Als je de popgeschiedenis induikt is het soms verbazingwekkend om te merken hoe weinig invloed artiesten zelf hadden op het verloop van hun carriëre. Zelfs artiesten die bewezen hadden dat ze hits aan de lopende band konden maken waren overgeleverd aan platenbonzen die soms zeer eigenaardige beslissingen namen. Een goed voorbeeld is de solocarriëre van Allan Clarke. De leadzanger van de Hollies had gezien hoe zijn vriend Graham Nash het in Amerika meer dan prima deed in de supergroep CS&N, en dat terwijl die groep eigenlijk bestond uit de mindere goden uit drie bekende groepen. Clarke wou soloplaten maken, maar de Hollies waren daar star in – dan moest hij de groep maar verlaten. Dat gebeurde en Clarke maakte een fantastische soloplaat die helemaal niets deed. De platenmaatschappij blunderde door Born to Run niet als single uit te brengen, terwijl dat nummer van een toen nog volstrekt onbekende Bruce Springsteen een gigantische hit had kunnen worden. Hij werd pas ruim een jaar na de opname uitgebracht, tegelijk met de versie van Springsteen zelf, zodat het leek of Clarke ook een graantje mee wou pikken.

Er volgden meer soloplaten die allemaal flopten, terwijl ze kwalitatief allemaal zeer de moeite waard waren. De Hollies hadden inmiddels een hit (The Baby) gescoord met hun nieuwe leadzanger, de Zweed Michael Rickfors, maar ze misten Clarke. En toen gebeurde er iets onverwachts – de oude platenmaatschappij van de Hollies bracht in Amerika de single Long Cool Woman in a Black Dress uit, en dat nummer werd een wereldhit (nummer 2 in de States). Het opmerkelijke aan dat nummer was, dat het een typisch Allan Clarke-nummer was, zonder de kenmerkende Hollies-samenzang. De Hollies gingen op toernee, zonder de zanger die het nummer op plaat zong, terwijl Clarke gefrustreerd kon toekijken. Clarke zelf scoorde nog wel een topveertighit in Amerika met Shadow in the Street, maar daarna gebeurde er niets meer.

Even later voegde Clarke zich weer bij de Hollies, waarna weer een reeks hitsingles volgde, terwijl Clarke daarnaast nu ook soloplaten mocht maken. In die periode ontstonden, in nauwe samenwerking met de Amerikaanse Anglofiel Spencer Proffer de langspelers Legendary Heroes (dat later in Engeland werd uitgegeven onder de titel The Only One, waarbij alleen de volgorde van de nummers veranderd was) en I Wasn’t Born Yesterday. Twee meesterwerkjes, waar geen zwak nummer op te vinden is, en waar Clarke ook weer eens liet zien dat hij zelf ook prima songs kon schrijven. Een paar jaar geleden zijn beide platen al eens samen op één cd uitgebracht door het Engelse label See For Miles, maar daar ontbrak, omdat ze alles op één cd wilden persen, één nummer.

Nu zijn die twee platen weer opnieuw uitgebracht door het label Sanctuary, op twee cd’s. Dat betekent dat beide langspelers er in zijn geheel op terug te vinden zijn plus twee Springsteencovers (naast Born to Run ook If I Were The Priest) en de single If You Walked Away.
Als je aan de Hollies denkt kun je hier, bij Clarke’s solowerk, een wat steviger, rockender geluid verwachten, waarbij de zanger wat vaker fors uithaalt. Zijn Springsteencovers bijvoorbeeld konden de goedkeuring van The Boss wegdragen, en je hoort ook meteen waarom – ze klinken zeker zo stevig, alleen is Clarke duidelijk de betere zanger. Als je beide cd’s draait zal het je verbazen waarom die platen toen nooit iets gedaan hebben, want er staan zeker vijf absolute hits op, en de rest is gewoon heel goed.
Verbijsterend goed zelfs als je het vergelijkt met andere platen uit die periode. Clarke klinkt, ondanks zijn lange staat van dienst, zeer gedreven, fris, energiek en geïnspireerd.
Hoog tijd voor een plaatsje in de Rock and Roll Hall of Fame.

  • Allan Clarke – Heroes and survivors (The Aura Anthology 1978-1981) – Sanctuary Records/Castle Music CMDDD 964