Chris Roe en Chris Smither hebben in eerste instantie maar één ding gemeen – ik moest aan hun muziek wennen omdat ze een  versie van een bekend nummer opgenomen hadden en daar hun volstrekt eigen draai aan gegeven hebben. Bij nadere beluistering bleken ze wel meer overeenkomsten te hebben, zoals het volstrekt ontspannen zingen en spelen, maar er zijn ook de nodige verschillen aan te wijzen, al was het maar dat de ene Chris een man is en de andere een vrouw.

Chris Smither

Smither schreef de meeste liedjes op Train Home zelf, maar hij zingt ook een Dylansong die niet of nauwelijks door anderen gezongen is, vooral, denk ik, omdat Dylan zelf er zo’n dwingende uitvoering van op plaat gezet heeft. Toch is Desolation Row hier een pracht van een groeibriljantje geworden, met een zeer fraaie tweede stem van Bonnie Raitt. Ingetogen, ontspannen, en precies goed. Dat geldt ook voor de andere covers, Kind Woman van Richie Furay, Crocodile Man van Dave Carter en Candy Man van Mississippi John Hurt, waarin Smither laat horen dat hij zelfs zo’n bijna stukgezongen nummer naar zijn hand kan zetten waardoor je er naar gaat luisteren alsof het een nieuw nummer is. Hij zingt het hier met alleen zijn eigen gitaar en tikkende voeten als begeleiding. Verder is er een kleine maar zeer effectieve band die exact de juiste bescheiden arrangementen uitvoert op een manier die precies past bij de liedjes. Een ontspannen, ingetogen maar intensief meesterwerkje.

Chris Roe

Chris Roe is een vrouw met een prachtstem. Dat laat ze meteen al horen in het eerste, acapella gezongen liedje, dat overigens een traditional is. Die zingt Roe veel, maar ze heeft ook een paar fraaie eigen liedjes op het programma staan, een liedje van Kate McGarrigle en Hard Times Come Again No More van Stephen Foster. Dat nummer is al zo vaak gezongen, en zo goed, dat je van goeden huize moet komen om dat te overtreffen. Dat doet Roe ook niet, maar ze maakt er wel haar eigen liedje van en houdt het intiem en ingetogen, met een simpele maar fraaie banjobegeleiding. Roe staat met twee voeten stevig in de traditie maar slaagt er puur door de kwaliteit van de arrangementen en haar zang in om er pure tijdloze muziek van te maken, en dat is altijd weer knap om te zien. Het is bovendien een ouderwets groeiplaatje, dat elke keer beter lijkt te worden.