Het was lekker druk in de Oosterpoort, en dat is bij een festival als de Rhythm & Blues Night altijd wel plezierig. De sfeer was als altijd erg goed, er was voldoende en lekker te eten en drinken, dus aan de randvoorwaarden was goed voldaan, en in de foyer van de kleine zaal draaide Vespaudio van acht tot drie uur in de nacht vanuit een Vespa vinylplaatjes die perfect gekozen waren – lekker felle rhythm & blues uit de topperiodes van het genre. Als je even wou uitblazen, of wou dansen, kon je daar altijd terecht, bij muziek die altijd perfect goed was.

vespaudio

Greg Trooper en… Chip Dolan

De avond begon voor mij in de binnenzaal met een optreden van Greg Trooper, die ik beschouw als een van de beste singer/songwriters van dit moment. Hij is wel vaker in Nederland, maar treedt dan meestal in zijn eentje op. Dit keer had hij een bassist uit Breda bij zich (Bart Kamp) en een organist en accordeonist uit Austin, Texas, en dat bleek niemand minder te zijn dan de befaamde sessiemuzikant Chip Dolan, een man die ik alleen van naam en reputatie kende – zo’n naam die, als je hem op een cd-hoesje ziet staan, meteen laat weten dat het wel goed zit. Dolan en Trooper bleken de perfecte combinatie – de ijzersterke liedjes van Greg Trooper werden nog mooier door de ondersteuning van Dolan’s tweede stem en zijn magnifieke orgel- en accordeonspel. Voor mij kon na dit fabelachtig mooie eerste uur de avond al niet meer stuk.

Heritage Blues Orchestra

Het Heritage Blues Orchestra liet in de volgepakte grote zaal horen en zien dat ze live nog vele malen beter zijn dan op plaat. Twee oude Afrikaans-Amerikaanse heren die allebei zowel fantastisch zingen als gitaar spelen, de dochter van een van de twee die als zangeres voor kippenvelverwekkende momenten kan zorgen, een blanke mondharmonicaspeler die de zaak op een opwindende manier nog wat verder op stoom kan krijgen, een uitstekende funky drummer en een sublieme, uit drie mannen en een vrouw bestaande blazerssectie. Ze waren op hun best bij de wat onbekendere nummers, wat mij betreft – ik vond een versie van St James Infirmary niet echt veel toevoegen, al deden ze ook dat erg goed. Een stomend optreden van een zeer opwindende liveband.

heritage blues orchestra

Malcolm Holcombe & Jared Tyler

Als je Malcolm Holcombe op het podium ziet schrik je eerst even – hij ziet er uit als een verlopen junkie, en je kunt je bijna niet voorstellen dat dit dezelfde man is die die albums maakt met doorwrochte, intelligente liedjes. Toch was zijn optreden indrukwekkend, ook doordat er naast hem een strakke, bebrilde boekhouder zat voor het contrast, die met zijn tweede stem en een mooie slidegitaar voor wat diepgang zorgde. Een verrassend mooi concert.

My Baby

Het Nederlands-Nieuw-Zeelandse trio My Baby speelde op het enigszins ondankbare podium in de foyer bij de grote zaal, maar maakte daar indruk. Broer en zus Joost en Cato van Dyck zijn goed, maar Daniel “Da Freez” Johnston uit Nieuw Zeeland zorgt ervoor dat My Baby er echt uitspringt, met zijn virtuoze en eigenaardige gitaarspel. Merkwaardig, opmerkelijk en vreemd, maar erg leuk. Zingen kunnen ze ook, en het klonk allemaal lekker scherp en fel. Prima band.

my baby

Mavis Staples

Mavis Staples is een levende legende – ze draait al meer dan een halve eeuw mee. “I’ll take you there” van de Staple Singers, waar ze haar concert mee afsloot, was eind jaren zestig het favoriete nummer van Mick Jagger en Keith Richards van de Stones, en toen waren de Staple Singers al een paar decennia bezig.  Mavis is dik in de zeventig, maar dankzij een fraaie pruik zou je haar dat absoluut niet geven, en ze heeft nog steeds een stem waar je van omgaat. De blanke gitarist van de band heeft de licks van Pop Staples, de vader van Mavis, fameus gitarist en drijvende kracht achter de Staple Singers (hoewel Mavis met haar stem nog meer het geluid van die groep bepaalde)  goed bestudeerd, dus de band heeft nog steeds het juiste funky gevoel dat bij de muziek hoort. Twee uitstekende achtergrondzangers en een prima band, en ondanks de leeftijd van Mavis een tamelijk verpletterend optreden. Indrukwekkend.

mavis staples

JP Harris

De zwaar bebaarde JP Harris speelde met zijn band in de hal ondertussen ouderwetse country, en dat klonk, tussen al dat felle rhythm & bluesgeweld, eerlijk gezegd, bijna saai, hoewel Harris absoluut kwaliteit leverde. We zouden Harris graag eens apart zien spelen, of op een ander soort festival, want hier kwam hij niet geheel tot zijn recht.

Chuck Prophet

Datzelfde gold in verhevigde mate voor Chuck Prophet, die alleen met zijn gitaar in de binnenzaal stond. Waarschijnlijk als rustmoment bedoeld, maar zo werkte het niet helemaal – de zaal liep half leeg, omdat Prophet het publiek niet kon boeien. Hij moest zijn band Green on Red maar weer eens opzoeken.

Joanne Shaw Taylor

Joanne Shaw Taylor had zich aan de rand van het podium opgesteld, vreemd genoeg, want het draaide duidelijk om háár en niet om de band – ze speelt lekker ordinaire, rauwe straatblues. Taylor is een jonge Britse meid die haar strot ruim opentrekt. Gaat u daar maar even liggen. Ze speelde de zaal totaal plat. Daarnaast speelt ze ook nog lekker gemeen elektrische gitaar. Top.

joanne shaw taylor

Gov’t Mule

Gov’ Mule was een van de drie top-acts die in de grote zaal geprogrammeerd stonden, maar na een half uurtje modderige en rommelige swamprock hielden wij het voor gezien. Geen idee waar ze hun live-reputatie aan te danken hebben, want hier maakten ze die in ieder geval niet waar.

Daddy Long Legs

Ondertussen stond in de entreehal Daddy Long Legs de boel op de kop te zetten – een onwaarschijnlijk trio van een drummer die alleen maar kon rammen, een gitarist met een vrij beperkt aantal riffs en een zanger  annex mondharmonicaspeler. Maar samen waren ze de verrassing van de avond, want de felle energie, de heerlijke show, en de vette rhythm & blues in zijn oervorm die hier te horen en te zien was – wild, rauw en erg goed – het was heerlijk! Frontman Daddy Long Legs deed ook nog even een solo tussendoor met een gitaar, een mondharmonica tussen zijn tanden, en zingend voor een microfoon – dus niet met een mondharmonica in zo’n houdertje om zijn nek, maar gewoon los in de mond, en dan tussendoor zingend, en tegelijk gitaarspelend. Het was fantastisch! En erg leuk ook nog.

daddy long legs

King of the World

Nederlandse topband, in de kleine zaal – met supergitarist Erwin Java, hammond- en keyboardspeler Govert van der Kolm, die samen vaak en goed in duel gingen, bassist en zanger Ruud Weber en drummer Fokke de Jong. Uitstekende, soms zelfs ronduit virtuoze muzikanten, maar jongens, wat braaf en voorspelbaar, en daardoor saai. Graag wat meer peper, want potentie zit er genoeg. Nu het avontuur nog.

king of the world

Little Hurricane

Little Hurricane is een merkwaardig duo – Anthony Cattalano is een ijzersterke slidegitarist en zanger, en Celeste Spina is een houthakker van een drummer. Het opmerkelijke is dat ze samen toch een overtuigend vol geluid weten te produceren, al heb je in eerste instantie het gevoel dat deze band het vooral moet hebben van de schattigheidsfactor – een dun, iel meisje dat fanatiek op de drums zit te rammen. Maar het werkt, en dan blijkt dat zelfs een beperkte drummer soms kan.

little hurricane

Ralph de Jong

Ralph de Jong – één man, één gitaar (nou ja, hij had een hele batterij aan gitaren op het podium klaarstaan, maar hij bespeelde er maar één tegelijk). Anders dan Chuck Prophet wist de Jong meteen een stevig geluid te laten horen, al was het allemaal wat erg bekend. Ouderwetse elektrische blues, zullen we maar zeggen.

En verder

Mud Morganfield speelde in de kleine zaal elektrische blues in de geest van Muddy Waters, zijn vader, en deed dat erg goed, volgens mijn fotograaf. Lefthand Freddy heb ik gemist, net als Robben Ford – die laatste omdat er niemand de kleine zaal meer in mocht omdat die te vol zou zijn. Dat had ik nog nooit eerder meegemaakt. Curieus. Drivin’ n’ Cryin’ speelde snoeiharde bluesrock in de entreehal. Niet slecht, maar ook niet opzienbarend. Guy Forsyth heb ik ook gemist – op een festival moet je keuzes maken.

Oordopjes

Een van de kleine ergernissen op een festival als dit is dat de muziek vrijwel overal te hard klinkt. Dat betekent dat een relatief groot deel van het publiek (ik ook) de hele avond met oordopjes in het hoofd van de muziek loopt te genieten. Dat vind ik al jaren een buitengewoon vreemde zaak, en ik vraag me ook al jaren af of die merkwaardige situatie niet eindelijk een keer kan worden teruggedraaid. Het lijkt me niet zo ingewikkeld om het volume gewoon goed af te stellen, “onder oordopjesniveau”, om het zo maar te zeggen. Want het gehannes met die oordopjes, waardoor je tussendoor nieteens een normaal gesprek met iemand kunt voeren zonder die dingen weer uit je oren te vissen, daar wil ik nu toch echt wel een keer van af.

 

daddy long legs...