Ik heb heel lang gedacht dat het geheim van de tango lag in de contrasten. Hard en zacht, melodieus en ritmisch, melancholiek en krachtig. Tijdens een concert van een jonge tango-groep begon het te dagen. De gitarist begon me te ergeren door zijn stramme spel, en zijn strakke arrangementen. De muziek werd er te strak van.

Het geheim van de tango is de combinatie ontspannen en scherp.
Het is bijna het geheim van het leven natuurlijk, want als je daar de balans tussen kunt vinden kom je een heel eind. Ontspannen en relaxed de melodieën spelen en ondertussen scherp de ritmes pakken, en flexibel door alle bochten sturen.

De jonge Parijse Argentijnen hadden het duidelijk nog niet, maar het is ook bij de groten van de tango vrij zeldzaam. Iemand die door velen wordt beschouwd als de grootste op tango-gebied, Astor Piazzolla, is vooral heel scherp. Hij maakt muziek die vooral voor het hoofd bedoeld lijkt. De buik, de melancholie, krijgt bij hem te weinig aandacht. Aan de andere kant van het spectrum heb je Francisco “Pancho” Lomuto, die heel melodieuze, melancholieke tango’s maakte, maar die de scherpte wat mist. De enige die de perfecte combinatie levert is Osvaldo Fresedo in zijn beste tijd (de jaren vijftig). Dat is muziek die alles heeft. Treurigheid op het scherpst van de snede.
Tegelijkertijd ontspannen en zeer scherp.

tango!