Een lezer wees ons op een documentaire op de Belgische televisie over een man die het groot Nederlands woordenboek van Van Dale aan het lezen is. Hij is bij de A begonnen en nog steeds met de A bezig. Hij noteert de fouten, de betwistbare en de opmerkelijke dingen. Bij het artikel over de adamsappel deed hij een opmerkelijke vaststelling. Hier volgt de exacte tekst:

adamsappel
adams·ap·pel (niet: a·damsappel)
de (m.)
(1757) de anatomische betekenis gaat terug op het verhaal dat in Adams keel een stuk van de verboden vrucht zou zijn blijven steken; de vruchten zijn zo genoemd omdat de schil ervan holten vertoond die doen denken aan tandafdrukken, waardoor men de vrucht beschouwde als de verboden vrucht van het paradijs, waarin de beet van Adam ter eeuwiger gedachtenis te zien was

1 · (anatomie) het vooruitstekende bovenste gedeelte van het strottenhoofd bij de man (eig. het schildkraakbeen)
2 · pompelmoes, djeroek
3 · een soort van banaan of pisang (Musa sapientius)

Wat meteen opvalt is de knoepert van een spelfout – als je die ergens niet zou verwachten dan is het wel in de Dikke Van Dale. En wij keken verder wat verbaasd naar de derde betekenis en vroegen ons af of het een grap was van een melige redacteur.