Flippers (in vak-taal vinnen geheten) zijn van die dingen waarbij het lijkt alsof nog nooit iemand goed over de werking heeft nagedacht. Een reclame op de televisie slaat volgens mij de spijker op de kop. Het was allemaal toeval. Het zijn de meest onpraktische dingen die je maar kunt verzinnen. Toegegeven, je komt er in het water sneller mee vooruit dan zonder, maar…

Op het land zijn het echte ondingen. Lopen kun je er helemaal niet mee. Schuifelen gaat nog net. Als je er mee wilt lopen in het water dan wordt het probleem alleen maar erger. Er wordt dan ook aanbevolen om “achteruit te lopen” als je flippers aan hebt.
Om er mee te kunnen zwemmen moet je een stel spieren gebruiken die je normaal nauwelijks gebruikt. De stand van je voet moet je in het verlengde van je been zetten. Een soort van op spietsen lopen in het water. Je moet plat op het water gaan liggen en de gebruikelijke houding is met je gezicht naar beneden (anders zie je door je duikbril niets onder water. Vervolgens moet je je benen op en neer bewegen (grotendeels uit de heupen en voor een heel klein deel uit de knieën). Gevolg is dat je na de eerste zwempartij met flippers je kuitspieren volledig overspannen hebt.

Als je het rustig doet en je goed concentreert dan wil het na veel oefenen wel lukken. Maar tijdens dat oefenen kan er van alles mis gaan. Erg ineffectief wordt het als je met de flippers boven het water uit komt. Dat geeft wel een leuk klapper effect maar effectief is het bepaald niet. Het kost extra kracht en je komt minder snel vooruit. Je moet de flippers dus ten allen tijde onder water houden als je ze op en neer beweegt.
Als je je voeten niet gestrekt houdt krijg je al heel snel de neiging je knieën op te trekken en een soort fietsbeweging te gaan maken. Leuk om te zien maar het levert weinig voortgang.

Dan nog het sturen. Dat moet je met je lichaam doen. Probeer het maar niet met je benen want dat geeft een enorme overbelasting. Al met al heb je er haast een cursus voor nodig om het een beetje fatsoenlijk te leren.
Op de rug liggen gaat nog het beste als je het moet leren. Vergeet de duikbril in het begin dus maar, en ga eerst oefenen op je rug. Ga daarna over op de zijligging en als je dat redelijk beheerst kun je de buikligging gaan beoefenen.

Ik vraag mij af of er ooit wel eens goed gekeken is naar de werking van de vinnen. Het lijkt me een erg ineffectief middel. Dat zou toch beter moeten kunnen. De nieuwste vinding is een in het midden gedeelde vin. Bij de hele dure vinnen zitten er ook grote gaten in het vlak. Men zegt dat je met veel minder inspanning iedereen voorbij flippert met zulke vinnen. Dan moet je natuurlijk het flipperen wel beheersen anders is de vergelijking niet eerlijk. Zou die gedeelde flipper de eerste aanzet zijn tot een algehele verbetering van het flipperassortiment? Zo’n enorm vlak in het water op en neer bewegen kost naar mijn idee ook alleen maar een hoop energie en het rendement lijkt mij niet echt noemenswaardig. Een stromingsleerdeskundige zou zich hier eens flink in vast moeten bijten.

Als ik naar de vinnen van de vissen kijk dan zien die er ook niet uit als flippers.  Een beperking is natuurlijk wel dat wij van die rare benen hebben die zich slecht heen en weer laten bewegen.  Een walvis heeft echter ook een op en neer gaande staart en die staart lijkt ook niet op onze flippers. Nu is een walvis natuurlijk ook een zoogdier, en van zoogdieren kun je niet echt verwachten dat ze heel effectief kunnen zwemmen. Maar ik ben ervan overtuigd dat het beter kan als met de huidige flippers.
Volgens mij is de flipper gewoon nog niet af.

Als je kunt flipperen gaan we verder met de kunst van het onderwaterkijken.

Pieter Medema, 15 augustus 2004