De platen die ik van Russ Barenberg heb koester ik, maar ze zijn ondertussen al eeuwen oud, en elke keer als ik hem weer zag spelen (hij was onderdeel van de huisband in alledrie de seizoenen van de Transatlantic Sessions) hoopte ik op een nieuw album. Dat ligt er nu eindelijk, en het valt zeker niet tegen.

Barenberg is vooral, net als een groot deel van zijn muzikale vrienden, bekend als veelgevraagd studiomuzikant. Een aantal van die vrienden vind je ook terug op dit prachtalbum dat de titel When at last draagt. En hier zijn ze duidelijk niet in hun rol als goedbetaalde studiomuzikant te horen, maar omdat ze graag even als vrienden onder elkaar muziek willen maken, dat hoor je aan alles af. Deze club mensen heeft ook exact hetzelfde perfecte fingerspitzengefühl, waardoor de muziek niet alleen maar gewoon perfect klinkt, maar altijd dat beetje extra heeft waardoor je als luisteraar onderuit gaat en met open mond in stille bewondering zit te luisteren. Zo verging het mij in iedere geval.

Van de elf instrumentals op dit album zijn er tien door Barenberg zelf geschreven. De laatste is een traditional die door hem is gearrangeerd. Barenberg laat hier goed horen hoe prachtig en gracieus zijn melodieën zijn, en hoe prachtig subtiel hij kan swingen. Muziek die nooit verveelt. Akoestische muziek ook, die tegen bluegrass aanleunt, maar ook doet denken aan stringbandmuziek, hoewel Barenberg er “gewoon” magnifieke en volstrekt tijdloze muziek van maakt, ook door de soepele, bijna jazzy manier waarop er gespeeld wordt.

Russ Barenberg speelt op akoestische gitaren en op mandolines, en verder hoor je hier Jerry Douglas op dobro, Stuart Duncan en Ruthie Dornfeld op fiddle, Viktor Krauss op bas, Kenny Malone op drums en percussie, Jeremiah McLane op piano en accordeon, dus bij elkaar het absolute puikje van de Amerikaanse akoestische folk. Samen maakten ze, ik zeg het nog maar een keer, een adembenemend mooie plaat. Nu al een klassieker, wat mij betreft.