|
the hollies |
de langspeelplaten van the hollies singlehoesje trivia filmpje |
Het eerste nummer dat ik ooit hoorde van de Hollies was I’m Alive, dat een verpletterende indruk maakte, vooral vanwege de zang. De meeste liedjes op de radio kon ik moeiteloos meezingen, maar hier lukte dat absoluut niet. Wat een stem, en wat een bereik. Ik dacht in eerste instantie dan ook dat het hier puur om een zanger ging, en was een beetje verbaasd toen ik ontdekte dat het om een groep met een tamelijk onnozele naam ging. The Hollies. Tja. Hoe denk je ooit serieus genomen te worden met zo’n naam? Later brak ze dat dan ook op, toen Graham Nash vertrok, met de voor de groep dodelijke opmerking dat hij de Hollies te oppervlakkig vond. En dat kwam dan uit de mond van de man die een tekst schreef als “Butterfly, flutter by, butterfly bye”. Ik bedoel maar, als er één Hollie was die zich schuldig maakte aan onnozel gerijmel, dan was het Graham Nash. Toch is zijn latere groep, Crosby, Stills, Nash en Young, inmiddels bijgezet in de Hall of Fame, terwijl de Hollies nog steeds nauwelijks serieus worden genomen. Tijd om daar verandering in te brengen, want de Hollies maakten na het vertrek van Nash nog een behoorlijk aantal fenomenale langspeelplaten, en hebben inmiddels dan ook een zeer indrukwekkend oeuvre op hun naam staan. De groep staat vooral bekend als singlegroep, maar hun lp’s zijn zonder uitzondering goed te noemen, op één uitzondering na (de reünieplaat met Nash). Sterker nog: de Hollies waren op alle fronten op zijn minst goed tot zéér goed, tot en met de b-kanten van de singles. Die waren in een aantal gevallen zelfs beter dan de a-kant. Een voorbeeld is het nummer “If I needed someone” dat ze van George Harrison hadden gekregen. De b-kant, I’ve got a way of my own, is van hun zelf en vele malen beter en scherper. De Hollies bestaan nog steeds, maar ze hebben al in geen jaren meer een studio van binnen gezien. De fantastische leadzanger, Allan Clarke, is inmiddels definitief uit de groep gestapt omdat zijn vrouw ernstig ziek was geworden. We zullen het dus moeten doen met de rij platen die ze hebben achtergelaten. De stem van Clarke lijkt de sterkste troef van de groep te zijn, maar het is verbazingwekkend dat de plaat die ze in de jaren zeventig maakten met de Zweedse zanger Michael Rickfors toen Clarke tijdelijk de groep had verlaten voor een solocarriëre zeker niet onderdoet voor vergelijkbare platen uit die periode. Draai de Eagles maar eens, en dan die Holliesplaat, en de bek valt je open. En vergeet niet dat we het dan hebben over een zwakkere lp van de groep.
Kortom: de
messcherpe samenzang is een van de sterke punten van de Hollies. Terry
Sylvester en Tony Hicks zijn geen geweldige solozangers, maar een tweede en
derde stem neerzetten kunnen ze. Daarnaast is Tony een onderschatte
leadgitarist, met vaak korte, maar zeer rake solo’s.
Waarom zijn de
Hollies nooit zo groot geworden als bijvoorbeeld The Beatles? Een van de
redenen is dat hun eerste zelfgepende single, We’re through, een minder
grote hit werd dan eerdere covers. De platenmaatschappij dwong ze vanaf dat
moment nummers van anderen op te nemen. Met groot succes overigens, al waren
de b-kantjes altijd eigen nummers. Dat ze zelf goede liedjes konden
schrijven bleef bij collega-muzikanten overigens niet geheel onopgemerkt. Zo
maakten de Everly Brothers een plaat, Two Yanks in London, die vooral uit
Holliesmateriaal bestaat. De groep fungeerde op die plaat ook nog eens als
backing band. Hoewel de Hollies bekend staan als een typische single-groep zijn de lp’s stuk voor stuk de moeite waard. Opmerkelijk is dat ze vanaf de eerste plaat ook echt als lp zijn gemaakt, dus niet, zoals in die tijd bij hitgroepen gebruikelijk, als vehikel om de hits nog een keer te verkopen. Er is wel wat gerommeld doordat de Amerikanen die neiging wel hadden, waardoor de Amerikaanse versies vaak anders in elkaar steken dan de originele Engelse. Er zijn dan wat hits toegevoegd en er is wat typisch lp-materiaal afgehaald. Een voorbeeld is Confessions of the mind, dat in Amerika Moving Finger heette, en waar Gasoline Alley Bred, de hit van dat moment, was toegevoegd. We lopen hier de originele Engelse langspeelplaten langs.
Stay was de
derde Hollieshit, en de eerste toptiennotering voor de groep. De eerste twee
singles waren in 1963 uitgebracht (Just like me, een wat gammel rocknummer,
kwam tot 25, Searchin bleef steken op nummer 12 in de Engelse hitparade). In
1964 begon het echt goed te lopen met de Hollies. Stay kwam op nummer 8, en
de drie andere singles die in 1964 werden uitgebracht kwamen in Engeland
respectievelijk op nummer 2 (Just one look), 4 (Here I go again) en 7 (We’re
through). Een lange rij top tien hits volgde, slechts af en toe onderbroken
door een iets minder grote hit. Dat ze er echt zin in hebben wordt al snel duidelijk, want in datzelfde jaar 1964 komt ook hun tweede lp uit. Het wordt hier tijd om even te wijzen op een technische eigenaardigheid die een heleboel lp’s uit deze periode vrijwel ongenietbaar maakt, in ieder geval de stereoversies. Want hoe deden ze dat? Stemmen op het ene kanaal, instrumenten op het andere. Het is dan ook geen hele rare zet van de platenmaatschappij om de lp’s op cd te zetten met de monoversie erbij. Die is meestal vele malen beter. Zo ook hier. Het is wel typisch dat de stereoversie echt aanzienlijk aan kracht verliest, maar het is echt zo. En het helpt niet om je versterker op mono te zetten, want een monomix klinkt aanzienlijk beter, en met name krachtiger. Een langspeelplaat duurde toen overigens krap een half uur, dus op een cd kunnen stereo- en monoversie moeiteloos achter elkaar gezet worden. Het zelfvertrouwen van de band is wat gegroeid, want we vinden hier zeven eigen nummers onder de naam Ransford (de naam van de opa van Nash), en ze doen absoluut niet onder voor de covers. Geen hit te vinden op deze plaat, maar dat maakt voor de kwaliteit niet uit. De gretigheid en de lol komen nog steeds energiek over. De covers komen, net als bij de Beatles en de Stones in hun begintijd, vooral van Amerikaanse R&B-acts als Chuck Berry. Hollies is de meest ongecompliceerde plaat die de Hollies ooit gemaakt hebben. Hij klinkt alsof hij in één energieke middag is opgenomen. Op de eerste mono-persing hoor je aan het einde van Too Many People de halve studio in elkaar donderen; dat past wel bij de sfeer van deze plaat. Ook hier geen hits, wel een aantal geïnspireerde covers en vijf sterke eigen nummers. Je kunt hier horen waarom ze ook wel als “group’s group” omschreven worden. Ze zijn alle vijf heel goed in wat ze doen en hebben bovendien een heel herkenbaar groepsgeluid door de strakke driestemmige samenzang. Met name de leadgitaar en de drums springen er op deze plaat uit. De zangpartijen worden ook wat gewaagder, vooruitlopend op het spectaculaire “I can’t let go”, een messcherp driestemmig meesterwerkje waar zelfs de Beatles zich jaloers over hebben uitgelaten. Een plaat die bijna veertig jaar later nog steeds staat als een huis.
Would you believe?
Het
zelfvertrouwen groeit nog steeds. Het pseudoniem Ransford wordt overboord
gezet, en de plaat wordt geheel gevuld met eigen nummers van
Clarke/Hicks/Nash. Het lijkt een beetje op de constructie die Lennon en
McCartney ook gebruikten, want het is soms maar al te duidelijk om wiens
liedje het hier gaat, maar het complete trio krijgt de eer.
Evolution, met
een hoes van de Nederlandse Simon en Marijke, was een grotendeels mislukt
psychedelisch experiment. Vooral dankzij Nash, vrees ik. Van de weeïge
ballad Lullaby to Tim word ik nog steeds letterlijk misselijk omdat Nash
hier door een vervormer zingt, het hele nummer lang. Een gimmick die beroerd
uitpakt. Alle nummers zijn weer geschreven door het trio Clarke/Hicks/Nash,
al haal je de Nashnummers er feilloos uit door de knullige rijmelarij en
doordat hij ze zonodig zelf moest zingen. De sterke nummers zijn hier ver in
de minderheid.
De laatste
plaat met Graham Nash, en hier valt alles nog één keer mooi op zijn plaats,
al doet ook deze plaat op plaatsen wat gedateerd aan. Het blijft een jaren
zestig-meesterwerkje.
Je moet je
overigens realiseren dat de Hollies met Graham Nash in nog geen drie jaar
tijd zeven langspeelplaten en zestien singles hebben uitgebracht.
In mei 1969, anderhalf jaar na Butterfly kwam Hollies sing Dylan uit. Een opmerkelijke plaat, want ondanks alle kritiek bleek dat de groep ook Dylan volledig naar haar hand kon zetten. Zelfs doodgezongen nummers als Blowing in the Wind kregen een arrangement dat alles weer even op scherp zette. Een ondergewaardeerde plaat. Allan Clarke komt bijvoorbeeld eindelijk weer wat meer uit de verf. Toch valt deze plaat ook een beetje als een tussendoortje te beschouwen.
Een half jaar na de plaat met Dylancovers lag er weer een plaat met eigen composities. Een meesterwerkje. Sylvester vormt samen met Clarke een prima songschrijversduo. Soms schuift ook Hicks aan, en er zijn wat nummers die alleen door Clarke of Hicks geschreven zijn. Een ontspannen en tegelijk stevige plaat. De nieuwe band heeft zijn draai duidelijk gevonden. Er wordt af en toe een orkest ingezet, maar dat werkt nergens hinderlijk, omdat de groep altijd energiek en stevig blijft klinken. De ballads zijn gelukig ook wat minder zoet dan die van Nash, al is ook Hicks geen sterke solozanger.
Een jaar later ligt de volgende plaat er, ook weer geheel gevuld met eigen nummers. De Hollies doen het op singlegebied inmiddels over de hele wereld goed, al zitten er soms wat verrassende hits op verrassende plaatsen tussen. Zo deed Too young to be married van deze lp in Engeland helemaal niets terwijl hij in Australië op nummer één kwam. Deze plaat wordt onder Holliesfans als klassieker beschouwd. Goed van begin tot eind. Er werd overigens nogal wat gerommeld door de platenmaatschappijen over de hele wereld. Zo is deze plaat in Amerika met een andere hoes en andere titel (Moving Finger) uitgebracht. De nummers waren ook door elkaar gehusseld en het schitterende Seperated was vervangen door de hit Gasoline Alley Bred. Het geeft een beetje aan hoe serieus de Hollies genomen werden.
Geen orkest op
deze plaat, wel piano en orgel en af en toe een sax. Lekkere, stevige bluesy
plaat, soms met een gospelachtige feeling. Dat het binnen de groep rommelde
omdat Clarke naast zijn carrière met de Hollies ook soloplaten wou maken kun
je aan de muziek niet aflezen. Dit was in principe de laatste plaat met
Allan Clarke. Hij nam afscheid van de groep, die Clarke dwong te kiezen voor
de groep of solo, en ging alleen verder. Deze pure Holliesplaat zou zijn
testament zijn bij de Hollies. Het liep allemaal op een verrassende manier
anders. De single Long Cool Woman (in a black dress) van deze lp deed niets
in Engeland, maar werd een gigantische hit in Amerika, juist toen de groep
in de nieuwe bezetting ging toeren.
De groep vindt
een nieuwe solozanger in Zweden. Michael Rickfors heeft een wat gezwollener
geluid dan Clarke, maar de samenzang met Sylvester en Hicks pakt goed uit,
waardoor het typische Holliesgeluid er nog steeds is. Romany komt anderhalf
jaar na Distant Light uit, en wordt gered door het hechte groepsgeluid. We
hebben tenslotte te maken met topmusici die eigenlijk alleen maar beter
worden. Toch wringt de zang af en toe wat. Rickfors is met zijn Zweedse
accent duidelijk geen Clarke. En toch… terugluisterend gaat het wel om een
plaat waar CS&N of the Eagles een puntje aan konden zuigen. Voor het tweede deel van de geschiedenis van de Hollies zul je even verder moeten klikken... terug naar de startpagina van moors magazine
|