Meic Stevens maakte in 1970 een plaat in het Engels, Outlander, die nu als een klassieker in de Engelse folk wordt beschouwd. Stevens werd door zijn collegafolkies gezien als een van de grote talenten in de nieuwe Britse folk. Succes bleef echter uit, en Stevens vertrok, nadat hij door zijn platenmaatschappij werd gedumpt, terug naar Wales waar hij vandaan kwam en nam daar later een hele serie langspeelplaten op in het Welsh. Vanaf dat moment was hij in Wales onverminderd populair, maar omdat hij in het voor ons onverstaanbare Welsh zingt is hij voor de rest van de wereld een onbekende gebleven.

Dat dit onterecht is blijkt uit de heruitgave van Gwymon (zeewier), zijn tweede plaat, die hij geheel volgens zijn eigen wensen in 1972 opnam. Het is een heerlijke folkplaat geworden, met poppy liedjes en een bluesy uitvoering. Er werden toendertijd maar een paar honderd exemplaren van gedrukt, en Stevens vertrok naar het Franse Bretagne, waar hij een aantal jaren woonde voor hij weer naar Wales verhuisde, waar hij nu nog steeds woont.

Wereldberoemd in Wales, dat lijkt niet echt een aanbeveling, maar dit is toch wel een bijzonder mooi plaatje, zelfs al verstaan we er niets van. Bij veel andere talen vinden we dat niet echt bezwaarlijk, maar doordat deze muziek zo Engels klinkt hoort het wat vreemd. Maar ach, Celtic zingen is tegenwoordig heel normaal – misschien is de tijd rijp voor een internationale waardering van deze Welshman.

Hij wordt wel de godfather van de Welshe folk genoemd, en je hoort hier waarom, en ook waarom Bob Dylan al in de jaren zestig een fan was van deze Meic Stevens – prima liedjes, goed gezongen, met uitstekend gitaarspel van Stevens zelf en een paar zeer fraaie licht psychedelische arrangementen. Een vergeten juweeltje.