Southside Johnny had de pech uit dezelfde buurt te komen als Bruce Springsteen, en bovendien in het begin vergelijkbare muziek te maken. Daardoor bleef voor de recensenten Southside altijd nadrukkelijk in de schaduw van The Boss, onder meer omdat hij zelf niet zijn eigen materiaal schreef. Of dat terecht is, is nog maar de vraag, want we hebben het hier feitelijk over verschillende grootheden.

Vergelijk het maar met twee andere grootheden, Ray Charles en Fats Domino. In vergelijking met Charles was Domino maar een “one trick pony” – hij maakte New Orleans Rhythm & Blues, en dat deed hij zijn hele leven lang meer dan voortreffelijk. Geen betere uitvoering van Lady Madonna dan die van Fats. Ray Charles was veel avontuurlijker aangelegd, met zelfs voor die tijd gewaagde uitstapjes naar het exclusieve blanke domein, de Country & Western. Charles wordt daardoor wat hoger op de ladder geplaatst, net als Springsteen, die overigens, dat is de andere kant van de medaille, net zo hard verketterd werd toen hij het als rockicoon waagde folk te gaan spelen.

Toch speelde Fats Domino voor de liefhebber van Rhythm & Blues een fantastisch oeuvre bij elkaar dat nog steeds staat als een huis. Dat geldt feitelijk ook voor Southside Johnny, die vanaf het prille begin een sterke rockband met blazers om zich heen had staan die continu wisselde, maar die ook continu van zeer hoog niveau was. Southside legde altijd zijn hele ziel en zaligheid in zijn muziek, en vooral op live opnamen kun je goed horen dat hij onovertroffen was als hij voor een publiek op het podium stond.

Live laat Southside je de associatie met Springsteen snel vergeten. Southside Johnny heeft misschien een iets beperktere actieradius, maar daarbinnen rockt hij als geen ander. Als je de kans krijgt de man live te zien, zoals op Take Root dit jaar, moet je die zeker grijpen.