• Wat heb je nodig bij een gevoelig oor? Koor!
  • Wat houdt Komrij bij zijn aars? Kaars!
  • Wat is voor een muis het mooiste aas? Kaas!
  • Hoe ontdek je een nieuw ras? Kras!
  • Hoe haal je hom er uit? Kuit!
  • Wat staat er voor die vieze ruit? Kruit!
  • Moeten we er echt om loten? Kloten!
  • Hoe het omhoog moet, Rik? Krik!
  • Als je niet aan een huis kunt raken? Kraken!
  • En waar je niet aan moet gaan ruiken? Kruiken!
  • Ken je de wedstrijd hanen raaien? Kraaien!
  • Wie zijn voor een Christen pas echte etters? Ketters!
  • Lekkere lijven? Klijven!
  • Hoe kun je een alcoholist goed lokken? Klokken!
  • Wat doet die meid als je gaat likken? Klikken!
  • Waar kom je door die erker? Kerker!
  • Wat krijg ik als ik verkeerd roep? Kroep!
  • Wie overreed die ever? Kever!
  • Duidt u mij euvel? Keuvel!
  • Je moet niet zo aaien… Kaaien!
  • Wat valt er van het koren af? Kaf!
  • Waarvandaan komt deze aap? Kaap!
  • Wat doet de chirurg met deze aderen? Kaderen!
  • Met een licht spraakgebrek zegt-ie oe. Koe!
  • Een eufemisme voor anaal? Kanaal!
  • Een enorme anjer? Kanjer!
  • Weet je wat die vogel at? Kat!
  • Een dronken egel? Kegel!
  • Wat leek een ei? Kei!
  • Zij kan het in diverse lagen. Klagen!
  • Hoe voelt ’s morgens vroeg een lam? Klam!
  • Hij valt steeds om, deze lamp. Klamp!
  • Wat wordt wat doffer met een lap? Klap!
  • Hij reageerde nogal lauw? Klauw!
  • Hij zat bij het kaarten te laveren? – Klaveren!
  • Wat doen we met intieme leden? Kleden!
  • Wat kunt u van die laatste leren? Kleren!
  • Hoe noem je bergbeklimmen in de letteren? Kletteren!
  • Loopt een binnenhuisarchitect steeds mee te leuren? Kleuren!
  • Wat deed hij met die liederen? Kliederen!
  • Hoe kun je metalen aan elkaar linken? Klinken!
  • Hoe noem je een overstekende lip? Klip!
  • Een klont samengebalde lompen? Klompen!
  • Bijna niet te zien door al het loof? Kloof!
  • Geeft na veel ellende weer wat lucht? Klucht!
  • Toen ze eindelijk open gingen zaten ze vol met luizen. Kluizen!
  • Hij was een hele oude nar. Knar!
  • Zijn neus zat verstopt, dus gebruikte hij zijn niesoor. Kniesoor!
  • Hij ging wel uit, maar op het nippertje. Knippertje.
  • Waarin bewaarde hij het offer? Koffer!
  • Waar lag de wielrenner op? Kop!
  • Ha, zijn de winkels al weer open? Kopen!
  • Deze muziek is echt oraal. Koraal!
  • Voel je je nu niet ietwat oud? Koud!
  • Ouwelijk? Kouwelijk!
  • Heeft zelden of nooit een raam? Kraam!
  • Schoot hij meteen in bij een ramp? Kramp!
  • Een knisperende rekel? Krekel!
  • Word ik bij elke domme regel? Kregel!
  • Een ietwat losse ring? Kring!
  • Wat kwam vroeger voor de roes? Kroes!
  • Ze wonen rot. Krot!
  • Zorgt voor veel ruis. Kruis!
  • Hij viel toen ze begonnen te rukken. Krukken!
  • Voor de jus gebruikten ze een uiltje. Kuiltje!
  • Drie eenden in een wak? Kwak!
  • Hij overleeft niet aan de wal. Kwal!
  • In het lab duurt het een weekje. Kweekje!
  • In Guantanamo Bay noemen ze het wellen. Kwellen!
  • Ach was hij maar wijlen. Kwijlen!
  • Een hele snelle wiek? Kwiek!
  • Lastig als je net je hoofd hebt laten wissen. Kwissen!
  • Gaat altijd op voor een gladde aal. Kaal!