Na het concert dat Hans Theessink in april 2005 gaf in de Amer in Amen heb ik nog even met hem staan praten. Hij had net drie sets achter de rug die officieel een half uur zouden duren, maar het concert dat even na twee uur ’s middags begon was om zes uur pas afgelopen. In de pauzes moest Hans steeds cd’s en dvd’s signeren, en werd er ook geanimeerd met mensen uit het publiek gepraat. Om acht uur ’s avonds moest hij weer klaarstaan voor de volgende serie van drie sets, en tussendoor moest er ook nog de traditionele erwtensoep en gehaktbal genuttigd worden. We hadden een half uurtje om wat vragen te stellen.

Om te beginnen wilde ik graag weten of er nog meer bijzondere projecten op stapel staan. Het lijkt er sterk op dat Theessink in een zeer creatieve en actieve periode zit – achtereenvolgens verschenen Banjoman (een tribute voor Derroll Adams), Songs from the Southland, waarin Theessink min of meer solo naar zijn roots gaat, Bridges (een cd met band en Zuidafrikaanse zangers) en een dvd met een uitgebreid live-optreden van Theessink met band. Wat er nog in de planning zit is een tweede deel met liedjes van Grote Voorbeelden en daarna een nieuwe cd met de band, waarvoor al druk nieuwe liedjes geschreven worden. Op mijn vraag wat hij liever deed, optreden met de band of solo, antwoordde hij: “Dat maakt me niet zoveel uit. Solo is misschien zelfs wel leuker omdat het makkelijker is. Drie gitaren mee, en verder kan ik doen wat ik wil. Met de band moet er veel meer georganiseerd worden, en je bent veel langer met een soundcheck bezig. Van de andere kant is het spelen met deze band heel erg leuk, omdat we goed op elkaar ingespeeld zijn, en het allemaal fantastische muzikanten zijn. Maar ik speel ook bijzonder graag in dit soort intieme zaaltjes. Nu zaten de mensen zelfs tot op het podium, en er ontstaat dan een sfeer waarin ik me volledig thuisvoel.”

Dat optreden was bijzonder indrukwekkend geweest. Theessink speelt met verbluffend gemak gitaar, zingt ontspannen en toch intens en steekt een groot aantal van zijn grote voorbeelden met gemak in zijn broekzak. Daar komt bij dat hij in de loop der jaren zo’n eigen stijl ontwikkeld heeft dat hij ook traditionals volledig naar zijn hand zet. “Ja, dat is wel de bedoeling natuurlijk. Als ik een liedje speel moet het wel echt mijn liedje worden. En het voelt natuurlijk wel goed dat dat dan inderdaad ook lukt. Ik speel toch mijn eigen versie van de blues. Ik meng er soms wat reggaeritmes doorheen, en het wordt mijn eigen muziek.” Toen ik opmerkte dat hij in de voorhoede zit van mensen die de blues verder helpen, en die de blues weer interessant maken, met meer diepgang en subtiliteit dan vroeger werd er wat bescheiden geglimlacht en kwam het volgende relativerende antwoord: “De blues is natuurlijk prachtig als basis, als uitgangspunt, omdat je er je emoties goed in kwijt kunt.”

Op mijn vraag of Blue Groove zijn eigen platenmaatschappij was antwoordt hij enthousiast: “Jazeker, en dat is misschien wel de beste beslissing die ik ooit genomen heb. Alle platen die ik vanaf 1982 gemaakt heb zijn daardoor nog steeds verkrijgbaar. Ik verkoop ze altijd na optredens, en fans zijn vaak heel enthousiast omdat ze een oude cd nog gewoon bij me kunnen kopen. Bovendien heb ik natuurlijk volledige artistieke vrijheid. Ik kan precies doen wat ik wil.” Op mijn vraag of hij geen platen van andere artiesten zou willen uitbrengen was het antwoord een duidelijk nee: “Toen we Banjoman maakten hebben we wel met heel veel verschillende mensen samengewerkt (onder meer Billy Connolly, Dolly Parton, Donovan en Arlo Guthrie), dus als we zouden willen zouden we dat best kunnen doen. Maar dan moet je ook alles eromheen kunnen doen, de promotie enzo. Als dat nu wat minder soepel loopt heb ik daar alleen zelf last van, maar voor andere artiesten zou ik het dan ook echt perfect willen regelen, en daar heb ik gewoon de tijd niet voor. Mensen moeten maar hun eigen platenlabel beginnen, net als ik. Het idee is ook door veel anderen opgepikt en nagedaan.”

Hoe kom je in vredesnaam in Wenen terecht? Die stad staat nu niet bepaald als zinderend bluescentrum bekend. “Het antwoord daarop is heel simpel – mijn vrouw komt uit Wenen. Maar voor mij maakt het niets uit waar ik woon, want ik tour over de hele wereld. De laatste cd werd in Italië opgenomen. Ik heb het meeste geleerd in Amerika, waar ik veel geweest ben, maar ik heb ook een periode in Denemarken gewoond. Daardoor ben ik in Denemarken en Oostenrijk wel wat bekender dan ergens anders, en val ik daar ook regelmatig in de prijzen. En ik treed in Oostenrijk natuurlijk wat vaker op, doordat ik in Wenen woon.”
Misschien maakt dat de blues van Theessink wel tot de wereldblues die het is. Van Enschede via Amerika’s Southland via Denemarken naar Wenen, met tussenstops over de hele wereld. We hebben het gevoel dat de ontwikkeling van Hans Theessink en zijn muziek nog lang niet stil staat. Als je geïnteresseerd bent in de ontwikkeling van de blues moet je Theessink de komende tijd zeker in de gaten houden.