Ik wou het even hebben over de Lord Lister-boekjes, die in de jaren-50 razend populair waren. Elke week verscheen er een nieuwe voor 40 cents, en ze werden gedrukt in Hasselt (België). Wie ze schreef? Dat is nergens te vinden. Ze zaten bij ons in ieder geval in de leesmap. De hoofdpersoon was Lord Lister (zijn alter ego heette Raffles, de gentleman-inbreker), altijd in gezelschap van zijn helper Charles Brand en zijn trouwe chauffeur James Henderson. Hij was niet alleen van adel, maar ook nog eens een uiterst bekwaam arts, en beschikte over een buitengewone lichaamskracht en een buitenwereldlijke koelbloedigheid en scherpzinnigheid. Het verhaalpatroon was simpel. Gedreven door ‘zucht naar avontuur’ kwam Raffles (een figuur die het midden hield tussen Sherlock Holmes, Zorro en Baantjer) in confrontatie met engerds als ‘De Moloch’, ‘Mad Pete’ of de bende van Het Kwade Oog.   Enige fragmenten uit zo’n krakkemikkig geschreven boekje:  

Raffles reed nooit uit in omstandigheden als deze zonder in zijn auto het eenvoudige instrument mede te nemen dat de mensen van de elektrische centrale met een eigenaardig maar een treffend juist woord ‘melker’ plegen te noemen. Het is eigenlijk niets anders dan een stel telefoonhoorns voorzien van goed geïsoleerde, korte draden, die met een klemschroef aan de telefoondraad kunnen worden verbonden, die op deze wijze ‘gemolken wordt’.   Hij tilde het lichaam voorzichtig op en dadelijk sloeg de vrouw haar ogen op, haar lippen begonnen te trillen, er verscheen een glans van oneindige dankbaarheid en liefde in haar ogen, en toen gleed er langzaam een heldere traan over haar doodsbleke wangen. ‘Nu heb ik niets meer te verlangen’. klonk het als een zucht over haar lippen. ”Ik ga nu sterven, John Raffles, waarom het nog langer geheim te houden? Ik houd van je. Ik sterf met vreugde, omdat ik je heb kunnen redden’. ‘Jij zult niet sterven. Ik sta het niet toe’, zei Raffles ernstig.  ”En ik heb een zware, zware taak te verrichten, een zware en moeilijke taak. En geen tedere gevoelens, voor wie ook, mogen mij daarvan afhouden’.   Langzaam verdween het wapen in het lichaam van de Bengalees, die zonder een kreet te slaken, de ogen in zijn laatste snik nog vol haat op zijn tegenstander gevestigd, levenloos ter aarde zonk. ‘Ziezo mylord, dat hebben we keurig opgeknapt,’ riep hij uit. ”Ik heb wel eens aangenamer werk verricht, maar men heeft niet altijd de keus nietwaar? En laten we nu maar gauw maken dat we wegkomen, want door het schieten zal de politie wel gealarmeerd zijn. De praam ligt nog steeds onder het raam gereed om ons naar de overzijde te brengen..’.  

 Van die dingen dus……..