
de dapperstraatvariaties
De Dapperstraat
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat
JC Bloem
De Kalverstraat
Natuur is voor tevredenen of blijen
Hoe mooi is de natuur niet in dit land!
Een stukje bos, nog net niet afgebrand
Waar alle jongelui in kunnen vrijen
De ijle populieren staan in rijen
Ondenkbaar spiegelend aan de waterkant,
De wolken drijven stil, onaangerand,
Als witte brieven van de posterijen
Alles is te veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat
Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
Tevreden, op een lentelijke morgen,
Domweg gelukkig, in de Kalverstraat
Nico Scheepmaker
De Kalverstraat
Cultuur is om m´n reet mee af te vegen
En dan: wat is cultuur nog in dit land?
Een steekje los, een stukje in de krant,
Gekeuvel met wat prietpraatjes ertegen
Geef mij dus gauw de geldelijke zegen,
De baten van de erin gestonken klant,
Gemolken, nooit zo schoon dan als, contant,
Zijn kasopname mij bevrucht als regen
Alle is meel voor wie kaneel verwacht
Mijn voordeel houd ik voor de staat verborgen
Tot het, opeens, om een vermogen gaat
Dit heb ik, middenstander, overdacht,
Genegen om u pizza’s te bezorgen,
Domweg per stuk, vanuit de Kalverstraat
Gerrit Komrij
Het slap gepraat
Te huur: die mededeling staat me tegen
Is niet aan wie nog huur stort in dit land
Een steekje los? Zo’n klote-speculant
Zit heus niet om wat extraatjes verlegen
Geef mij dus gauw een redelijk gelegen,
Genadig weggeschonken krakerspand,
En vrienden, nooit zo stoned dan als ze, omrand
Door bedspiralen, op het dak bewegen
Alles is gratis voor wie geld niet acht
De glasruit houdt zijn winkelwaar verborgen
Tot er, opeens, een grote kei door gaat
Dit heb ik nota bene zelf bedacht
Ik voel me, vrij van miezerige zorgen,
Domweg gelukkig met mijn slap gepraat
Gerrit Komrij
Het klaslokaal
School is voor pubers, niet voor hoge omen.
En dan: wat is een puber helemaal?
Soms heeft ie puistjes en soms is ie kaal,
Maar oud of jong: hij heeft z’n dromen.
Geef mij de dromen van hen die doceren
Verkopers van een ongewild produkt
– En dus, zegt men, professioneel mislukt –
Maar doorgaand, in het stof des krijts, met leren.
Al wordt na jaren niet veel meer verwacht.
In lesgeven zijn wonderen verborgen:
Opeens verstaat een leerling soms je taal
Heb je bereikt wat je niet had gedacht,
In V4c, het derde uur op dinsdagmorgen:
Domweg gelukkig, in je klaslokaal.
van: Anna Maria
The Dapperstraat
translated by Sakaama & Atmo, 1997
Leave nature to those empty or contented
And then: what’s left of nature in this land?
A little wood, the size of a postage stamp,
A hill, residences stuck onto it.
Give me the grey urban streets.
The water firmly held between brick moorings,
The clouds, so beautiful when framed
In attic windows, they drift along the sky.
Anything is a lot, when you expect so little
Life keeps its wonders hidden
To suddenly reveal them in a divine state.
I thought about all this,
Soaking wet, one drizzly morning,
Simply happy in the Dapperstraat.
Domweg dronken op de Prinsengracht
erg vrij naar J.C. Bloem
(Domweg gelukkig in de Dapperstraat)
natuur, ik heb het helemaal gehad
en dan: wat is natuur in deze stad
een eilandje met bomen en wat gras
gelegen in een grafelijke plas
een toekan op een winderige pier
een doek van Potter met een dooie stier
een koningspinquïn in een schimmenrijk
twee turkse tortels in de Schilderswijk
een ooievaar op heel erg hoge poten
een hennepkwekerij nog onbespoten
de laatste resten van des graven hage
en louche tuinlui met hun kettingzagen
een strand gelegen aan een zee van bier
een toren met een vale Zeeuwse gier
dit heb ik met mijn zatte kop bedacht
die late avond op de Prinsegracht
Aan J.C. BLoem
Ik liep, als gij, nooit in de Dapperstraat,
noch was gelukkig in een andre straat.
Vriend, wat wij beiden aan het leven vroegen
kregen wij nooit, zelfs niet in onze kroegen.
Jan van Nijlen (1884-1965)
Aan J.C. BLoem
Het duister doel waarvoor gij zegt te rijpen
vermoed ik wel: het is de milde troost
geschonken door uw woord aan wie ’t begrijpen
als ’t leed hen trof één maal of onverpoosd.
Dit is de gaaf aan weinigen gegeven:
dichter te zijn en bovendien een mens,
die aan de ontredderden die naast hem leven,
de hand reikt bij de moeielijke grens
die leed van wanhoop scheidt. En zij zijn velen,
die geen rust meer vindend in geen enkel bed,
die gij door de oude zang van de minstrelen
weer tot het licht en ’t leven hebt gered,
en die, hoezeer bezeerd, verzwakt, gewond,
de vrede vonden die gij zelf niet vondt.
Jan van Nijlen (1884-1965)
De Dappere Student
Werk is voor tevredenen of legen,
En dan: wat is nu werk nog in dit land?
Een luxegoed, zo las ik in de krant…
Een CAO, met ‘benefits’ omregen.
Geef mij de grauwe studie-bibliotheken,
De in readers vastgeklonken wetenschap,
Studentes, nooit zo schoon dan als ze, rap
Zich langs mijn tafel naar hun koffiebreak bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht,
Mijn studie houdt haar wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in mijn studievlijt
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Studerend (wèèr voor ORMO, overmorgen),
Edoch studentikoos gelukkig in tentamentijd.
;)
K van Baekel
De Kalverstraat
Cultuur is voor langharigen / de vorstin.
Maar sec: wat is cultuur nou in dit land?
Een eindje dijk, ter lengte van een strand,
Een kaashomp met wat vlaggetjes half erin.
Laat ons wezen ’t grauwe model-gezin,
Het uit d’arbeid geboren bondsverband,
Het voetvolk, nooit zo grijs dan als we, beland
Voor winkelruiten, tijd met geld verdoen – pin.
Niets is goed genoeg voor wie alles wil.
De bank geeft gul krediet bij lopend lenen
Tot de som, plots, blijvend in het rode staat.
Dat is ons kapitale standsverschil,
Hajewiet, met de staart tussen de benen,
Als wanstaltig vee, in de Kalverstraat.
Mark Iske
De Kalverstraat
(Vrij naar De Dapperstraat van J.C. Bloem)
Natuur, daar zit ik écht niet om verlegen
En ook de Dapperstraat boeit mij geen zier;
Cultuur en kunst en hergebruikt papier,
Daar heb ik van nature iets op tegen.
Geef mij het Monopoly der strategen;
Langs Af naar Station West voor je plezier,
Gevangenis bezoeken als vertier,
Of anders naar A. Kerkhof je bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht;
Een Kans- of Fondskaart houdt zijn lot verborgen
Voor elke armoedzaaier of magnaat.
Wat hebben we gespeeld bij dag en nacht
En vaak ook op een miezerige morgen,
Domweg gelukkig met de Kalverstraat.
(Wim Overgaag)
Paulus Potterstraat
De legen kom je aan de randen tegen
Waar stoffig op de schoorsteen prijkt:
‘Over mijn lijk naar de Schilderswijk’
Dat volk ervaart de rust als zegen
Maar zo niet ik, voor mij geen kassen
Hoewel ik van een dorpje ben
De stad niet echt van huis uit ken
Haal ‘k nu mijn lucht uit uitlaatgassen
Als kneuter ben ik afgemeld
Mijn teugen zijn steeds voller teugen
De stedeling hij kent geen maat
Tevreden heb ik vastgesteld
Ik deug niet en ik zal nooit deugen
Dom weg gelukkig, in de Potterstraat
(Adriaan Bontebal)
Dapperbridge
(vrij naar J.C. Bloem)
Het bridge is iets voor strebers en bejaarden!
En dan, wat is het bridge nog in ons land?
Een kort verslag in zaterdagse krant,
Van cracks die weer iets misten of wat klaarden.
Geef mij het, soms rumoerig, klaverjassen,
Met Rotterdams of Mokums variant,
Geliefd bij menig opgetogen kwant,
Die práten mag, als hij wil gaan of passen.
Soms gaat het fout, als je te veel verwacht.
Ook bridgen houdt zijn noodlot vaak verborgen,
Tot je zes down gaat, kwetsbaar, gedoubleerd.
Toch heb ik bij mij zelve overdacht:
Joh, maak je daaromtrent niet teveel zorgen;
Jouw fouten worden niet gepubliceerd!
(Wim Overgaag)
De poëzie-staat
maar wat is poëzie nog in dit land?
een stukje tekst gegrepen uit een krant
wat proza met veel witregels doorregen
geef mij de oude en vertrouwde wegen
van ritme in een melodieus verband
van zinnen waarin schoonheid staat gebrand
en taal die zich daar heim’lijk mag bewegen
van taal wordt echter weinig meer verwacht
ze houdt niet langer wonderen verborgen
wordt letterlijk en ongehoord verkracht
dit had ik bij mij zelve overdacht
tot ik zomaar op internet vanmorgen
(Anna Maria)
De Klagerstuin
De stad is voor onrustigen of snellen.
En dan: wat is een stad in Nederland?
Een bosje flats en hier en daar een pand
Dat nog van vroegerdagen kan vertellen.
Geef mij de huizen met de dakkapellen
Het door sloten knapverdeelde platteland,
De wei, zoveel groener dan de kamerplant
Die in de stad natuur denkt voor te stellen.
Hier is de rust waar ik immer naar zocht.
Hier voel ik mij ook eindelijk geborgen,
Al zit ik nog jarenlang in stof en puin.
“Aan deze plek raak ik voorgoed verknocht”
Dat denk ik, heus, bijna, iedere morgen.
Domweg gelukkig, in de Klagerstuin.
J.S. Minkema
Klagerstuin 134
1689 JX Zwaag
Cultuur is voor onnozele malloten
cultuur is voor onnozele malloten
en dan wat is cultuur nog in dit land
een snel gevulde kinderhand
met klodders verf en pepernoten
de lange leegte ik kan er niet tegen
de domheid die de wedstrijd won
het lamlendig geluier in de zon
het mierenneuken op te weinig wegen
ik had van dit leven meer verwacht
een homo ludens zonder zorgen
in schoonheid tot zijn volle recht
dit alles heb ik bij mijzelven overdacht
ik zag ons land op weg naar morgen
doodongelukkig op de laffe weg
freek de jonge
dapper street
(the nits)
give me the sombre city highroads
the clouds are framed by attic windows
those are the words I long to hear
but when I walk I keep my tears from falling
and if you don’t know where to go
you’re lost in a dead end street
the houses fall down every day
but maybe someday I’ll keep this house from falling
this is the street where I was living
this is the square where I was fighting
nobody fears the ball and chain
I feel the tears my memory lane is falling
and still I don’t know where to go
I’m lost in a misty town
no poetry in dead end street
they tear all the houses down
when you walk in Dapperstreet
when you live in Dapperstreet
now it rains on broken windows
the streets are always wet
through all the empty alleys wind blows
you’re never coming back
when you live in Dapperstreet
give me the sombre city highroads
the clouds are framed by attic windows
those are the words I long to hear
but when I walk I keep my tears from falling
and if you don’t know where to go
you’re lost in a misty town
no poetry in dead end street
they tear all the houses down
when you walk in Dapperstreet
when you live in Dapperstreet
now it rains on broken windows
the streets are always wet
through all the empty alleys wind blows
you’re never coming back
when you live in Dapperstreet
city crime one grey morning
blissfuly happy I’m walking
city crime one grey morning
blissfuly happy I’m walking
city crime one grey morning
blissfuly happy I’m walking
suddenly happy in Dapperstreet
(c) 1983 tekst en muziek: Henk Hofstede
De Dappermarkt
Cultuur is voor tevredenen en legen
En dan, wat is cultuur nog in dit land?
Men is cynisch, respectloos, intolerant
En grote ego’s werken elkaar tegen
Geef mij de dappere koopman en klant
Zij kruisen dagelijks elkaars wegen
Zwijgzaam of lachend, met branie, verlegen
Het zijn geen vrienden, toch is er een band
Haren gekroesd, in doek of geblondeerd
Men blijft beleefd, ook dicht op elkaars huid
Soms ontstaat door drukte een verkeersinfarct
De wereld in één straat, alom gewaardeerd
Vanmorgen bedacht ik: ik voel mij vrijuit
Hoopvol gelukkig op de Dappermarkt
Rop Janze uit Bovenkarspel
We kregen een gedicht toegestuurd door een lezer. Een klassieker onder de Nederlandse gedichten, van Bloem – Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Twee dagen later slaan we een bundel van Driek van Wissen open en lezen een fraaie reactie op datzelfde gedicht van Bloem. Daarom zet ik ze hier even onder elkaar.
Overigens is Driek van Wissen een van de leukste schrijvers die ik ken. Niet alleen zijn gedichten zijn erg leuk, ook zijn stukjes over taal zijn de moeite van het lezen meer dan waard.
Een paar dagen later kregen we nog wat variaties op datzelfde gedicht toegestuurd, van Nico Scheepmaker en Gerrit Komrij, dus voorwaar niet de minsten. Dat onderstreept uiteraard de klassieke status van het oorspronkelijke gedicht van Bloem.
En weer een paar dagen later kwamen er nog wat variaties binnen, die we erbij geplaatst hebben, met dank aan de inzenders. En zo loopt het al een tijdje door. Af en toe komt er weer een bij, dus het wordt een steeds gevarieerdere verzameling.
Ook Jan-SImon Minkema (bekend van de tv serie De Familie Knots, diverse gedichtenbundels, liedteksen en schrijver van verschillende kinderboeken en tv series/musicals) heeft een variatie geschreven, toegespitst op zijn eigen adres.
In december 2010 kwam de bijdrage van Freek de Jonge binnen (door hemzelf verstuurd).
En The Nits hadden in 1983 al een variatie gemaakt…
Begin augustus kwam de bijdrage van cabaretier Rop Janze, over dezelfde straat als in het gedicht, maar nu over de Dappermarkt. Het gedicht komt als lied op zijn cd “Lust & Bedrog” (verschijnt half oktober 2011)