
hortusfestival 2017 dag 2 kroonjuwelen van de quatre-mains pianoduo martijn en stefan blaak op erard-vleugel
Met zijn tweeën achter één Erard-vleugel – een eeuw geleden, in de tijd vóór de grammofoonplaat en de cd, was het een vrij gewoon gezicht naar het schijnt, en werden veel klassieke stukken omgezet om te kunnen worden gespeeld door twee mensen achter één piano, quatre-mains dus, vierhandig.
Dat dit spectaculaire en buitengewoon sprankelende muziek op kan leveren bewezen de broers Martijn en Stefan Blaak, die de tweede dag van het Hortusfestival 2017 begonnen met een transcriptie van de ouverture La Gazza Ladra uit 1817 van Rossini, en dat spetterde en sprankelde meteen al fantastisch. Iedereen was meteen goed wakker, om het zo maar te zeggen, terwijl ook meteen duidelijk werd dat de broers niet alleen snel, maar ook met finesse en mooi helder kunnen spelen.
Het volgende stuk was van een jonge Beethoven, die op zijn eenentwintigste een aantal variaties had geschreven op een thema dat geschreven was door Graaf Ferdinand Ernst von Waldstein, en je ontkomt niet aan de indruk dat Beethoven de graaf daarmee lichtelijk in de maling nam, of in ieder geval enigszins voor schut zette. Het is een vrij eenvoudig, maar humoristisch stukje muziek dat de tijd aardig goed overleefd heeft.
Ronduit magistraal was de Fantasie in f D940 uit 1828 van Franz Schubert, dat de extreem verlegen Schubert naar het schijnt schreef om toch via de handen contact te kunnen maken met een aanbeden leerlinge. Vergeefs, volgens het verhaal, maar het leverde wel een adembenemende compositie voor vier handen op, die hier door de twee broers op fenomenale wijze uitgevoerd werd. Ze raakten er zelf bijna van in trance, net als een deel van het publiek. Mooi.
Na de pauze werden we weer opgepord met het fraaie spektakelstuk Danse Macabre van Camille Saint- Saëns uit 1875, ook weer verbluffend scherp en helder uitgevoerd door de gebroeders Blaak. Daar word je blij van, als publiek, van dit soort energie, door vier handen op één piano opgewekt. Fenomenaal.
De twee stukken van Maurice Ravel waren verrassend fraai – eerst vijf op muziek gezette sprookjes uit Moeder de Gans, waarin Ravel zijn veelzijdigheid mooi tentoonspreidde, en tenslotte La Valse uit 1920, een groteske wals waarin je vooral de Eerste Wereldoorlog nadrukkelijk terug kon horen. Indrukwekkend, donker een bijzonder mooi.
Gelukkig werd er na een staande ovatie afgesloten met iets lichters – een heerlijke Hongaarse dans van Brahms. Dat maakte dit tot een perfect afgerond en uitgebalanceerd programma. Subliem!