Baraná Trio – Gül ve Bülbul – LopLop Productions LLr 023

Spannende wereldfusie uit Nederland

Baraná is de band van saxofonist Steven Kamperman en multi-instrumentalist en zanger Behsat Ühvez. Tussen die twee klikt het muzikaal gesproken op een magische manier, en Baraná is in al zijn verschijningsvormen (de band kent vele bezettingen, tot negen musici toe) fascinerend. Er is nu een cd uitgekomen van de kleinste bezetting, het Baraná Trio. Een trio werkt alleen als de drie muzikanten elkaar volledig aanvoelen. Bart Lelivelt vult op accordeon mooi aan, en er wordt hier steeds op het scherpst van de snede gespeeld.
Üvez en Kamperman tekenen op Gül ve Bülbül voor negen van de elf composities, de twee andere zijn traditionals. Üvez zingt in het Turks, speelt de saz, cura en percussie, Kamperman is te horen op altklarinet, B-flat klarinet, claripipe en melodica, en Lelivelt speelt accordeon. Maar er zit ook een bijzonder grappig acapella nummer tussen waarin ook nog eens op alle mogelijke lichaamsdelen percussie gespeeld wordt. Ze hebben duidelijk veel lol in het samenspelen, maar je hoort ook dat ze buitengewoon gepassioneerd en gedreven zijn, met een stevige melancholieke ondertoon. Er wordt uitgedaagd, ze spelen mét elkaar, onder elkaar door en tegen elkaar als het moet, alles om maar zo spannend mogelijke muziek te maken. De muziek van dit trio is niet alleen spannend, grappig of melancholiek, maar ook gewoon bloedmooi. Je kunt er zo een paar stukken uitplukken die perfecte filmmuziek zouden vormen. Luister maar eens naar de weemoedig swingende Nihavent tango. En het is dat het zo fantastisch klinkt, anders zou je zeggen dat het jammer was dat er tijdens de laatste twee nummers twee gastmusici aanschuiven op viool en bas, want wat deze drie mannen met zijn drieën presteren is zonder meer subliem. Er wordt wel eens gezegd dat een trio de moeilijkste bezetting is voor een muzikant, omdat je je nooit achter een ander kunt verschuilen – je moet constant volledig alert aan de bak. Deze drie bewijzen dat dit “bezwaar” volledig wegvalt als je drie gretige en virtuoze muzikanten bij elkaar zet die open staan voor elkaars muzikale opvattingen. Dan ontstaat er, zoals hier, iets volstrekt unieks in het muzikale schemergebied dat we als wereldfusie zouden kunnen omschrijven. Een muzikaal avontuur dat je als luisteraar ademloos ondergaat.

****½


A Fula’s Call – (Mark Lotz Meets Omar Ka) – Liingu – LopLop Records LLR 022

Hollandse wereldmuziek van wereldklasse

Mark Alban Lotz noemde de band die hij mocht samenstellen voor een wereldtoernee A Fula’s Call. De band is samengesteld uit verschillende in Nederland wonende muzikanten, die van over de hele wereld komen. Zijn belangrijkste muzikale partner in deze band is Omar Ka, die uit een nomadisch westafrikaans volk stamt, de Fulani, met wortels in Nigerië. Ka zingt, speelt steel string gitaar en de Fula viool, Lotz speelt op c-, alt-, bas- en contrabasfluiten en de bansoori. Verder horen we Raphael Vanoli op gitaren (hij verzorgt ook de elektronische tapijtjes en de loops die de muziek verrijken) en Afra Mussawisade op percussie. Deze mannen uit Senegal, Nederland, Frankrijk, Duitsland en Iran zijn allemaal in Amsterdam terecht zijn gekomen; de gastmuzikanten zorgen ervoor dat ook India en Marokko vertegenwoordigd zijn. Wereldfusie dus, en wel van de avontuurlijke soort. Lotz staat garant voor een jazzy aanpak, en Ka zorgt met zijn zang in het Fulani voor de onmiskenbaar Afrikaanse sfeer. Ka schreef ook de meeste nummers voor Liingu, vaak ook samen met Lotz of Vanoli. Er wordt ontspannen maar zeer geconcentreerd gespeeld, waarbij op een jazzy manier grenzen worden afgetast. De fluiten van Lotz klinken vaak onaards mooi, terwijl Vanoli voor de subtiele verrassende accenten zorgt die de arrangementen laten opstijgen tot grote hoogten. Prachtig, prachtig!

****½


Hollandse tangogitaristen

Iwan Munjiza – Tango Gitano – IV-Music.com ***
Kay Sleking – Guitarra y Tango – kaysleking.com **½

De tango is in Nederland al decennia lang populair. Behalve reguliere tango-orkesten zijn er ook een paar tangogitaristen actief. Iwan Munjiza raakte onder de indruk van de pure schoonheid van de composities van Astor Piazzolla. Op zijn klassieke gitaar speelt hij die stukken nu, en raakt daarmee vooral de ingetogen schoonheid van de muziek. Geen felle dansmuziek hier, maar prachtig ingetogen, minimaal gearrangeerde composities. Omdat de pure gitaarmuziek voor een gemiddelde luisteraar wellicht wat al te kaal zou kunnen klinken wordt de cd afgesloten met een wat uitbundiger gearrangeerd Libertango met een viool, een cello en een bas. Munjiza is een geschoold klassiek gitarist die later naast Bach ook Villa-Lobos ging spelen. Hij werd geraakt door Piazzolla toen hij een van diens partituren inkeek. Het gevolg is te horen op Tango Gitano, een cd vol Piazzollacomposities gearrangeerd voor gitaar, waar we horen dat Munjiza ook affiniteit met jazz heeft, waardoor zijn Piazzollavertolkingen iets geheel eigens krijgen. Geen dansmuziek dus, meer luistermuziek voor een klein publiek. Piazzolla overtuigt mooi, zo tot zijn kern teruggebracht, en klinkt hier melancholieker dan ooit. Ook Kay Sleking speelt op Guitarra y Tango pure tango’s op een klassieke gitaar. Wat kaler en iets minder melancholiek dan Munjiza, maar toch zeer overtuigend. Hij speelt eigen arrangementen van bekende tangoklassiekers aangevuld met een paar nieuwe composities. Er is veel gebeurd in de tango, want van beide gitaristen kun je zeggen dat ze veel eleganter en subtieler klinken dan hun voorgangers van zo’n vijftig jaar geleden als Anibal Aria of Cacho Tirao.


The Mars Volta – The Bedlam In Goliath – Universal

Soft pop met de vinger in het stopcontact.

Omar Rodriguez-Lopez beweert dat hij door te lang op een antiek ouijabord te spelen een vervloeking over zich heeft afgeroepen. Het album The Bedlam in Goliath heeft hij naar eigen zeggen geschreven om die vloek te bezweren en vooral om niet gek te worden. Als je naar de bezeten muziek luistert ben je geneigd hem onmiddellijk te geloven. Rodriguez-Lopez is Mars Volta, hij schrijft de muziek, hij ontbiedt muzikanten in de studio die hij eerst kwaad maakt ze dan precies laat spelen wat hij nodig heeft. Dan knutselt hij een album in elkaar dat absoluut niet geforceerd aanvoelt, daar is het te scherp en te gedreven voor. Mars Volta klinkt hier bijna als een kruising van de licht bombastische symf-rock van Yes en de snoeiharde muziek van Ministry, die niet alleen snoeihard was, maar ook bomvol zat met subtiele details. Het lijkt ook alsof de leerschool van Zappa doorlopen is, zonder de wat melige humor mee te nemen. Mars Volta maakte de meest avontuurlijke rockplaat die we in lange tijd hoorden, en er zijn zeker tien draaibeurten nodig om deze plaat tot in al zijn finesses te leren kennen. Toch is het absoluut geen ontoegankelijk album geworden, integendeel, de muziek pakt je meteen bij de kladden en laat je vijf kwartier lang niet meer los. Luister naar Askepios en je begrijpt wat we bedoelen met “softpop met de vinger in het stopcontact”, want de hoge jongensstemmen doen denken aan westcoast-mooizingerij terwijl het arrangement alles op een fenomenale manier op scherp zet. Spannende en soms ronduit enerverende muziek. Een absoluut meesterwerkje.

*****


Swamp Dogg’s Southern Soul Girls – Sandra Phillips & Bette Williams – Kent CD KEND 288

Deep soul uit de swamp archieven

Kent is bezig met een forse rehabilitatie van de toch ietwat obscure deep soulheld Swamp Dogg. Jerry Williams Jr, zoals hij eigenlijk heette, kon zich goed inleven in de vrouwen waar hij mee werkte, en je merkt dat de dames die we op deze cd horen goed uit de voeten kunnen met zijn vet aangezette minidrama’s. Luister maar eens naar Sandra Phillips in To The Other Woman (I’m The Other Woman) of naar Bette Williams is If She’s Your Wife (Who Am I?). Op het album Swamp Dogg’s Southern Soul Girls horen we twee platen die de Dogg niet alleen produceerde, maar waarvoor hij ook het grootste deel van de nummers schreef, die hij vervolgens ook zelf arrangeerde. Ze zijn niet zo bijzonder als de platen die hij later zelf onder zijn eigen artiestennaam maakte, maar voor iedere deep soul-liefhebber is dit een cd om je vingers bij af te likken. Van Bette Williams werd na deze sessies overigens niets meer vernomen, terwijl Sandra Phillips als actrice bekend werd.

***


Ray Bonneville – Goin’ By Feel – Red House Records

Bluesy, rootsy singer/songwriter

Zijn vorige plaat maakte de Canadese Amerikaan Ray Bonneville met Colin Linden, en daar zat hij nog behoorlijk dicht bij de blues. Voor Goin’ By Feel ging hij met Gurf Morlix in zee, en dat levert een nog betere plaat op. Bonneville heeft een plezierige, hese, warme bariton, en hij weet net als iemand als JJ Cale muziek te maken die tegelijk heel relaxed en buitengewoon spannend is. Er zit nog steeds de pure kracht van de blues in, maar ook country, swing en asfalt. Bovendien zijn de arrangementen zo geraffineerd dat je een tijd nodig hebt om deze muziek volledig te doorgronden. Eliza Gilkyson levert op twee nummers ook nog een schitterende tweede stem, en dat maakt dit juweeltje nog net even fraaier.

****


Hightone Records viert haar vijfentwintigjarig bestaan met een overzichtsbox en een goedkope dubbel-cd, de Anthology Rockin’ From The Roots met een niet al te strakke keuze uit de toch sterke catalogus van het label. Robert Cray, Joe Ely, Buddy en Julie Miller, Tom Russell en meer zijn allemaal aanwezig, maar niet met hun sterkste nummers, waardoor we een wat bravere indruk krijgen dan verwacht. (Hightone ***).


Hayseed Dixie – No Covers – Cooking Vinyl

Bluegrass ontmoet punk

Hayseed Dixie heeft een forse reputatie opgebouwd als een band die juist exclusief covers speelde, en dan liefst van de rauwste bands als de Sex Pistols, Kiss of AC/DC, die dan op akoestische instrumenten in een bluegrasstijl werden gespeeld, al was het dan wel vanuit een frisse punkhouding. Dat klonk altijd goed, maar was vooral ook erg grappig. Geen covers dit keer, en dat valt zeker niet tegen. De humor zit nu vooral in de teksten en is soms wat aan de platte kant, luister maar eens naar Stonewall Hicks dat alleen maar gaat over duivenpoep. De ondertitel More Songs About Drinking, Killing, Cheating, Killing and Hell dekt de lading dus bijna. Maar de muziek is gelukkig net zo aanstekelijk en fel als altijd, en John Wheeler laat horen dat hij bijna in zijn eentje een sterk album vol kan schrijven. En ze bewijzen dat je gerust een elektrische gitaar en drums aan bluegrass kunt toevoegen, en dat het daar alleen maar leuker van wordt.

***½


Chatham County Line – IV – Yep Rock

Bluegrassband op avontuur

Chatham County Line werd vanwege de klassieke bluegrassbezetting vanaf het begin in dat hokje geplaatst, maar vanaf dat begin zijn ze ook onverstoorbaar hun eigen weg gegaan, met beide voeten in de roots, maar zonder al te veel respect voor die traditie. Een goede, gepassioneerde zanger helpt dan altijd, en een band die niet te beroerd is om blues-, rock- en popinvloeden toe te laten. Ze spelen op hun vierde album relaxter dan ooit en ook beter dan ooit, technisch gesproken. Let it rock klinkt bijna als de Stones in hun Exile-periode, maar dan wel met een banjo-solo in de brug, maar in de prachtige ballad One More Minute, zingt Dave Wilson met Caitlin Cary als Emmylou Harris-achtige tweede stem de sterren van de hemel. Wilson schreef wederom alle nummers. Het zijn geen wereldschokkende muzikale avonturen die je hier hoort, maar de grenzen van verschillende genres worden wel subtiel opgerekt, waardoor zowel rootsliefhebbers als bluegrassfans hier volledig aan hun trekken komen.

***½


Luke Doucet and the White Falcon – Blood’s Too Rich

Canadese singer/songwriter wordt steeds meer ruige rocker

Luke Doucet was een paar jaar geleden in zijn rockband Veal nog een redelijk strakgespannen artiest, maar op zijn soloplaten werd hij steeds meer een vrij relaxte singer/songwriter met een rootsy aanpak. Op zijn nieuwe plaat lijkt hij de perfecte balans gevonden te hebben – het is een wat rauwere, ruigere rockplaat geworden met rootsy elementen. En omdat Doucet nog steeds al zijn liedjes zelf schrijft zou je hem zowel in de bakjes singer/songwriter en roots als in die van rock of pop (vanwege de lekkere meezingliedjes) kunnen plaatsen. Doucet groeit dus nog steeds, zijn liedjes zijn ijzersterk, de arrangementen zijn perfect op de teksten afgestemd, er wordt fel en energiek gespeeld terwijl ook er ruimte is voor subtiliteiten. Daardoor is ook dit weer een mooie, gelaagde groeiplaat geworden. Overigens weet hij zelfs de Cure-klassieker The Love Cats te verbeteren door het nummer een schitterende rootsy behandeling te geven. Top.

****


Carla Bley – The Lost Chords Find Paolo Fresu – Watt/ECM

Sinds haar intelligente, opwindende en spannende jazzrockproject Escalator Over The Hill hebben we een zwak voor de avantgardistische jazz van Carla Bley, maar op The Lost Chords find Paolo Fresu is er niet veel van die oorspronkelijke opwinding of spanning meer te vinden. Bley speelt met haar bescheiden ensemble ingetogener dan ooit, Paolo Fresu heeft een fraai trompetgeluid, maar het blijft allemaal wat al te beschaafd. Over blijft een fraaie, intelligente jazzplaat die perfect op zijn plek is in de zondagochtendprogramma’s van mensen als Willem Duys of Meta de Vries. Keurige jazz van hoge kwaliteit voor nette mensen, maar dodelijk saai.

***


Dazibao – E40 – Homerecords.be 4446039 (****)
Tam Nà Vulinn – Vestibule – Homerecords.be 4446040 (****)

Avontuurlijke folk uit België

Homerecords.be is een klein, onafhankelijk platenlabel dat vanuit Luik nu al een paar jaar de ene na de andere avontuurlijke en perfect opgenomen cd de wereld in slingert. Dazibao draait om de twee diatonische accordeons van Sophie Cavez en Jonathan de Neck die samen met een percussionist, een bassist en een gitarist muziek maken die wat intelligenter en diepgaander is dan we in dit folksegment gewend zijn. Daarbij weten ze spanning en opwinding goed vast te houden, terwijl de muziek ook altijd iets melodieus en melancholieks heeft. Cavez en de Neck schreven alle nummers zelf. Het trio Tam Nà Vullin gaat in het avontuur nog een stapje verder. Op hun album Vestibule hoor je experimentele avantgarde-folk, die tegen de jazz aanleunt. Violist Baptiste Argouarc’h schreef het grootste deel van de nummers, en daarnaast komen we composities van Zappa en Marcus Miller tegen. Dat geeft wel een beetje aan in welke hoek deze band het zoekt. De vijfsnarige elektrische viool bepaalt sterk het geluid, en de instrumentals van Zappa ten tijde van Hot Rats hebben zeker inspiratie opgeleverd. Energieke folk op avontuur dus. Magnifiek.


De titel van de cd Old Town School Of Folk Music – Songbook Volume Four geeft precies aan wat je kunt verwachten. Klassieke folkliedjes, maar dan wel in verrassende en altijd meer dan uitstekende uitvoeringen van John Prine, Steve Goodman, maar ook van nieuwkomers als Casey Driessen en een aantal prima onbekenden, waardoor deze compilatie precies doet wat een verzamelaar hoort te doen: hij jaagt je op speurtocht. (Bloodshot ***½)
 


Göze is een Belgisch accordeon-gitaarduo dat heel jazzy en aangenaam klinkende folk maakt. Quand On Est Bien Amoureux is vrijwel geheel instrumentaal, maar de zang van Olle Geris zorgt op momenten voor de broodnodige afwisseling. Prettige en intelligente luisterfolk. (Wild Boar ***).


Ah Feel Like Acid – 24 American Psychedelic Artefacts From The EMI Vaults

Fraaie goudklompjes uit de jaren zestig

Harry Smith’s Anthology of American Folkmusic is de oermoeder van alle compilaties, en waarschijnlijk ook de meest invloedrijke compilatie ooit. Smith pikte uit zijn 78-toerenverzameling het beste dat hij kon vinden. Daarna is dat kunstje in ieder geval nog één keer gelukt met de serie Nuggets, die de mooiste marginale maar toch ijzersterke nummers uit de jaren zestig verzamelde. En nu is er Ah Feel Like Acid, dat mooi op tijd komt met een verzameling psychedelische nummers, voornamelijk uit de avontuurlijke jaren zestig. Op tijd, omdat psychedelica weer terug is in de pop en de freakfolk, en vooral omdat dit een hele mooie verzameling is, met niet alleen Captain Beefheart, Kim Fowley, de Quicksilver Messenger Service en de Steve Miller Band, maar ook onbekende bands als de fantastische Fallen Angels. Het opmerkelijke is dat de muziek nog steeds bijzonder vitaal en fris klinkt, en maar heel af en toe een beetje gedateerd. Een aanrader.

****


Black Snake Moan – soundtrack – New West NWA3021

Oerblues

Als de film net zo goed is als de soundtrack doet vermoeden zou het wel eens kunnen dat de blues van de film Black Snake Moan net zo’n duwtje krijgt als bluegrass na de film O Brother How Art Thou een paar jaar terug. Acteur Samuel L Jackson zingt zelf ook een paar van de bluesjes, waaronder de titelsong, en hij doet dat goed. Verder The Black Keys die het oerbluesgevoel goed weten te pakken, Jessie Mae Hemphill, Precious Bryant en de North Mississippi Allstars, allemaal in topvorm. Oude blues, oerblues, maar zeker geen stoffige blues, integendeel. The blues is alive and kicking, dames en heren.

***


Bellowhead – Burlesque – Westpark Music 0735

Folk Big Band

Om Jon Boden en John Spiers folklegendes te noemen gaat misschien wat ver, maar ze hebben met zijn tweeën wel al een paar klassieke Britse folkalbums op hun naam staan. Nu is er eindelijk de debuutplaat van de folk-big band die ze hebben opgericht, Bellowhead. Big bands klinken nogal eens log, maar daar is hier geen sprake van. Het swingt als de hel, en bovendien is de band niet vies van het experiment en vliegen ze soms op een licht chaotische avantgardistische manier bijna uit de bocht. Bijna. Want het mooie van deze hechte big band is dat het steeds ongemeen spannend is wat ze doen, maar dat het ook allemaal klopt, zelfs als ze middeleeuws klinkende fragmenten combineren met free-jazzachtige uitspattingen. De energie spat er ook overal vanaf, en je hebt het gevoel dat ze nóg wel een uur hadden kunnen vullen. Een zeer gelaagd album ook, met veel verrassende combinaties, schitterend meerstemmig zangwerk en continu uitermate geïnspireerd spel. Verbazingwekkend genoeg bestaat een groot deel van het materiaal uit traditionals, want het klinkt allemaal erg eigentijds. Een absolute aanrader.

*****


Mishtu Orchestra – Marchandise – Zephyrus Records Zep003

Belgische superfolk

Mishtu Orchestra is een Belgische blaasband die folk speelt met een rockattitude, Ze zijn ook niet te benauwd om uitgebreid te experimenteren, met verrassende en ijzersterke resultaten. Zo deinzen ze niet terug voor keelzang, en zetten ze de mondharp zo in dat het nietige instrument bijna een rock ‘n’ rollstatus krijgt. Op het grootste deel van hun album Marchandise word je meegesleept in een soort stevige wiegende deinende swing, met regelmatige experimentele uitstapjes waarbij de grenzen doelbewust worden opgezocht. Dat levert muziek op die niet alleen steeds blijft swingen, maar die ook bijzonder spannend en scherp blijft. Alle traditionele instrumenten worden uit de kast gehaald, waarbij met name de klarinet voor een melancholieke klezmersfeer zorgt, maar er zit ook een fantastische stuwende drummer in de band. Opzwepende en weemoedige muziek, waarbij ook vermeld dient te worden dat de band zelf het grootste deel van het materiaal schreef. Vernieuwende folk van de allerbeste soort.

****½


Nanci Griffith – Ruby’s Torch – Rounder 11661-3265-2a

Torch Folk met strijkers

Nanci Griffith leek na haar Other Voicesplaten, waarmee ze andere singer/songwriters in de spotlight zette, een beetje de weg kwijt. Tot die tijd maakte ze een aantal ijzersterke, subtiele folksy albums met vooral sterk eigen werk, maar daarna werd het allemaal vaak wat te zoet en te huilerig. Nu is er Ruby’s Torch, een met violen overladen album dat op een onverwachte manier imponeert. Griffith klinkt hier namelijk, anders dan je zou verwachten, juist niet te zoet. Ze klinkt stevig en zelfbewust, met een stem die op een prettige, overtuigende manier doorleefder klinkt dan ooit tevoren. Ook hier overigens veel liedjes van anderen (onder meer drie nummers van Tom Waits, maar ook een Sinatrasong), en een meer dan prachtige uitvoering van haar eigen Late Night Grande Hotel. Mooier en bluesier heeft Griffith niet eerder geklonken. Een prachtplaat.

****


Family

Old Songs New Songs van de Britse rockgroep Family blijft een ijzersterke klassieker waarop Family alles samenbundelt waarin ze goed waren, met de fenomenale zanger Roger Chapman op zijn top. Toch is deze reissue een beetje een gemiste kans, omdat de nog prachtiger singleversies van Today en The Weaver’s Answer ontbreken. Kunnen we die grijsgedraaide plaatjes nog steeds niet wegmikken. (Mystic ***½)


Jerry Lee Lewis – Last Man Standing – Artists First AFT-20001-2

The Killer slaat nog één keer toe.

Een oude fan en zijn vriend zijn verantwoordelijk voor een onverwacht sterke plaat van rocklegende Jerry Lee Lewis. Zijn optredens de laatste jaren waren wat gênant, want de Killer leek volledig uitgeblust. Toen Steve Bing en Jimmy Rip probeerden hem nog één keer op een “higher level” te krijgen had hij daar in eerste instantie, vijf jaar geleden, helemaal geen zin in. Maar hij kwam voor zijn eerste sessie wel opdagen, al was het dan in zijn pyjama. Vijf jaar later ligt er een ijzersterke, vlammende en scherpe plaat waarop Jerry Lee duetteert met groten als Jimmy Page, Eric Clapton, Mick Jagger, Neil Young en Robbie Robertson, maar ook met BB King en Buddy Guy, met Little Richard, met George Jones en Willie Nelson, en nog veel meer grote namen, en Lewis domineert ze allemaal, stuk voor stuk. Een kwestie van even laten zien wie hier de baas is. Het woord bescheidenheid komt in zijn vocabulaire niet voor, maar dit keer maakt hij het voor het eerst in vele jaren ook weer eens echt waar. Nooit gedacht dat de Killer nog tot zoveel opwindends in staat was.

****


NQ Arbuckle – The Last Supper In A Cheap Town – Six Shooter Records SIX 017

Canadese Americana

NQ Arbuckle deed zich op vorige albums voor als een Canadese singer/songwriter (die overigens met zijn licht rasperige stem eigenlijk niet echt goed kon zingen). Nu presenteert Arbuckle zich in kleine lettertjes als de vierkoppige band die ze altijd al waren. De matige zang compenseert de band heel goed door fantasierijk en scherp te spelen, door een paar fantastische back-upzangeressen in te zetten en door voortreffelijke spannende en scherpe arrangementen. De onvolprezen Luke Doucet produceerde het album en speelde met een aantal vrienden mee, en wellicht daardoor is het dit keer wat rockender geworden allemaal, wat minder puur rootsy dan eerdere albums. Goede teksten, mooie liedjes, en hoewel Canadees, voortreffelijke Americana.

***


Old Crow Medicine Show – Big Iron World – Nettwerk 5 037703 043121

Energieke moderne bluegrass

Down Home Girl kenden we in de broeierige, zweterige versie van Alvin Robinson, maar de Old Crow Medicine Show, een Canadese bluegrassband met gevoel voor traditie, weet dit zompige New Orleansnummer perfect naar haar hand te zetten, waardoor het zelfs als blkuegrassong diezelfde morsige sfeer houdt. Het gaat meteen in dezelfde sfeer verder met Cocaine Habit (ook bekend als Take a whiff on me), maar de cd eindigt met een paar hevige gospels die doen vrezen dat je hier toch met een paar fundamentalistische bible-belters te maken hebt. Daartussenin een portie energieke originele bluegrass met een opmerkelijke en nadrukkelijke rol voor een lekker scheurende mondharmonica. David Rawlings van het duo Gillian Welch produceerde de plaat en laat zijn onmiddellijk herkenbare gitaargeluid een paar keer horen; Welch zelf drumt op een aantal nummers mee. Jong, fris en stevig, met een bluesy, high lonesome kant, en nog een slag beter dan hun debuutalbum.

***½


Dropkick Murphys – The Meanest Of Times

Keltische punkrockfolk

Bij het eerste nummer rammen de Dropkick Murphys er meteen goed in – dit is muziek die goed is voor de nodige adrenaline. De band komt uit Boston, maar ze doen nog het meeste denken aan een nog iets rauwere versie van de Pogues. Amerikaanse rock, gecombineerd met punk en keltische folk, en dat allemaal met een rauwe opwindende energie gebracht. De banjos en doedelzakken passen daarbij perfect in het plaatje, en het is niet alleen rammen wat ze doen – er zit veel subtiliteit in hun vitaminerijke nummers. Maar het is toch vooral de pure energie en de lol die er vanaf spat en knalt die dit tot zo’n onweerstaanbare band maakt. The Meanest Of Times is hun zesde album, maar het klinkt allemaal nog net zo strak en fris als hun eerste. Muziek om volledig bij uit je dak te gaan.

***½


In Soft Machine Legacy werken drie grootheden uit de toptijd van de legendarische Britse jazzrockband Soft Machine samen. John Etheridge op gitaar, Hugh Hopper op bas en John Marshall op drums, aangevuld met Theo Travis op saxen en fluit. Steam is voor Soft Machineliefhebbers een aanrader, hoewel de verrassing er wat af is. Gewoon een meer dan uitstekende, stevige jazzrocker. (CMM ***)


Southside Johnny and the Asbury Jukes – Jukebox

Southside Johnny had de pech uit dezelfde buurt te komen als Bruce Springsteen, en bovendien in het begin vergelijkbare muziek te maken. Daardoor bleef voor de recensenten Southside altijd nadrukkelijk in de schaduw van The Boss, onder meer omdat hij zelf niet zijn eigen materiaal schreef. Of dat terecht is, is nog maar de vraag, want we hebben het hier feitelijk over verschillende grootheden. Vergelijk het maar eens met twee andere grootheden, Ray Charles en Fats Domino. In vergelijking met Charles was Domino maar een “one trick pony” – hij maakte New Orleans Rhythm & Blues, en dat deed hij zijn hele leven lang meer dan voortreffelijk. Geen betere uitvoering van Lady Madonna dan die van Fats. Ray Charles was veel avontuurlijker aangelegd, met zelfs voor die tijd gewaagde uitstapjes naar het exclusieve blanke domein, de Country & Western. Charles wordt daardoor wat hoger op de ladder geplaatst, net als Springsteen, die overigens net zo hard verketterd werd toen hij het als rockicoon waagde folk te gaan spelen. Toch speelde Fats Domino voor de liefhebber van Rhythm & Blues een fantastisch oeuvre bij elkaar dat nog steeds staat als een huis. Dat geldt feitelijk ook voor Southside Johnny, die vanaf het prille begin een sterke rockband met blazers om zich heen had staan die continu wisselde, maar die ook continu van zeer hoog niveau was. Southside legde altijd zijn hele ziel en zaligheid in zijn muziek, en vooral op live opnamen kun je goed horen dat hij onovertroffen was als hij voor een publiek op het podium stond. Op de vier cd’s (plus één) tellende Jukebox vind je bijna zes uur aan demo’s, heel veel live opnames en wat zeldzame singles en weggeefplaatjes. Dat betekent dat je hier de ontwikkeling van ruim dertig jaar kunt volgen. En dan moeten we eerlijk zijn: hij was in het begin al sterk, en het wordt in die dertig jaar zeker niet minder. In eerste instantie waren we bang hier een doos met restmateriaal van een tweederangs rocker te vinden, maar vooral de opwindende live opnames laten je de associatie met Springsteen snel vergeten. Southside Johnny heeft misschien een iets beperktere actieradius, maar daarbinnen rockt hij als geen ander. Als je de kans krijgt de man live te zien, zoals op Take Root dit jaar, moet je die zeker grijpen.

***½


Malcolm Holcombe – Not Forgotten

Jazzy blues

Malcolm Holcombe heeft zijn kop niet mee. Als hij het in het eerste nummer over “broken beerbottles” heeft wordt je vooroordeel iets te snel bevestigd. Holcombe heeft een rauwe stem die op een kruising lijkt tussen Tom Waits, Dave van Ronk en Guy Clark, en hij zingt net zo jazzy als John Martyn. Holcombe schrijft prachtige liedjes die op een plezierige manier blijven hangen, en hij zingt ze op een jazzy, vloeiende manier. De band is perfect toegesneden op deze aanpak, want zij spelen soepel en swingend, terwijl het overal spannend blijft. Blues kun je het niet echt noemen, het is rootsy, jazzy en bluesy, met een fantastische dobrospeler, een lekker vet B3-orgel, een paar uitstekende gitaristen en een stevige ritmesectie. Holcombe kan de zang prima alleen af, maar als er een tweede stem bijkomt is die ook verbijsterend goed. Luister maar eens naar de eerste twee nummers – Sparrows and Sparrows en Goin’ Home, dan begrijp je wat we bedoelen. De plaat eindigt met de perfecte uitsmijter, het zeer jazzy gezongen Where Is My Garden, dat je zelf vervolgens nog uren Satchmo-achtig swingend loopt te zingen, tot je toch maar weer naar de cd-speler loopt om Holcombe’s cd nog weer een keer te draaien. Kortom – we hebben hier een meesterwerkje te pakken dat niet alleen verslavend werkt, maar dat ook steeds beter wordt. ****½


Steve Earle – Washington Square Serenade – New West

Akoestisch rockende singer/songwriter

Steve Earle is een van de sterkste singer/songwriters van het moment, en dat is hij al jaren. Hij is ook altijd het avontuur blijven zoeken, zeker na het album dat hij met de bluegrasstoppers van de Del McCouryband maakte. Voor die tijd maakte hij soms pure en snoeiharde Rock ‘n’ Roll met zijn band, na dat baanbrekende album vond hij zijn eigen unieke vorm, ergens tussen rock en bluegrass in. De liedjes bleven ondertussen stromen, en elk liedje werd zo optimaal mogelijk gebracht, soms kaal begeleid door zijn eigen gitaar, soms rockend, meestal akoestisch rockend, en dat is op zijn nieuwste niet anders. Dat betekent dat we hier weer een prachtig afgewogen heftig album kunnen aanbevelen. Liefdesliedjes als Sparkle and Shine worden afgewisseld met songs als Way Down In The Hole waarin Earle zijn eigen demonen bestrijdt en City Of Immigrants waarin en passant wordt geconstateerd dat heel Amerika feitelijk uit immigranten bestaat. En dan is er ook nog het schitterende strijdlied Steve’s Hammer dat opgedragen is aan “Pete” – Steve’s hamer wordt in dat lied pas neergelegd als er geen onrecht, honger en armoede meer in de wereld zijn. Dat betekent dat we na deze buitengewoon sterke worp nog wel meer albums van Earle kunnen verwachten, vermoeden we.

****


Aurélia – Hypnogol (Journal d’un Capitaine) – Homerecords.be

Avantgardistische jazzfolk

Aurélia is een Belgisch trio dat op haar tweede cd Hypnogol op momenten gasten toelaat op trombone en accordeon. De basisbezetting bestaat uit Aurélie Dorzée op viool, Tom Theuns op gitaren, harmonium, banjo, harmonica, sitar en nog meer, en Stephan Pougin op de meeste uiteenlopende percussie. De muziek die ze maken is in eerste instantie wat ontoegankelijk en onbenoembaar. Folk, jazz, wereld, klezmer en serieuze avantgarde worden op een onnavolgbare maar vanzelfsprekend klinkende manier door elkaar geroerd, waarbij zelfs een Tom Waitspersiflage langskomt. Dat Waitsgezang past perfect in het verhaal van een binnenschipper die zichzelf als een groot zanger ziet, een mening die niet door iedereen gedeeld wordt. Het verhaal rond de schipper is overigens niet echt essentieel om van de muziek te kunnen genieten. Want hier zijn een paar virtuoze musici en componisten op een fascinerende muzikale avonturenreis. Voor iedereen met een open geest en zonder de behoefte om labeltjes op muziek te plakken is dit misschien wel de ontdekking van het jaar.

****


Orchestre International Du Vetex – Flamoek Fantasy – Xango – ****


Va Fan Fahre – Zet Je Maar – Zephyrus – ***½
Klezmic Zirkus – Vitamine K – Homerecords.be ***½

België blaast zich naar de wereldtop

België heeft een zeer rijke traditie van fanfares en harmonieorkesten, en die roots worden de laatste tijd op een tamelijk spectaculaire manier aangeboord door orkesten die de knusse fanfaretraditie combineren met de strakke en feestelijke aanpak van Balkan Brass, terwijl ook de invloed van de eurojazz van Willem Breuker regelmatig doorklinkt. Daarnaast zijn er de melancholie van de klezmer, en mediterrane en oosterse invloeden. Het resultaat is zonder meer opwindend te noemen, en direct aansprekend, terwijl er ook voor liefhebbers van intelligente muziek het nodige te genieten valt. Het Orchestre International Du Vetex is het ultieme voorbeeld van deze aanpak. Met Flamoek Fantasy maakten ze een verslavende, vrijwel instrumentale plaat die alles in zich heeft om een klassieker te worden op het terrein van de nieuwe Belgische Brass. Luister naar het schitterende slotnummer Verdomme Veerboot, dan merk je dat het onmogelijk is bij deze muziek onverschillig te blijven. Va Fan Fahre combineert eurojazz met balkanbrass en fanfare en roert er bovendien de nodige wereldmuziek doorheen, waardoor een jarendertigscat wordt afgewisseld met een vlammend oosters lied. Passie en plezier gaan op hun tweede album Zet Je Maar perfect samen. Klezmic Zirkus maakt geen echte klezmer, en ook geen echte circusmuziek, maar een soort avantgardistische blazersfantasie, die van begin tot eind de spanning erinhoudt, met vrij forse bijrollen voor accordeon en viool. Maar het zijn ook hier vooral de blazersarrangementen die je van je sokken blazen, en die voor die opmerkelijke combinatie van opwinding en melancholie zorgen die deze muziek zo bijzonder maakt. Alledrie wereldniveau, alledrie absolute aanraders.


Tango Siempre – Tangents – Galileo

Experimentele tango

Sinds Astor Piazolla de tango uit de obscuriteit en banaliteit heeft gehaald wordt het genre op alle mogelijke fronten geëxploreerd. Er zijn bijzonder veel tango-orkesten die vooral de oude tango in ere willen herstellen (denk aan de Nederlandse toporkesten Tango Dorado of Corrientes Cinco), maar er blijven ook spannende avonturiers die de grenzen blijven verkennen. Na hun vorige cd als kwartet, Tangled, is het Britse Tango Siempre nu uitgegroeid tot een septet en schrijven ze alle nummers zelf. Dat levert een nog sterkere cd op met nuevo tango die zelfs Piazolla in de schaduw zet. Pianist Jonathan Taylor en accordeonist Pete Rosser blijken zich tot buitengewoon sterke componisten te ontpoppen, net als saxofonist Gilad Atzmon en violiste Ros Stephen. De intelligente en sterk gecomponeerde tango nuevo wordt hier gecombineerd met melancholie en gedrevenheid, met subliem resultaat. Viool en saxofoon spelen daarbij een nog iets grotere rol dan de accordeon. Magnifiek.

****


Bob Brozman Orchestra – Lumière – Riverboat Records

Meestergitarist overtreft zichzelf

Bob Brozman’s naam zag ik voor het eerst toen hij een van de R Crumb’s Cheap Suit Serenaders was, een band die vooral stringbandmuziek en blues uit de jaren dertig speelde. Daarna maakte hij een hele reeks fraaie soloplaten, waarna een aantal bijzonder geslaagde samenwerkingen met muzikanten van over de hele wereld op cd werd vastgelegd. Het ene meesterwerkje volgde daarbij het andere op, met Indiase, Afrikaanse, Oceanische en andere wereldmuzikanten. Dankzij Brozman leek iedereen tot ongekend grote hoogten te worden opgezweept. En nu is er het Bob Brozman Orchestra, dat volgens het hoesje bestaat uit zevenentwintig Brozmannetjes die allemaal een ander akoestisch snaarinstrument bespelen. De echo’s van de internationale samenwerkingsverbanden zijn duidelijk terug te horen in de twaalf instrumentals op Lumière, waarin Brozman boven zichzelf uitstijgt. Het is niet alleen buitengewoon knap en virtuoos wat hij hier in zijn eentje klaarspeelt, het is ook nog eens zeer effectief gedaan allemaal, en bovendien weet Brozman een gevoeligheid en een melancholie in de muziek te laten doorklinken die het album zeer verslavend maken. Hij weet elk instrument ook op een verbijsterende manier optimaal te benutten, en dat gaat soms heel subtiel. Een magistraal album.

****


Gé Reinders – Blaos mich ’t landj door – Fennek FN-CD-18

Unieke Limburger op zijn best

Voor zijn vorige album liet Gé Reinders een aantal van zijn eerdere liedjes arrangeren voor blaasorkest. Dat beviel zo goed dat hij nu speciaal liedjes schreef waar een blaasorkest bij gedacht werd. Dit keer werden twaalf van de beste Nederlandse blaasorkesten uitgenodigd, en een aantal top-arrangeurs is met hoorbaar plezier aan het werk gegaan. Het lijkt wel of blaasorkesten en hun arrangeurs zich eindelijk eens voluit serieus genomen voelen. En het werkt weer fantastisch. Reinders heeft een pakket ijzersterke liedjes die optimaal tot hun recht komen in een muzikaal bed dat je gerust zijn roots mag noemen. Liefdesliedjes (Geweldig), boze liedjes (Eine gek), liedjes over de “gewone” dingen van het leven, en een heel, heel prachtig, aangrijpend liedje over een stel met een verstandelijke beperking – wie bij dit liedje, (De grote vruntjelike Jozef en) Sint Cecilia de ogen droog weet te houden is gemaakt van roestvrij staal. Recht in het hart. Een subliem rootsalbum van een singer/songwriter die zijn draai volledig heeft gevonden. Daarin is hij overigens niet al te star, want er komen ook strijkers langs, en soms wordt er gewoon gerockt. Absolute topklasse.

*****


Give Us Your Poor (17 New Recordings To Help End Homelessness) – Appleseed

Muziek als aanklacht

Appleseed is een platenlabel dat uit idealistische motieven is opgericht door de voormalige activistenadvocaat Jim Musselman. Hij bracht al veel albums uit van kritische singer/songwriters, en je merkt dat de betrokkenheid van labelmanager Musselman overslaat op iedereen waar hij mee werkt. Dat levert bij Give Us Your Poor, dat gemaakt werd om daklozen te helpen, zonder meer bevlogen muziek op van (onder veel meer) Natalie Merchant, Michelle Shocked, Bruce Springsteen (met Pete Seeger), Jewel, Jon Bon Jovi, Bonnie Raitt, Madeleine Peyroux en Dan Zanes. Voor dit indrukwekkende album gingen deze groten een samenwerking aan met dakloze singer/songwriters, met soms verbluffend resultaat. Natalie Merchant koos uit de bandjes die ze toegestuurd kreeg één liedje (There Is No Good Reason, geschreven door een jonge dakloze vrouw) dat ze graag wou spelen met zes van de dakloze musici die ze hoorde, en het resultaat is kippenvelmuziek. Dat geldt voor veel meer nummers op dit album, zoals 1,000 Miles Away van Jewel, die zelf een tijd als dakloze leefde, en Boll Weevil, gezongen door Dan Zanes en Kyla Middleton, een meisje van elf dat een aantal jaren met haar familie op straat leefde. Vijf kwartier kippenvelmuziek, en de opbrengst gaat naar een daklozenproject.
(****)


Goin’ Home – A Tribute To Fats Domino – Vanguard

Een bevlogen tribute.

Fats Domino, inmiddels bijna tachtig, overleefde zelf de New Orleansramp ternauwernood, en hij zet zich nu in om de muziek in de stad weer op gang te helpen. Hij kreeg medewerking van een aantal zeer groten, die allemaal een van zijn nummers zingen, waardoor Goin’ Home tegelijk een welverdiend tribute is geworden. Zelfs Yoko Ono stond een nummer van John Lennon af, die hier met Ain’t That A Shame stevig en lekker scherp aftrapt, waarna Tom Petty, BB King, Dr John, Paul McCartney, Randy Newman, Neil Young, Norah Jones, Los Lobos, Robert Plant, Lucinda Williams en veel meer grote namen laten horen hoe inspirerend de muziek van de Fat Man nog steeds is. Daarbij doen die grote namen het meer dan voortreffelijk, maar de echte verrassingen komen van de mensen die we niet meteen met de muziek van Fats zouden vereenzelvigen, zoals Norah Jones en Lucinda Williams die zijn nummers op een mooie manier naar hun hand weten te zetten. Ook de onverwachte samenwerkingen pakken zeer goed uit, zoals Robert Plant die met de oer- New Orleansband Lil’ Ol’ Band o’Gold de studio in dook. Dezelfde Robert Plant overtuigt op de tweede cd nog eens als hij met The Soweto Gospel Choir zingt. En Olu Dara en The Natchezippi Band featuring Donald Harrison Jr zetten Fats’ When I See You helemaal jazzy en funky in deze tijd. En zo wordt twee ruime cd’s lang niet alleen Fats Domino weer stevig op de kaart gezet, ook alle betreffende artiesten geven een buitengewoon overtuigend visitekaartje af.

Een juweel van een dubbel-cd. De opbrengst gaat bovendien naar de wederopbouw van de wijk waarin Domino woont en naar een aantal culturele voorzieningen waarmee de stad cultureel ook weer wat op stoom kan komen.

****


The Hollies – Romany – EMI ****
The Hollies – Buddy Holly – EMI ***

Vergeten popjuweeltjes

De Hollies waren volgens velen over hun hoogtepunt heen toen ze na Graham Nash ook hun leadzanger Allan Clarke kwijtraakten. Toch is Romany, het album dat ze maakten met de (tijdelijke) Zweedse vervanger Mikael Rickfors, een ten onrechte over het hoofd gezien juweeltje dat zich gemakkelijk kan meten met platen van bijvoorbeeld de Eagles uit dezelfde periode. Er is zelfs veel voor te zeggen om Romany, zeker in de met bonustracks overladen versie die nu in de winkels ligt, een meesterwerk te noemen. Leadgitarist en tweede stem Tony Hicks blijkt hier toch de stuwende kracht van de band te zijn, en dankzij hem en Terry Sylvester zijn de herkenbare Holliesharmonieën ook weer zeer prominent aanwezig. De arrangementen zijn bovendien subtiel, los en sophisticated, terwijl er ook stevige rockers tussen zitten als Slow Down. Een tijdloze prachtplaat. De bonustracks laten bovendien horen dat de Hollies in deze periode zelfs geen slecht b-kantje maakten. Naast deze, hun twaalfde studioalbum, kwam ook hun twintigste (een van hun laatste platen) Buddy Holly, op cd uit. De Hollies zijn ook hier nog steeds de perfecte popgroep, met onovertrefbare meerstemmige zang en voortreffelijke arrangementen. Ook dit blijkt een tijdloos juweeltje, hoewel de plaat toendertijd flopte.


The Scotland Yard Gospel Choir – idem – Bloodshot Records

The Scotland Yard Gospel Choir komt uit Chicago, maar ze klinken als een Brits en zeer blank softpopbandje. Ze hebben duidelijk goed naar Belle And Sebastian geluisterd en klinken vaak al net zo lievig, hoewel de teksten daar af en toe haaks op staan. Onderwerpen als drugs (Aspidistra) of uit de kast komen (I Never Thought I Could Feel This Way For A Boy) worden verpakt in schattige folky popliedjes, wat een licht vervreemdend effect heeft. En hoewel ze soms iets teveel klinken als “een kopie van” weten ze wel degelijk zelf pakkende, melodieuze popliedjes te schrijven die blijven hangen.

***


Spirit

Als er in de hoestekst vermeld wordt dat het materiaal vooral voor hardcorefans interessant is gaat het meestal om restmateriaal dat voor gewone muziekliefhebbers totaal oninteressant is. Dat geldt ook voor Salvation, The Spirit of ’74, een driedubbelaar met veel matig livemateriaal en terecht afgevallen studiowerk van de westcoastrockgroep Spirit van Randy California. Zelfs de hardcorefan zal hier moeite mee hebben. (Acadia *)


Neil Young – Chrome Dreams II – Reprise Records

Neil Young is een levende legende die van zijn eerste reeks soloplaten mooi uitgebalanceerde albums wist te maken. Later werd hij daarin wat nonchalanter en werd eenvoudigweg de oogst van een bepaalde periode bij elkaar op een plaat geperst. Voor de liefhebbers van de beste loslopende nummers van Young was er altijd wel wat te vinden, maar een echt afgewogen plaat werd het nooit meer. Chrome Dreams was een van de beruchte nooit verschenen titels, waarvan de nummers later op andere platen opdoken, deel II lijkt de omgekeerde route te volgen; er lijkt uit verschillende periodes het een en ander bij elkaar geschraapt te zijn dat nu samen een album moet vormen. We vinden Young hier in al zijn facetten, waarbij de man opvallend veel op zijn eigen cliché begint te lijken. De zeurderige lieve liedjes zijn hier nog onnozeler dan anders (Beautiful Bluebird), en de eindeloos doordenderende rocksongs duren hier bijna twintig minuten (Ordinary People), waarbij we moeten constateren dat de scherpte en urgentie van bijvoorbeeld Like a Hurricane nergens gehaald wordt. Hier staat een uitstekende muzikant lekker te spelen en zich prima te vermaken, maar de roem maakt lui en slordig. Er wordt wel érg nonchalant gespeeld en gezongen. Dat heeft zijn charme, en we vergeven Young altijd veel, onder meer omdat we zijn onmiddellijk herkenbare, volstrekt eigen gitaargeluid graag horen, maar dit is zeker niet zijn sterkste album.

***


De Schotse God Fearing Atheists maken op Rustbelt Sun weliswaar aanstekelijke en energieke Jayhawksachtige rootsrock, maar de teksten zijn veel braver en minder humoristisch dan je op grond van hun licht provocerende bandnaam zou verwachten. (Phantom ***)


Arno Adams – Mooderzeel Alleen – Inbetweens Records LRCD0006

Op zijn vorige plaat klonk de Noord-Limburgse singer/songwriter Arno Adams nog zo somber dat we er als luisteraar zelf depressief van dreigden te worden. En hoewel op Mooderzeel Alleen ook blijkt dat Adams niet meteen het zonnetje in huis is weet hij ons hier echt te raken. De liedjes zijn mooi, de arrangementen zijn ingetogen maar prachtig, met soms niet meer dan zijn eigen gitaar, een accordeon of de elektrische gitaar van Bart Oostindie, en Adams zingt zonder meer bevlogen met zijn warme, zware stem. Als we hem zouden omschrijven als de Limburgse Leonard Cohen klinkt dat wellicht wat denigrerend, maar met dit album kan hij zich serieus meten met de Canadese sombermans. Adams zingt in een Limburgs dialect en doet daardoor af en toe wat denken aan de Groninger Ede Staal, die ook buitengewoon groot was in zijn beperktheid. Een mooi, uitgebalanceerd, afgewogen album.

****


Mondo Leone – Open deuren naar geluk – MonDoLaLa Records 00001

Leon doet het anders

Leon Giesen is een veelzijdig man. Hij is niet alleen muzikant, liedjesschrijver en verhalenverteller, maar ook filmmaker, kunstenaar en sinds kort platenbaas van zijn eigen platenlabel. De wereld van Leon dus, en daarom noemt hij zich ook Mondo Leone. Als Mondo Leone op een podium zit is hij omringd door gitaren, en bovendien staan er achter hem drie beeldschermen opgesteld. Bij elk nummer dat hij tussen zijn verhalen door speelt worden er op die schermen filmpjes getoond die de videoclip ver te boven gaan. Ze versterken de kracht van de liedjes, terwijl de liedjes de filmpjes leuker maken. Uniek en onweerstaanbaar, want vrijwel iedereen die Mondo Leone ooit heeft zien optreden koopt ook een van zijn cd’s of wordt lid van de Mondo Leone Club. Want Leon heeft een oplossing gevonden voor het aanhoudend gejammer en gemekker van de platenmaatschappijen. Hij heeft zijn contract met platenmaatschappij V2 aan de wilgen gehangen en is met hulp van zijn “Club” voor zichzelf begonnen. Binnen een week na zijn oproep stortten zo’n vijfhonderd mensen tien of vijftien euro om de nieuwe cd te bekostigen. “Open deuren naar geluk” ligt er nu, en het is een juweel van een album geworden, met alle kwaliteiten van Mondo Leone in optima forma. Giesen schrijft sterke liedjes, met onderwerpen die hij dichtbij zoekt, zonder navelstaarderig te worden. Bovendien wordt Giesen’s gemoedelijke zachte g voldoende gecompenseerd door de stevige en inventieve arrangementen, met een paar sterke riffs en een stuwende ritmesectie. En dan gebeurt er nog een ander wondertje: als je de cd via de website of na een concert koopt blijk je aanzienlijk goedkoper uit te zijn, terwijl de artiest er meer aan over houdt. Zo weet Leon op meer dan één front een glimlach op te roepen. Kijk ook eens naar het filmpje bij “Je danst zoals je in bed bent” via zijn website www.mondoleone.nl en je ziet wat we met die glimlach en die onweerstaanbaarheid bedoelen.

*****


Transkapela – Over The Village – Ferment ***½
Transkapela – Klezmer Carpathian Music – ARC Music ***½

Oeroud en tijdloos

Transkapela is een kwartet dat oeroud klinkt, maar tegelijkertijd uiterst modern. Ze spelen klezmer, maar niet op de instrumenten die we over het algemeen met klezmer associëren. Er is bijvoorbeeld geen klagende klarinet te bekennen. De Karpaten zijn de onherbergzame, geheimzinnige bergen die door Polen, Tsjechië, de Oekraïne, Slowakije, Hongarije en Roemenië lopen. De muziek uit dat gebied vormt dan ook een soort mix, het resultaat van een eeuwenoude smeltkroes. Transkapela is een gezelschap dat stevig in die muzikale traditie staat, maar de klezmer die we horen klinkt soms meer als zigeunermuziek. De aanpak is creatief, waarbij oude patronen als grondslag worden gebruikt om op een jazzy manier vurig en stevig te gaan swingen.

De instrumenten zijn twee lekker rauw bespeelde violen, die soms ook heerlijk tegen elkaar aan schuren en een cello die niet getokkeld, maar ritmisch gestreken wordt, waardoor er een bijzondere bodem onder de muziek gelegd wordt. En dan zijn er de cymbalen (hammered dulcimer op zijn Engels) die hier lekker stevig, spannend en jazzy bespeeld worden. Verder worden er nog wat oeroude instrumenten uit de kast gehaald, die hier een bijzonder nieuw leven krijgen. Bij elkaar levert dat een uniek geluid op, bijna alsof traditionele muziek door punks wordt opgepakt. Op een bepaalde manier klinkt het tijdloos, maar het is muziek zoals die alleen nu gemaakt kan worden, door muzikanten die traditie en avontuur weten te combineren. Bijzonder, en erg mooi.
Holly Moors