Wat doet een mens die een poes kwijt is?

Hij gelooft eerst een aantal uren niet dat het echt zo is. Hij roept in de tuin. Hij kijkt hoopvol op bij elk geluid dat lijkt op een kattenluik dat wordt opengeduwd. Hij gaat in de deuropening met een vork op een blikje kattenvoer slaan. Hij denkt: als die hongerlap brokken wil, komt ze wel terug.

Als er dan weer een dag en een nacht voorbij zijn gegaan wordt het ernstig. Hij belt de dierenambulance (nee, geen aangereden witte siamezen gemeld), het asiel (gut, er zijn wel erg veel siamezen aan de wandel de laatste tijd, maar geen witte), en hij laat hem op de website van een behulpzame buurtgenoot zetten met noodkreet en een fotootje.

Ook gaat hij tranentrekkende briefjes maken om in de hele straat door de brievenbussen te doen. Inmiddels is de poes dan twee dagen weg en zijn de huisgenoten desperaat. Waar zoek je een kat? Wegge katten worden zelden weer gevonden, zo is de ervaring. Men bereidt zich voor op het ergste.

Op het moment dat de kinderen dan klaarstaan met een flinke stapel oproepen om te distribueren gaat de bel en staat een buurvrouw van tien huizen verderop aan de deur. ”Mis jij een kat?”, vraagt ze met een gezicht als een grafdelver. De poezeneigenaar schrikt zich een ongeluk. Doodgereden voor haar deur, gewurgd door een kattenhater, beschoten door een vandalenbuks?

Benauwd zegt ze erachteraan: ‘Mijn wasmachine deed het niet, en toen ik erachter keek zat daar een witte kat te blazen. Wij durven hem niet te pakken”. In gestrekte draf gaat de eigenaar naar de bijkeuken van de buurvrouw. Daar zit, onder het smeer en de spinnenwebben, zijn poes, zijn eigen, lieve poes. Geheel in de stress (domweg een huis ingelopen en er niet meer uit kunnen), maar alive and kicking. De baas roept zijn eigen onnavolgbare kattenroepje en daar komt ze aanlopen, staart omhoog, en met een ietwat beledigde uitstraling: ‘En waarom heeft dit zo lang geduurd, hè?’ .

Tien minuten later eet ze uit haar eigen bakje, alsof er niets gebeurd is.