'thuis
Paul van Loo is een Limburgse zanger die samen met multi-instrumentalist Ivo Rosbeek de liedjes van Ede Staal naar het Limburgs overzette, met veel succes. Nu hebben ze een cd opgenomen met liedjes rond de poëzie van de Limburgse schijver Ton van Reen. Van Reen leest zelf een paar van zijn gedichten voor, de rest van de gedichten is door Rosbeek op muziek gezet. Van Loo zingt de meeste, maar het laatste gedicht wordt parlando door Rosbeek gebracht, en dat is meteen ook het hoogtepunt van de cd.
Ik heb bij deze cd wat dubbele gevoelens. De muziek is dik in orde, de arrangementen zijn fraai, er wordt mooi gezongen, en in De Dorre Bruiden van de Vastentijd, het laatste gedicht, wordt bovendien heel mooi een sfeer neergezet, en past het verrassende arrangement perfect bij de dramatische legende die hier verteld wordt. Van Loo en Rosbeek hebben uit de gedichten van Van Reen heel mooi dié gedichten gekozen die zich perfect tot een liedje lieten bewerken.
Ik heb moeite met Ton van Reen. Als hij zelf zijn poëzie voorleest wordt voor mij namelijk pijnlijk duidelijk waarom ik hem altijd een tweederangs schrijver heb gevonden. Ik kon er nooit goed de vinger op leggen waarom ik dat vond, maar als Van Reen zelf gaat voorlezen springen de formuleringen die me storen er meteen uit – “spelevaren in een bootje van licht”, bijvoorbeeld. Maar vooruit, dat kan nog archaïsch bedoeld zijn. Het wordt erger als er een paar keer termen als “iets van” of “zoiets van” opduiken. Die irriteren me, vanwege de slordigheid en onverschilligheid die uit dat soort tussenwerpselen spreekt, al in het dagelijks taalgebruik, maar in een gedicht wil ik ze absoluut nooit tegenkomen. Ik neem een dichter die dat soort sloddervosserige formuleringen gebruikt absoluut niet meer serieus. Als hij in een ander gedicht dan tot vier keer toe de zin “spaarzaam drinkt hij water” gebruikt weet ik waarom ik Ton van Reen als tweederangs schrijver beschouw. Pardon. Derderangs.
- Ton van Reen, Paul van Loo en Ivo Rosbeek – ’thuis – Marista MCD7558
Reactie van Ivo Rosbeek
Dag dhr. Moors,
Mijn reactie op de reactie van Ivo Rosbeek
Beste Ivo,
Uiteraard respecteer ik je reactie. Ik waardeer hem ook zeer, moet ik eerlijk zeggen. Want om te beginnen is een oordeel over een schrijver altijd subjectief. Als ik aan een fan van de schrijver AFTh van der Heijden moet uitleggen waarom ik zijn boeken niet goed vind loop ik onherroepelijk vast, omdat wat ík in zijn schrijven hinderlijk vind (de wijdlopigheid die soms bijna babbelen wordt, de cliché’s, de formuleringen) voor die fan juist de redenen kunnen zijn om AFTh graag te lezen. Het is dan lastig uit te leggen dat juist de formulering “spaarzaam drinkt hij water” me stoort, en niet de herhaling, want ik begrijp precies waarom hij dat doet en wat hij ermee wil bereiken. Maar water drink je nu eenmaal niet spaarzaam, dat is hier, wat mij betreft, het foute woord. Daar zal de schrijver het niet mee eens zijn, want hij komt er, als een mooie vondst, vier keer mee terug. Moeilijk uit te leggen, maar dat stoort mij.
“Ik heb zoiets van”… werkt bij mij als een rode lap op een stier, ik geef het toe. Ik vind dat elke schrijver een lijstje met dat soort nietszeggende tussenwerpsels boven zijn bureau zou moeten hangen om ze te vermijden. Je hebt helemaal gelijk als je zegt dat in de teksten van ’thuis alleen één keer “zoiets van” voorkomt, maar de voordracht van Van Reen doet daar de rest, wat mij betreft. Ik heb in mijn stukje overigens maar een deel van mijn moeite met de tekst verwoord, want er was wel meer.
Van Reen is duidelijk meer een verhalenverteller dan een literator, maar dat betekent ook dat ik regelmatig mijn vingers voelde jeuken. Zelfs het geslaagdste nummer op de cd zou ik het liefst met een derde hebben ingekort (voor de duidelijkheid – ik heb in het verleden ook een tijd als redacteur gewerkt). En twéé gedichten over de genoegens van het leven met tweedehands spullen, dan ben je wel erg demonstratief aan het uitventen hoe verantwoord en niet-materialistisch je bent. Alle respect, want ik leef zelf ook tevreden tussen tweedehands spullen, en ik heb ook respect voor zijn betrokkenheid bij Afrika, maar dat maakt hem nog geen goede schrijver.
Voor gedichten ben ik nog wat strenger dan voor proza, moet ik bekennen, want in proza is zowel ruimte voor iemand die uitgebreid een verhaal wil vertellen en iemand die literair en zo kaal mogelijk probeert te schrijven, maar in een gedicht moet wat mij betreft echt elk woord op de juiste plek staan, en mag er geen woord te veel staan. En dan vind ik Van Reen toch wel erg vaak erg wijdlopig, en met teveel formuleringen waar ik kromme tenen van krijg, zoals het door mij al eerder vermelde “spelevaren in een bootje van licht”, dat nog gevolgd wordt door “fluwelen droomkastelen”, waarna we gaan “zwemmen in de rivier die voortruist op zijn duizendpoten”. Dat wordt wel heel erg “candlelight”-poëzie, wat mij betreft.
Maar je hebt gelijk als je stelt dat de lezer vooral zijn eigen mening moet vormen en vooral moet gaan luisteren, want nogmaals – de bewerkingen zijn zeer geslaagd, en de arrangementen zijn magnifiek. En mijn oordeel over literaire kwaliteiten zijn, als gezegd, relatief. Vraag maar aan alle fans van AfTh van der Heijden, want ik vermoed dat die het werk van Ton van Reen zeker zullen kunnen waarderen.
Met vriendelijke groet,
Holly Moors
(16 april 2009)