De Rhythm & Blues Night 2010, op 1 mei in de Oosterpoort in Groningen, op vijf podia, had dit jaar te kampen met wat pech – de Ierse rockabilliezangeres Imelda May was ziek, en Cesar Rosas vwas afwezig vanwege familieomstandigheden, waardoor Los Lobos met een kleine bezetting moest spelen. Jammer, want Imelda May had wel eens de grote verrassing van de avond kunnen worden, en Los Lobos heeft nog nooit zo saai geklonken als hier.

Van podium naar podium rennen, dat deden we vroeger wel, om maar niets te missen, maar tegenwoordig maak ik een keuze en zit ik een concert vrijwel altijd uit (of het moet wel heel erg tegenvallen). Dat betekent dat ik ook dit jaar een aantal acts heb gemist die ik graag had gezien. Helaas, maar dat zijn de luxe problemen van een vol festival. Als je overigens niet ruim voor het begin van een concert een plaats gezocht had kon je het wel vergeten. Bij Cuby & The Blizzards en Beth Hart in de grote zaal stond bij elke ingang een bult mensen waar je je echt niet meer doorheen kon wurmen, waardoor we het bij die concerten moesten doen met een paar veelbelovende flarden muziek die over de hoofden van het publiek naar buiten waaiden.

Po’Girl

De aftrap kwam van Po’Girl, de Canadese rootsband die dit keer gelukkig mocht verhuizen naar de voortreffelijke Kleine Zaal (zitplaatsen en een goede akoestiek). De band is live altijd goed, en had dit keer bovendien een gast meegenomen (het vriendje van Allison Russell, JT, van JT and the Clouds). Aanstekelijk, verrassend en mede dankzij de zichtbare lol waarmee er gespeeld werd een meer dan uitstekende start voor de Night. Aan het eind van de avond bleek de band ook de meeste cd’s te hebben verkocht, dus er waren meer mensen enthousiast geworden na deze spetterende show.

Telegraph Canyon

In de entreehal speelde Telegraph Canyon, zeven mannen uit Texas die een vorm van nu-folk speelden. Pretentieus, waardoor je het vreemde gevoel kreeg dat deze band beter tot zijn recht zou komen op cd dan als live-act. Meestal is dat andersom, maar hier hadden we toch steeds een beetje het gevoel dat we met een stelletje aanstellers te maken hadden die intelligente muziek wilden maken.

Jason Isbell and the 400 Unit

Isbell speelde bij Drive-By Truckers, maar is nu al een tijd met zijn eigen voortreffelijke rootsrockband op pad. Ze spelen niet alleen eigen nummers, maar ook rock-klassiekers als Psycho Killer van Talking Heads of American Girl van Tom Petty. Er werd, lekker stevig spelend, een degelijke, swingende set neergezet die stond als een huis. Met een lakonieke, kleine organist die ongelofelijk vet speelde in een onopvallende hoofdrol.

Chuck Mead & The Hillbilly Boogiemen

De grootste verrassing van de avond stond in de entreehal te spelen toen Beth Hart voor een overvolle zaal de opvolging van Janis Joplin stond te claimen. Chuck Mead heeft de perfecte hillbilly- en bluegrasstem. Als je van de “high and lonesome”-sound van bluegrass houdt was dit de absolute top, al werd hier zeker geen puristische bluegrass gespeeld. The Hillbilly Boogiemen bestond uit vier mannen die met zichtbaar plezier en een tomeloze energie stonden te spelen en te zingen. Bovendien was dit geen amorfe muziekbrei, maar kristalheldere hillbillymuziek. Vrolijkmakend, want na vele bands die hun best doen om er zo cool en ongeïnteresseerd mogelijk uit te zien is het een genot om eens een band te zien waar het speelplezier er werkelijk van afspat.

Eli “Paperboy” Reed & The True Loves

Eli Reed is een witte Amerikaan die met een bijna volledig zwarte band de muziek van Wilson Pickett en James Brown als inspiratie gebruikt. Strak en scherp dus, met veel soul. En dat deed Reed voortreffelijk – er werd ons een perfecte show voorgeschoteld, met een paar strakke blazers, een vrouwelijke drummer waar je alleen maar gefascineerd naar kon kijken, zo goed was ze, en Reed zelf die prima gitaar speelt maar vooral echt zingt als de zoon van The Wicked Pickett en de Godfather of Soul. Het enige bezwaar dat je zou kunnen hebben was dat het wel erg “jaren zeventig” was, maar daar staat tegenover dat hij de opwinding van die tijd prima wist neer te zetten.

Los Lobos en Dirty Sweet

Los Lobos moest het doen zonder Cesar Rosas (die met het sikje), waardoor alles neerkwam op David Hidalgo en bleek dat Hidalgo dat niet redt. Los Lobos is een echte band, en als er één belangrijk lid wegvalt is het echte Los Lobos-geluid ook verdwenen, waardoor er nu een goede rockband stond te spelen in plaats van een uitzonderlijk goede. Het was zelfs bijna saai, waardoor we na een half uur de zaal verlieten om in de entreehaal aangenaam verrast te worden door Dirty Sweet, een Amerikaanse bluesrockband die fraaie, melodieuze hardrock speelt. Na de lichte deceptie van Los Lobos was hier het enthousiasme weer even helemaal terug. Stevig, hard, maar ook subtiel en ingetogen als het zo uitkwam. Prima.

Eilen Jewell

Van Eilen Jewell en haar band hadden we, na het beluisteren van haar eerste cd hoge verwachtingen, maar die werden hier helaas niet ingewilligd. Jewell speelde met een simpele band, die met de subtiele arrangementen van Jewell blijkbaar niet uit de voeten kon. Dik hout. Dodelijk voor de gevoelige liedjes van Jewell. Ook hier zijn we voortijdig vertrokken.

chuck mead en hillbilly boogiemen..

terug naar de startpagina van moors magazine