Aan het strand stil en verlaten

Ode an die Freude

   
Aan het strand stil en verlaten Freude, schoner Gotterfunken
bij het scheem’ren van de maan Tochter aus Elysium
zie ik daar een eenzaam paartje Wir beetreten feuertunken
vol van weemoed aangedaan Himmlische, dein Heiligtum!
Liefste ‘k moet je gaan verlaten Deine Zauber binden wieder
morgen ga ik weer naar zee Was die Modes streng geteilt
maar we trouwen als ik thuiskom Alle Menschen werden Bruder,
hier op hollands dier’bre ree Wo dein sanfter Flugel weilt.
   
Maar zij sprak ach liefste mijner Wem der grosse Wurf gelungen
denk zo ver niet in ’t verschiet Eines Freundes Freund su sein
want de zee ligt vol met mijnen Wer ein holdes Weib errungen
en die dingen zie je niet Mische seinen Jubel ein!
   
Aan het strand stil en verlaten Ja, wer auch nur eine Seele
ziet men daar een meisje staan Sein nennt auf dem Erdenrundt!
die al turend en al smachtend Und wer’s nie dekonnt, der stehle
wacht de komst van hare man Weinend sich aus diesem Bund.
   
hij zou immers wederkeren Freude trinken alle Wesen
hij beloofde haar toch trouw An den Brusten der Natur
en dan krijgt zij zo’n verlangen Alle Guten, alle Bosen
word ik toch zijn lieve vrouw Folgen ihrer Rosenspur.
   
maar hij keerde nimmer weder Kusse gab sie uns und Reben
want de dood waart om ons heen Einen Freund, gepruft im Tod
en zij keerde telkens weder Wollust ward dem Wurm gegeben
aan het strand stil en alleen Und der Cherub steht vor Gott!

Extra coupletten:

Dobberend op de woeste baren,
zeilde ’t scheepje eenzaam voort.
Maar opeens wat er gebeurde.
een ontploffing werd gehoord.

’t schip verging al in de diepte
angstig keek hij om zich heen.
Nergens kon hij redding vinden,
grote God, waar moet dat heen?

Terwijl hij worstelt met de golven
en de dood voor ogen ziet,
smeekt hij: God heb toch erbarmen,
‘k heb haar lief vergeet dat niet!