een tijdmachine
Het simpele stoeltje dat je hier ziet is niet minder dan een tijdmachine. Die tijdmachine wordt in werking gezet door de spijltjes in de rugleuning.
Het stoeltje staat nu in mijn slaapkamer en wordt gebruikt om mijn kleren overheen te gooien als ik ga slapen. Vroeger stond het in de altijd schemerige achterkamer van mijn grootouders. Als ik mijn vingers tussen de spijltjes steek ben ik meteen weer het kind dat heel vroeger aan al die stoeltjes voelde bij welk stoeltje welke spijltjes los zaten. Bij het stoeltje dat ik uiteindelijk kreeg zitten ze allemaal los, en kun je ze met je vingers lekker rond laten draaien. Dat geeft een speciaal houten geluid, dat ook helemaal bij die achterkamer hoort.
Aan de tafel waar dit stoeltje vroeger bij hoorde, werd door de volwassenen op zondagmiddagen geklaverjast, terwijl wij, als kinderen, uit de la van diezelfde tafel, de twee op krantenpapier gedrukte oblong stripboekjes van Aram haalden om ze voor de zoveelste keer ademloos te lezen.
Mijn grootouders, de ouders van mijn vader, woonden in een klein boerderijtje buiten Wolder, een gehucht dat bij Maastricht hoorde, tegen de Belgische grens aan. Twee minuten lopen, en je was in België. Aan die kant van de grens stonden drie huizen waar Belgische gezinnen woonden, en ik herinner me de moeder die haar drie zoons riep als ze een boterham moesten komen eten: “Eivra, Nikkela, Zjerra, een boontram met troep kommen eite!” Iets verderop was er nog een ruïne van een verbrand huis waar volgens de verhalen ooit iemand vermoord was, en nog iets verder was het Albertkanaal.
Dat simpele stoeltje roept ongemerkt nog veel meer herinneringen op, van de schurftige hond Sjonnie die altijd voor op het stoepje lag, van een paard, van de lange smalle boomgaard die achter de boerderij tegen de heuvel lag, en de paaseieren die we daar met alle andere kleinkinderen zochten. En de waterput voor het huis waar altijd een mok water bij moest staan omdat je anders het water niet uit de put kon krijgen.
Maar het stoeltje brengt me vooral meteen terug in die schemerige achterkamer en de grote woonkeuken met de enorme kacheloven, de worsten die aan het plafond hingen te roken en mijn grootmoeder die met een groot scherp broodmes een groot rond brood voor haar borst aan flinterdunne plakken sneed.