed gelezen, want iedereen die het ook maar enigszins durfde opnemen voor enige vorm van figuratieve kunst was eigenlijk, in de ogen van Beenker, al een halve fascist, terwijl Kraaypoel alleen maar constateerde dat we in een tijdperk waren aangeland waarin op kunstgebied alles mogelijk was, en dat het dus wellicht verstandig zou zijn de oude ambachtelijke aspecten van het schilderen gewoon ook te blijven onderwijzen. Geen slecht idee, lijkt me, maar Beenker vond dat je dan als academie met je rug naar de toekomst stond. Tja.
Terug naar de Fuji Art Association. We zien hier drie leden. De dichter CO Jellema, geportretteerd door Fujileden Trudy Kramer en Ger Siks (en Herman Hoogdalem). Kijk goed naar de portretten van Siks en Kramer en je ziet dat dit toch echt wel een klasse anders is dan het ambachtelijke vakmanschap waar iemand als Helmantel in blijft steken. Hier zit diepgang in, hier zit humor in en bovendien zijn het ook nog eens intieme portretten. Een klasse apart, kortom.
We komen later nog terug op de individuele leden van de Fuji Art Association.
© Ger Siks 2002, foto John Stoel, titel: En wie denkt wat?, 10 x 20 cm
© Trudy Kramer 2002, foto John Stoel, olieverf op paneel, 30 x 35 cm, titel: Drijfjacht.
© Herman van Hoogdalem 2002, foto John Stoel, aquarel, 23 x 32 cm, titel: C.O. Jellema.