Prince

Een vriend van mij probeert me er al decennia van te overtuigen dat Prince een genie is. Nu sta ik open voor alles, en ben ik ook bevattelijk voor mond-tot-mondreclame, dus als een vriend zo enthousiast is ga ik uiteraard luisteren. Dat viel meteen al niet mee. Ik kon wel horen dat het een soort van kwaliteit had, maar de bombast, gecombineerd met de steriliteit van de muziek stond me meteen tegen. Alleen al het maniertje van zingen maakt hem tot de mannelijke equivalent van exhibitionistische hysterica als Tori Amos. Dat hij een paar aardige nummers heeft geschreven die in de uitvoering van anderen pruimbaar zijn doet daar niets aan af. Nu was diezelfde vriend ervan overtuigd dat ik Prince dan maar eens live moest zien, dan zou ik ongetwijfeld volledig om gaan. Dat heb ik geweten. Ik stond in een immense mensenmassa, die op de vele malen herhaalde opzwepende kreet van Prince “Do you love Jesus?” hysterisch “Yes” terugbrulde. Dat was voor mij het definitieve “breaking point”. Letterlijk misselijk heb ik het stadion verlaten, en ik wil van dit aanstellerige, pretentieuze, arrogante mannetje nooit meer iets horen of zien.

Holly Moors


Prince – een beschouwing 

Met woorden cirkels trekken. Er omheen draaien. Dat is ten diepste het schrijven over muziek. Niet zelden met de blik van vertroebeling voor ogen. Want men ziet maar weinig van wat er te zien is. Laat staan dat men hoort wat anderen horen. Hier kiemt het onrecht. En wacht de strijd voor hen die zich niet neer willen leggen bij de beperkingen der zintuigen. Van anderen. En vooral van zichzelf. Ooit stond Abraham vol verbazing. God vertelde hem dat zijn nageslacht zo talrijk zou worden als de zandkorrels die zich onder zijn voeten uitstrekten. Ontelbaar. Over muziek schrijven is eigenlijk een streep in datzelfde zand trekken. Om vervolgens in het schrijven te betogen dat die streep er altijd al is geweest, maar dat niemand deze tot dusver heeft opgemerkt. Behalve de schrijver in kwestie. Waar is de verbazing gebleven? Het besef dat zandkorrels niet te tellen zijn?

Prince. Zijn naam uitspreken en loven is als een gebed. En niet alleen zijn naam. Boven ons hangt de lege lucht vol van onzichtbare engelen. Niemand gelooft het. Alleen zij die het ruisen willen horen. Zij die het smetteloze wit zien. Veel heeft hij gemaakt. Vier zijn er in mijn huis. Parade (1986). Around The World In A Day (1985). Sign ‘O’ The Times (1987) en Lovesexy (1988). En de meeste van deze is Sign ‘O’ The Times. Met die onnavolgbare eerste zin. Oh yeah/ In France a skinny man/ Died of a big disease with a little name. God en Sex. En Prince. De zoeker. De geniale vormgever. De man die honger had en de honger wilde koesteren. Zoals Joseph Arthur zingt. In my heart there’s a hunger that I will never give away. Uiteindelijk is ook Prince gaan eten. Want op niet eten staat de dood. Zoals we weten van Kurt Cobain, Sylvia Plath, Hunter S. Thompson en al die naamlozen. Zijn latere werk, vanaf de jaren negentig, is gemaakt met een min of meer volle maag. Maar wat geeft het? Deze vier (en er zijn er nog een paar) zijn meesterlijk. Muziek waarin geen streep valt te trekken. Een volstrekt eigen Godsbeeld. Om van de Vrouw maar te zwijgen. Ze is mooi. Volstrekt superieur aan de man. De vroege Prince duldt geen relativering. Nimmer spaart hij zichzelf. Hij onderzoekt zijn hart. Zijn muzikaal geweten. Hij spelt ons niets op de mouw dat zich niet al in onze vestzakken bevindt. En altijd is er die uitbundige vormgeving. Het theatrale. It’s the extreme that best reveals what we are essentially. De woorden van Flannery O’Connor. 

Alles kon hij vermengen tot een Princelijke brouwsel. Alles. Jazz. Folk. Rock. Funk. En de eerste hiphopjes. Wie uit dansen gaat doet er goed aan eerst het eigen schoeisel te aanschouwen. Is het van hout of is het van leer? Houdt men ervan en trekt men van leer? Klampt men zich vast aan de klomp? Of leert men niet? Begrijp me goed, het één is niet beter dan het ander. Zoals Greg Brown zingt over zijn vader in Billy From The Hills:

Some folks dance cool, all angles and swaying hips,
Sensual as all get out and in.
Me, I’m a hick, and I dance like one,
I just kind of jump around and grin.
I know a guy, he doesn’t dance too much,
But when he does, he gives everyone a thrill
You might run away or suck it up and stay,
When he dances, Billy from the hills.

Het is nu Maart. Sometimes it snows in April.

Wim Boluijt