Platenzaak Concerto in Amsterdam had in de jaren zestig en zeventig een grote kelder met goedkope tweedehands langspeelplaten. Langs de wanden stonden platenspelers waarop je zelf stukjes kon beluisteren, en wij kwamen regelmatig een dag vanuit Maastricht om in die kelder naar goedkope muziek te speuren. Ik heb er heel wat ontdekkingen gedaan, zoals de eerste keer dat ik een plaat van Eric Andersen hoorde (Twee nummers van A Country Dream waren voldoende – die moest mee, voor 2,50!). En ik vond er voor één gulden de titelloze plaat van Chilliwack, een Canadese band waarvan ik wist dat het de opvolger was van The Collectors. De dubbelaar was zo goedkoop omdat de hoes ontbrak, dus voor die ene gulden had ik alleen twee platen in een plastic hoes, maar ze zagen er goed uit, en ze bleken fantastisch te zijn.

Nu, bijna vijftig jaar later, probeerde ik toch eens een cd te pakken te krijgen van dit album, dat wat mij betreft in de reeks Vergeten Meesterwerken thuishoort. Dat bleek nog niet zo eenvoudig, want je moet er voor uitwijken naar Canadese webwinkels, omdat Chilliwack alleen in Canada een bescheiden bekendheid heeft genoten. Afijn, onterecht, wat mij betreft, maar die onbekendheid heeft dan wat nadelen, want de cd is daardoor wat slordig in elkaar gestoken, en de geluidskwaliteit is slechter dan die van de vinylplaat. Maar ik heb nu in ieder geval de hoes, weliswaar in miniformaat, maar toch.

Van de vijf leden van de Collectors blijken er in 1970, als dit titelloze album wordt opgemnomen, nog maar drie over te zijn – gitarist, zanger en pianist Bill Henderson, Saxofonist, fluitist, bassist, organist en zanger Claire Lawrence en drummer Ross Turney, die op het lange instrumentale Night-Morning ook nog orgel speelt.

De dubbel-lp was in vier delen verdeeld. De eerste plaatkant was bedoeld voor het grote rockpubliek, en ze hoppten dat een van de nummers op deze kant door de radio zou worden opgepikt. Dat lukte ook, met Lonesome Mary, dat in Canada een bescheiden hit werd. Zelf vind ik Ridin’ net even fraaier, daarom een fragment uit dat nummer:

Kant 2 bestond uit één lang nummer, Changing Reels, een opzwepend nummer, dat ik zelf minstens één keer per jaar draai, en dat geregeld in mijn hoofd opduikt. Een ouderwetse oorwurm dus, maar dan wel een hele goede. Bijna een kwartier lang, en hij verveelt geen moment:

De tweede plaat was geheel instrumentaal, en werd in 1970 door het rockpubliek wat minder gewaardeerd. Op kant 1 van de tweede plaat vind je vrij korte improvisaties, die eigenlijk na al die jaren nog steeds fris klinken. Drie rockmuzikanten die op een jazz-achtige manier gaan improviseren – kijk, Zappa en consorten deden het natuurlijk ook, en Soft Machine ook, maar deze Canadezen deden het toch weer op hun geheel eigen manier. Een fragment uit Claps/Chants:

Kant 4 van het dubbelalbum bestond uit één lange instrumentale improvisatie, Night-Morning, waarin ook de stem gebruikt werd, maar er werd geen woord gezongen. Fascinerende muziek tussen avantgarde, jazz en rock in:

Al met al een intrigerend dubbelalbum van een band die onverstoorbaar zijn eigen gang ging, en die het waarschijnlijk daarom ook nooit echt gemaakt heeft. In Canada hebben ze een aantal kleine hits gehad, maar echt doorgebroken zijn ze nooit. Dit titelloze dubbelalbum mag op sommige momenten een heel klein beetje gedateerd klinken, toch blijft het voor mij een van de Vergeten Meesterwerken van de jaren zestig.