Bertolt Brecht en Kurt Weill maakten muziek die ergens tussen klassiek en volksmuziek in zat. Het is eigenlijk merkwaardig dat dit grensgebied later nooit echt uitgebreid is geëxploreerd. Wilma Paalman doet met haar band Laduraya een zeer geslaagde poging, en ze doet meer dan dat. Want de traditie van Brecht en Weill wordt niet alleen nieuw leven ingeblazen, Paalman voegt ook elementen uit de Oosteuropese muziek toe, en ook vleugen zigeunermuziek en klezmer krijgen hun organische plaats in haar muziek.

Het resultaat is telkens weer verrassend en meeslepend. En hoewel de muziek van Paalman en consorten diep geworteld is in die bijzondere traditie doen ze ook dingen die volstrekt nieuw en eigen zijn. Je zou het avantgardistisch kunnen noemen, of gewoon avontuurlijk, feit blijft dat dit muziek is die niet alleen het hoofd, maar ook het hart aanspreekt. Meeslepend, gevoelig, doorleefd, warm, maar ook gelaagd en met diepgang. En je hoort dat de muzikanten elkaar goed kennen – er wordt zeer organisch met elkaar gespeeld, maar ook uitdagend en alert reagerend.

De bezetting is ook bijzonder – Wilma Paalman zingt, maar speelt ook cello en accordeon, Marcel van der Schot speelt accordeon en Patrick Votrian speelt trombone en andere blaasinstrumenten. Daarnaast spelen er wat gastmuzikanten mee – Marcel Cuypers op klarinet en Peter Wassenaar op bas. Met elkaar levert dat een prachtig bandgeluid op, dat regelmatig klinkt alsof er een veel groter orkest in de studio stond. Een experimenteel nummer als 100% Heelal sluit naadloos aan bij de traditioneler klinkende nummers, en voor alles geldt dat er met buitengewoon veel energie en inspiratie gespeeld wordt. En wat heel belangrijk is – ook de experimentelere nummers raken de luisteraar diep in zijn ziel.

Lajadée is een dubbel-cd. Het eerste schijfje bevat voor het grootste deel eigen composities, soms met teksten van anderen, en een paar opmerkelijke covers (bijvoorbeeld het nummer Words van de band Tuxedomoon). Ook werd er een gedicht van Carlos de Andrade door Paalman op muziek gezet. Duits, Engels, Jiddisch, Spaans of een onzintaal, Paalman draait er haar hand niet voor om, en het klinkt allemaal even overtuigend.

Dat laatste geldt zeker ook voor de tweede cd, waar we gedichten van Goethe horen, door Paalman, soms samen met van der Schoot, op muziek gezet. Hier zitten we nog iets dichter bij de Weill/Brecht-traditie, en het is een wonder hoe goed die aanpak werkt bij de gedichten van de grote Goethe. Ze worden als het ware naar het volk gebracht, maar dan wel op een respectvolle maar niet al te eerbiedige manier. En ook hier geldt dat de traditie wel te horen is, maar dat Paalman en Laduraya het gat tussen volksmuziek en klassieke muziek op hun eigen avontuurlijke manier dichten. Zeker verder op de cd wordt het experiment niet geschuwd, zonder dat het ooit om exhibitionistisch vertoon van experimentaliteit gaat – alles is er op gericht een compositie zo goed mogelijk uit de verf te laten komen.

We hopen dat we Wilma Paalman nog lang zullen kunnen volgen op haar ontdekkingsreis in haar muzikale grensgebieden, want het levert op deze twee cd’s het ene na het andere juweeltje op.