Het heeft me altijd verbaasd dat Eric Andersen nooit doorgebroken is naar een echt groot publiek, en ik vroeg me af wat er allemaal fout is gegaan in zijn carriëre en waarom. Op zijn eerste twee platen stonden nummers die door uiteenlopende collega’s opgepikt werden, en die ook succesvol waren, als Come to my bedside en Close the door lightly. Het ging al mis toen de uitvoering van “Bedside”  door the Brothers Four in de ban werd gedaan door Amerikaanse radiostations. Dat was niet alleen funest voor de loopbaan van de vier broeders, maar daarna was iedereen, lijkt het, wat huiverig om nummers van Andersen op te nemen.

Volgens Andersen zelf ging het al eerder mis. “Ik had geen manager, en geen grote platenmaatschappij, zoals Dylan. Mijn platenmaatschappij was erg sloom, en bracht mijn eerste langspeelplaat (Today is the highway) pas uit, drie jaar nadat we hem opgenomen hadden. Dylan had toen zijn grote moment al gehad. Met de tweede plaat ging er iets anders mis – “‘bout changes and things” werd in Amerika in een akoestische versie uitgebracht, en er werd een elektrische bandversie opgenomen voor de Europese markt. Het verwarrende was dat die versie vervolgens ook in Amerika werd uitgebracht als “take 2”.

Andersen laat op de volgende platen goed zien hoe veelzijdig hij is, en balanceert knap tussen rock en country. Dan volgt de overstap naar een grotere platenmaatschappij, Warner Bros. Daarvoor maakt hij eerst een titelloze plaat die country/folk klinkt, en dan volgt een stevige rockplaat met psychedelische kantjes, Avalanche. Eric Clapton zou op die plaat meespelen, maar Andersen was te ongeduldig: “Ik had gewoon even twee maanden moeten wachten, want Clapton moest nog een tour met Cream afmaken, maar ik had in het zuiden een jonge gitarist ontdekt die ik ook fantastisch vond, Amos Garrett, en ik wou graag die plaat opnemen, dus dat hebben we ook gedaan. Achteraf gezien jammer, want de naam van Clapton had in ieder geval wat meer publiciteit opgeleverd, maar de plaat was er niet minder om. Inmiddels had ik ook een uitstekende manager gevonden, namelijk Brian Epstein, die ook manager voor the Beatles was, maar ook hier sloeg de pech toe, want Epstein overleed al vrij snel.”

In die Warnerperiode werden er ook wat singles uitgebracht, als de prachtige ballad Lie with me en het alleen op single verschenen “Rocky Mountain Red” – Eric: “Die single was ik al bijna vergeten. Dat was eigenlijk de enige plaat die ik ooit gemaakt heb waarbij ik heb geprobeerd een echte popsingle te maken, maar hij heeft helemaal niks gedaan.”

Clive Davis haalde Eric binnen bij Columbia, en daar maakte hij Blue River, wat zijn bestverkopende plaat zou worden. Ik vertelde hem over een gesprek dat ik ooit had met platenwinkelier Leo Kramer, die vertelde dat hij Blue River kado deed aan elk potentieel vriendinnetje. Niet alleen om haar te versieren, maar vooral omdat iedereen dat een mooie plaat vond, en hij, als hij dan bij haar was, in ieder geval verzekerd was van één goede plaat in de platenkast. Eric: “Het is ook de plaat waar ik de meeste reacties op gekregen heb – mannen die klaagden dat hun ex bij de scheiding perse die plaat moesten hebben, en omgekeerd. Het is ook de plaat die door de jaren heen goed bleef verkopen. De opvolger was ook al opgenomen, toen er iets vervelends gebeurde – Clive Davis werd ontslagen bij Columbia. En toen raakten plotseling de banden van mijn nieuwe plaat zoek. Volgens mij zijn ze opzettelijk zoekgeraakt, want iedereen daar was bang dat ze ook ontslagen zouden worden als ze met “Clive Davis-projecten” verder gingen. Mijn volgende plaat kwam daardoor pas drie jaar later uit op het nieuwe label van Davis, en op de een of andere manier was toen het momentum voorbij.”

Met de volgende plaat, Sweet Surprise, ging ook iets mis, maar daar heeft Andersen nooit weet van gehad. Ik had, toen die plaat uitkwam, meteen drie exemplaren besteld, en die bleken een rare persfout te bevatten – kant a en kant b begonnen allebei met hetzelfde nummer. Er ontbrak dus één nummer. Op een vreemde manier blijkt pech Andersen dus door zijn hele loopbaan te achtervolgen.
Hij vertrok naar Europa, waar hij in Noorwegen een plaat opnam, maar ook in België. Hij schreef daar de gedeeltelijk instrumentale soundtrack bij de film Istanbul, maar heeft daar slechte herinneringen aan: “Het opnemen van die soundtrack ging fantastisch, maar twee weken voor de film in premiëre zou gaan kwam mijn muzikale partner in dit project om het leven bij een auto-ongeluk, dus ik vergeet die hele plaat liever.”

In Europa werden drie platen uitgebracht, die lastig te vinden zijn. Er kwam later wel een Japanse compilatie uit, Exile, en ik vroeg of hij populair was in Japan: “Ik was de eerste singer/songwriter die ooit in Japan optrad, en daardoor kreeg ik er verbazingwekkend veel publiciteit. Het was echt een heel circus, zoals ik dat ergens anders nog nooit had meegemaakt. De hele situatie was wel een beetje curieus, omdat ik daar rondliep met een manager die helemaal niets van muziek afwist, maar alles van baseball, dus elk gesprek ging over baseball. Heel vreemd. De twee Warnerplaten zijn later ook alleen in Japan op cd uitgebracht.”

Na de Europese periode volgden een paar zeer sterke platen, en een samenwerkingsverband met Rick Danko (voorheen The Band) en de Noorse singer/songwriter Jonas Fjeld. Aan dat trio kwam een vroegtijdig einde door de vroege dood van Danko. “Ik voel me wel bevoorrecht dat ik nog steeds rondloop en platen kan maken. Veel van mijn collega’s en vrienden zijn er al niet meer, en veel daarvan zijn echt veel te vroeg gestorven. Er zijn er die zelfmoord gepleegd hebben, en drank en drugs hebben ook zo hun tol geëist. Dat is een van de redenen dat ik momenteel een serie platen maak met liedjes van mensen die ik gekend heb. De meesten daarvan zijn helaas al dood, maar ik vind dat de sterke liedjes die ze geschreven hebben een tweede leven verdienen. Overigens durven New Yorkse radiostations die liedjes (van de cd The Street Was Always There) niet te draaien omdat ze te actueel en te pijnlijk zijn. De volgende plaat in de serie komt in september uit, en deel drie komt er in ieder geval ook. Ik wil overigens alleen maar liedjes opnemen van mensen die ik ook echt zelf gekend heb. Tussen deel twee en drie wil ik ook nog een album met eigen werk uitbrengen.”

Gevraagd naar wat hij zelf als zijn beste plaat beschouwt zegt hij zonder aarzeling “Beat Avenue. Over die plaat ben ik zeer tevreden. Ik heb daar geëxperimenteerd met mijn manier van zingen, ik had een band die voortreffelijk was, en er staan sterke liedjes op. Als ik jou was zou ik daar zeker nog eens goed naar luisteren.” Waarvan acte.

eric andersen