Steve Marriott was de zanger, gitarist en frontman van de Small Faces en hij schreef de meeste hits voor die band, en tegelijk was hij een eigenwijze etterbak die naar niemand wou luisteren. Daardoor vertrok hij bij de Faces, die met Rod Stewart verder gingen en nog succesvoller werden, terwijl Marriott met Peter Frampton in 1969 Humble Pie oprichtte. De andere basisleden van die band waren bassist Greg Ridley, die uit Spooky Tooth kwam en drummer Jerry Shirley. In 1972 stapte Frampton uit de band en werd opgevolgd door gitarist Dave Clempson, maar die band heeft het uiteindelijk niet zo heel lang volgehouden. Street Rats in 1975 was het laatste studio-album dat van deze Humble Pie werd uitgebracht en dat werd algemeen gezien als de zwakste plaat van de band, onder meer doordat het allemaal niet geweldig klonk.

Dat laatste had ook weer te maken met de eigenwijze Marriott, die een eigen studio gebouwd had, maar blijkbaar niet geweldig goed kon mixen. Zijn bandleden dachten dat het aan de ruimte lag, maar achteraf bleek dat Marriott gewoon geen geweldige technicus en mixer bleek te zijn. Dat kun je ook goed horen op de opnames die nu, na meer dan veertig jaar, voor het eerst zijn uitgebracht onder de titel Joint Effort. Rond de tijd van Street Rats maakten Marriott en Ridley nog veel meer opnames in zijn studio, waarbij het niet duidelijk is wanneer de andere bandleden meespeelden, want Marriott had de band eigenlijk al half verlaten omdat hij dacht dat hij Mick Taylor zou opvolgen als leadgitarist van de Rolling Stones. Dat ging niet door, naar zeggen omdat hij te goed was en omdat hij ook nog kon zingen, en hij daardoor een bedreiging voor Jagger zou zijn, die wou hem er in ieder geval niet bij hebben.

De belangstelling in Engeland voor deze Britse band was op dat moment minimaal, maar in de USA was er juist wel weer belangstelling, dus Marriott stapte toch weer aan boord en begon, als gezegd, samen met bassist Greg Ridley opnames te maken in zijn eigen studio, met als projectnaam Joint Effort. Die opnames werden door de platenmaatschappij geweigerd, en je kunt je goed voorstellen waarom, want ze doen nog het meest aan veredelde demo’s denken.

Toch is het een album geworden dat voor liefhebbers van de band zeer de moeite waard is, want je hoort hier wel de rauwe energie van Marriott die in zijn eigen studio gewoon voor zichzelf vol passie aan het spelen is. Lo-fi, okee, maar door de slechte geluidskwaliteit heen kun je wel degelijk horen hoe goed deze band was. Zes eigen nummers, twee versies van James Brown’s Think, een rauwe versie van Rain van de Beatles en Let me be your lovemaker van Betty Wright, en dan hoor je ook dat ze een cover ook aankonden. Muziek uit 1974 en 1975, uit vergeten archieven. Leuk.

Luister hier naar een paar fragmenten: